Staartmees

30-04-2017_WMN8146-bewerkt 30-04-2017_WMN8264

Staartmees

De staartmees (Aegithalos caudatus) is een zangvogel uit de familie staartmezen (Aegithalidae). Hij behoort niet tot de familie van echte mezen (Paridae); staartmezen vormen een eigen familie.

Uiterlijke kenmerken

Een volwassen staartmees heeft een totale lengte van 13 tot 16 centimeter, inclusief de lange, smalle staart van 6 tot 10 centimeter. De vleugelspanwijdte is 16 tot 19 centimeter, wat relatief klein is voor een zangvogel. Hij heeft een rond lichaam, een korte, stompe snavel en lange, slanke poten. De donkere ogen zijn bij sommige vogels omrand met een felgekleurde oogring.

De staartmees dankt zijn pluizig uiterlijk aan zijn veren die hij meestal opgezet heeft. De vogels hebben een witte streep over de gehele lengte van de staart. Het verenkleed aan de bovenzijde is zwart en wit en aan de onderzijde wit. Veel ondersoorten hebben bovendien roze en/of grijze tinten over het hele verenkleed. Over de gehele lengte van de staart loopt een witte streep. Er bestaan veel geografische variaties in het kleurpatroon en sommige ondersoorten als A. c. caudatus en A. c. japonicus hebben een geheel witte kop, terwijl andere soorten een grijze tekening op de kop hebben. In gebieden als Noord-Europa krijgen koppels van verschillende ondersoorten regelmatig gemengd gekleurde nakomelingen.

Het kleed van geslachten is gelijk. Jonge vogels ondergaan voor hun eerste winter een complete rui die leidt tot het volwassen verenpak.

Gedrag en levenswijze

Staartmezen leven doorgaans in groepen met een hechte sociale structuur. De grenzen van hun voedselterritorium wordt door de groep verdedigt tegen andere soortgenoten. Buiten het broedseizoen vormen staartmezen groepen van drie tot zestig vogels.

In het voorjaar bakenen de staartmezen hun territorium af en trachten ze indringers buiten te houden. Als ramen (of autospiegels) een spiegelbeeld weerkaatsen, is het mogelijk dat staartmezen wekenlang gedurende lange tijd tegen het raam komen fladderen of pikken om de vermeende indringer af te houden.

Voeding

De staartmees voedt zich voornamelijk met insecten en andere ongewervelde dieren. Hij is erg actief tijdens het foerageren en hangt vaak ondersteboven aan twijgen om bij zijn prooi te kunnen komen. Soms hangt de staartmees aan één poot om met het andere verder te kunnen reiken. Het is niet bekend of ze voedsel opslaan.

Communicatie

Staartmezen in een kolonie houden contact met elkaar door zachte klikgeluiden en korte trillers, zoals een hoog herhaald tzie-tzie en een scherp tsierr.[2] Het lied bestaat uit een verzameling van diverse contactgeluiden.

Voortplanting

Jonge staartmezen

Het nest is een ingewikkelde bal met een opening aan de bovenzijde en wordt gemaakt van zachte materialen als veren en spinrag. Koppels zijn monogaam en worden bij het broeden vaak bijgestaan door andere volwassen vogels uit de kolonie die geen eigen broedsel hebben of waarvan deze is mislukt. Een broedende staartmees moet zijn staart over zijn rug leggen als hij op de eitjes zit. Het legsel bestaat uit acht tot twaalf witte of roze eieren met rode vlekjes en stippen.

Taxonomie

Aanvankelijk werden de staartmees en verwanten geplaatst in het geslacht Parus van de familie mezen (Paridae), maar ze verschillen in diverse aspecten, zoals hun nestbouw en de vroege rui van de juvenielen. Ook phylogenetische studies wezen uit dat het DNA voldoende verschilt om te spreken van een afzonderlijke familie: de staartmezen (Aegithalidae).

Staartmees is tevens een verzamelnaam van allerlei moeilijk te herkennen ondersoorten, die een behoorlijk complexe groep vormen. In Nederland komt de ondersoort europaeus voor, die een samenraapsel is van vogels met een grote variatie in verenkleed. Van witkoppig (de zogenaamde witkoppige staartmezen) tot donkerkoppig (de vogels die standaard in de boekjes zijn afgebeeld). Deze verzamelgroep komt voor in het grootste deel van Europa. Andere ondersoorten die gevonden kunnen worden in Europa zijn de rosaseus in Engeland, Ierland en Schotland, de caudatus van Scandinavië tot noordelijk Japan, irbii uit Spanje en taiti uit Frankrijk/Spanje (waarschijnlijk een overgangsvorm tussen europaeus en irbii), verder komen in Turkije en omgeving nog tephronotus en alpinus voor waarbij met name de eerste waarschijnlijk weer een overgangsvorm is net zoals de major.

De vage ondersoorten (waarschijnlijk onderdeel van de europaeus groep); aremoricus van Frankrijk, italiae uit Italië, macedonicus van de Balkan en de tauricus van De Krim vallen allemaal qua variatie prima binnen europaeus groep.

Verspreiding en leefgebied

De staartmees komt voor in Europa en Azië in bosrijke omgevingen, in struikgewas, op bouwland en soms in parken en tuinen.

De soort telt 17 ondersoorten:

  • A. c. caudatus: van noordelijk en oostelijk Europa tot oostelijk Siberië, Japan en Korea.
  • A. c. rosaceus: de Britse Eilanden.
  • A. c. europaeus: van noordoostelijk Frankrijk en Duitsland tot noordelijk Italië en Turkije.
  • A. c. aremoricus: westelijk Frankrijk.
  • A. c. taiti: van zuidwestelijk en zuidelijk Frankrijk tot centraal Spanje en Portugal.
  • A. c. irbii: zuidelijk Spanje en Portugal en Corsica.
  • A. c. italiae: centraal en zuidelijk Italië en zuidwestelijk Slovenië.
  • A. c. siculus: Sicilië.
  • A. c. macedonicus: van Albanië en Griekenland tot Bulgarije en noordwestelijk Turkije.
  • A. c. tephronotus: van oostelijk Griekenland tot centraal Turkije, noordelijk Irak en Syrië.
  • A. c. tauricus: het Krimschiereiland.
  • A. c. major: noordoostelijk Turkije en de Kaukasus.
  • A. c. alpinus: zuidoostelijk Azerbeidzjan, noordelijk Iran en zuidwestelijk Turkmenistan.
  • A. c. passekii: zuidoostelijk Turkije en zuidwestelijk Iran.
  • A. c. trivirgatus: centraal Japan.
  • A. c. kiusiuensis: zuidelijk Japan.
  • A. c. magnus: centraal en zuidelijk Korea, Tsushima.

 

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

Reacties

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *