Vogels

Winterkoninkje

31-10-2015Winterkoning

31-10-2015

Winterkoning in bad

De winterkoning of vaak winterkoninkje (Troglodytes troglodytes) is de enige Europese winterkoningsoort.

Kenmerken

Het is een klein gedrongen, zandbruin vogeltje van bijna tien centimeter met een opgewipt staartje. Zijn zang is helder, met vibrerende scherpe trillers. De lichaamslengte bedraagt 9 tot 10 cm.[2]

Winterkoning (T. t. fumigatus, de ondersoort van de Zuid-Koerilen, Sachalin en Japan.

Leefwijze

Winterkoninkjes eten voornamelijk insecten en spinnen.

Voortplanting

Ze kunnen tot drie nesten per jaar hebben, met vijf à acht jongen per nest. Deze nesten worden in het voorjaar door het mannetje gemaakt, in heggen, struiken en takkenbossen op een hoogte van ongeveer een meter boven de grond. Hij maakt er meestal ook meerdere per territorium.

interkoninkje (Troglodytes troglodytes) is de enige Europese winterkoningsoort.

Verspreiding en leefgebied

Hij behoort tot een familie waarvan alle andere soorten uitsluitend in Amerika voorkomen. De (gewone) winterkoning komt voor in grote delen van Noord-Amerika en verder in Europa (inclusief IJsland), Azië en Noord-Afrika. Binnen dit gebied worden 29 ondersoorten onderscheiden.

De soort telt 29 ondersoorten:

De winterkoning heeft zich aangepast aan zowel bosrijke als open gebieden zoals boomloze eilanden. Verder broedt de vogel in parken en tuinen. Belangrijk is dat zich ergens dichte struwelen bevinden zoals heggen, braamstruiken of dichte vegetaties bij water. De winterkoning is in Nederland en België een van de meest algemene vogelsoorten.

Status

De winterkoning heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) uiterst gering. De grootte van de populatie werd in 2004 geschat op 40 miljoen individuen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de winterkoning als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.

(Tekst bron: wikipedia.org)

Bron ( http://wmnatuurfotografie.nl )

 

Vuurgoudhaantje

23-10-2015

Vuurgoudhaantje

23-10-2015

Vuurgoudhaantje 1

De vuurgoudhaan (meestal vanwege zijn formaat het vuurgoudhaantje genaamd) (Regulus ignicapilla) is een zangvogel uit de familie van Regulidae.

Kenmerken

Het vuurgoudhaantje wordt 9 tot 10 cm groot en is iets groter dan het nauw verwante goudhaantje dat de kleinste Europese vogelsoort is. De vuurgoudhaan lijkt sterk op de goudhaan. Opmerkelijke verschillen zijn de witte oogstreep en een ander geluid. Het verenkleed heeft een grijsgroene bovenzijde, een lichtgrijze onderzijde en een zwarte en witte oogstreep. Het vrouwtje heeft een gele kruin, het mannetje een oranje kruin, waaromheen zich een zwarte band bevindt.

Voortplanting

Het legsel bestaat meestal uit zeven tot tien roze eieren met roodbruine vlekjes, die in een stevig kogelvormig nest met een opening aan de bovenzijde worden gelegd. Het vrouwtje broedt tweemaal per jaar.

Verspreiding en leefgebied

In een groot deel van Europa komen vuurgoudhaantjes vooral in de zomer voor. Ze overwinteren aan de Zuidwest-Europa en westelijk Middellandse Zeegebied (zie kaartje). Het is een vogel van zowel loofbos als gemengd naald- en loofbos.

De soort telt 4 ondersoorten:

Status

De vuurgoudhaan heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie in Europa (waar meer dan 95% van de wereldpopulatie broedt) wordt geschat op 3,3 tot 6,7 miljoen broedpaartjes. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de vuurgoudhaan als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.

Voorkomen in Nederland

De vuurgoudhaan is een vrij talrijke broedvogel in de bossen op de zandgronden in het midden, zuiden en noordoosten van Nederland. Het aantalsverloop van de vuurgoudhaan vertoont een grillig verloop. Koude winters hebben een negatief effect, maar daarna treedt meestal weer herstel op. Tussen 2001 en 2011 daalde echter het aantal broedparen met meer dan 5% per jaar.

(Tekst bron: wikipedia.org)

(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)

 

Goudhaantje

23-10-2015Goudhaantje 1

23-10-2015

Goudhaantje 2

23-10-2015

Goudhaantje 3

Goudhaantje 09-11-2014

Goudhaantje 1

09-11-2014

Goudhaantje 2 09-11-2014

Goudhaantje 3 09-11-2014

 

Goudhaantje 09-11-2014

Goudhaantje4

De goudhaan (meestal vanwege zijn formaat het goudhaantje genaamd) (Regulus regulus) is een zangvogel uit de familie van Regulidae.

Het goudhaantje wordt slechts 8,5 cm groot, bij een gewicht van 4 tot 7 gram. Daarmee is deze vogel, samen met het nauw verwante vuurgoudhaantje de kleinste Europese vogelsoort.

De vogel heeft een tere snavel met een neusopening, die bedekt is met veerborstels. Het bruingrijsgroene verenkleed is heel dicht, met een zwart omzoomde kruinstreep, die bij het mannetje meer oranje en bij het wijfje geel is.

Het met haren en veertjes beklede komvormige nest wordt aan de rand min of meer dichtgetrokken om de warmte binnen te houden. Het legsel bestaat uit 7 tot 11 witte, grijsgewolkte eitjes, die in 12 tot 16 dagen uitgebroed worden. Een goudhaan leeft gemiddeld 8 maanden en plant zich in deze korte tijd twee keer voort.

Status

Deze kleine vogel heeft een enorm groot verspreidingsgebied dat reikt van de Britse Eilanden dwars door de naaldhoutgordel door Azië tot aan Japan; daardoor is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd. Voor Europa wordt het aantal geschat op 30 tot 60 duizend volwassen vogels. De aantallen gaan achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat het goudhaantje als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.

Voorkomen in de Lage Landen

In Nederland en België komen goudhaantjes het gehele jaar voor. De aantallen die in de winter in Nederland waargenomen worden, vertonen sinds 1990 een geleidelijk afnemende trend van meer dan 5% per jaar. Met de broedvogels ging het tot ongeveer 2005 steeds beter, maar daarna daalden de aantallen, ook met meer dan 5% per jaar.

(Tekst bron: wikipedia.org)

(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)

Keepvink

23-10-2015Keep

De eerste Keep is gemaakt op 15-12-2013 te Someren.

Keep

De onderste Keep is gemaakt op 09-02-2013 bij een bevriende fotograaf vanuit zij schuilhut in Nistelrode.

Keepvink, wmnatuurfotografie.nl

 

 

 

Keep

Overige namen
Brambling, Fringilla montifringilla
Orde
Passeriformes
Familie
Vinken (Fringillidae)
Status
Jaargast. Uiterst schaarse broedvogel; zomergast in zeer klein aantal; doortrekker en wintergast in (zeer) groot aantal
Rode Lijst
Nee

Informatie

Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van ‘onze gewone’ vink. In Nederland broeden jaarlijks enkele kepen, maar om meer dan drie tot vijf paren lijkt het niet te gaan. Hoe anders is het in Fenno-Scandinavië, waar de keep een van de meest talrijke broedvogel is. Daar echter ontbreekt de ‘gewone’ vink weer bijna helemaal. In de winter verblijven grote aantallen Scandinavische kepen in Nederland. De zang van de keep is vol van dissonanten en andere onplezierig klinkende tonen, en lijkt wel wat op de zang van de groenling. Vinken en kepen houden zich ’s winters vaak op in gemengde groepen. Ze kunnen gemakkelijk worden waargenomen in beukenbossen, waar ze de afgevallen beukenootjes eten. Ze zijn net zo groot als de vink, maar hebben een witte bovenstaart en veel meer oranje in het verenkleed. Bij het opvliegen is de witte stuit erg opvallend.

 

Algemeen

Overige namen
Brambling , Fringilla montifringilla
Orde
Passeriformes
Familie
Vinken (Fringillidae)
Status
Jaargast. Uiterst schaarse broedvogel; zomergast in zeer klein aantal; doortrekker en wintergast in (zeer) groot aantal
Europese verspreiding
Kepen broeden vrijwel uitsluitend in Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland. Oostwaards komen ze voor tot aan Moskou, de zuidgrens van het verspreidingsgebied wordt gevormd door Nederland, Denemarken en de Baltische Staten. Langs deze zuidgrens wordt nauwelijks nog gebroed, maar in de winter zijn kepen er talrijk.

Leefomgeving en voedsel

Biotoop
Bos, park en tuin
Voedsel- en broedbiotoop
De broedgebieden van kepen zijn meestal gemengde bosen en de randen van naaldbossen. Het nest wordt in een boom gemaakt, meestal op vrij lage hoogte (tot 9 meter maar meestal veel lager). Het nest is een diepe, goed gevoerde kom van mos, gras, haren en spinnenwebben. In de winter kunnen kepen vooral gevonden worden op akkers langs bosranden, beukenbossen en parken met beukenbomen. De zaden van de beuk vormen een van de belangrijkste voedselbronnen voor deze vinkachtige.
Voedsel
In de zomer worden insecten en zaden gegeten, ’s winters uitsluitend zaden (o.a. beukennootjes)

Broeden

Broedperiode
Vanaf medio mei in het zuiden, vanaf begin juli in het noorden
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
Eén, soms twee legsels per jaar
Aantal eieren
5 – 7, soms 4 – 8

Vogeltrek

Overwinteringsgebied
Het overwinteringsgebied van kepen strekt zich uit van het zuiden van Fenno-Scandinavië tot aan het Middellandse Zeegebied.
(Tekst bron: vogelbescherming Nederland)(bron: http://wmnatuurfotografie.nl

 

Nachtzwaluw

De eerste drie foto’s heb ik in het donker handmatig scherp moeten stellen. Bij de eerste foto had ik de scherpte op de tak staan waardoor de scherpte niet op het oog is. Toch wil ik deze foto plaatsen omdat hij voor mij bijzonder is.

De opnames zijn gemaakt met een losse flitslamp en de vaste flitser op de camera.

03-08-2015

22.30uur

Nachtzwaluw 7

03-08-2015

22.30uur

Nachtzwaluw6

03-08-2015

22.30uur

Nachtzwaluw 5

Nachtzwaluw met de ogen open.

01-07-2015 07.00uur

Nachtzwaluw 1

 

01-07-2015 08.00uur

Nachtzwaluw 2

 

01-07-2015 07.45uur

Nachtzwaluw 3

 

01-07-2015 07.30uur

Nachtzwaluw 4

Nzwaluw met twee jongen.

15-07-2011Nachtzwaluw

 

Als je goed zoekt zie je de Nachtzwaluw met twee jongen.

De nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) is een vogel uit de familie van de nachtzwaluwen (Caprimulgidae). De soort is overigens met de zwaluwen noch met de gierzwaluwen verwant.

De zwaluw is onder verschillende namen bekend. De meest gebruikte alternatieve naam, die ook in veel andere talen is terug te vinden, is geitenmelker, wat ook de letterlijke betekenis is van de Latijnse naam Caprimulgus.

Afmetingen

De nachtzwaluw wordt ongeveer 26 tot 28 cm lang. De spanwijdte is ongeveer 53 tot 61 cm lang.

Verenkleed

Het verenkleed van een volwassen zwaluw is grijzig en kastanjebruin gestreept. De onderzijde. Witte vlekjes op de handpennen en witte uiteinden van de staartveren zijn kenmerkend voor het mannetje. Bij jonge mannetjes zijn deze vaalgeel. De snavel is zwart en de poten roodbruin.

Het enigszins bonte verenkleed vertoont overeenkomsten met dat van de draaihals. De grote bek en de lange vleugels doen denken aan een gierzwaluw. De nachtelijke gedragingen en het zachte donzige verenkleed lijken dan weer wat op uilen.

Zang en gedrag

De nachtzwaluw is een schemeractieve vogel. Zijn zang is een bevreemdend, trillend geluid. Het is dermate typisch dat het de makkelijkste manier is om een nachtzwaluw te ontdekken; je moet vooral goed luisteren. Het is een enigszins mechanisch getril, van variabele intensiteit, dat hij na zonsondergang zittend vanaf een uitkijkpost ten gehore brengt. In de vlucht heeft de nachtzwaluw een zachte maar scherpe roep, die regelmatig herhaald wordt om contact te leggen met soortgenoten.

De nzwaluw vliegt vooral in het donker, waarbij de vlucht geruisloos en mot-achtig is. Overdag ligt de vogel stil op de grond en vertrouwt hij op zijn verenkleed met schutkleuren als camouflage. Hierdoor is de soort moeilijk te zien en moet men geluk of de juiste kennis hebben om er een waar te nemen.

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

Dodaars

Twee jonge dodaarsjes in het avondlicht.

06-07-2015Dodaars jongen

De jongen kruipen onder het verenkleed van mama.

06-07-2015Dodaars m en d

 

Moeder die twee jonge onder haar verenkleed draagt.

06-07-2015Dodaars met jong

 

Mama die haar jonge voert.

06-07-2015Dodaarsje voerend

 

Twee jonge dodaarsjes in het avondlicht.

06-07-2015Dodaarsjes

 

Dodaars 1

 

18-10-2014

Dodaars

17-10-2014

Dodaars

17-10-2014  Dodaars

Dodaars

 

Dodaars

 

De dodaars (Tachybaptus ruficollis) is een watervogel uit de familie van de futen (Podicipedidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1764 door Pallas. Met zijn 23 tot 29 cm is het de kleinste fuut van Europa en een van de kleinste futen ter wereld. Ondanks dat het een vrij algemene soort is, wordt hij door zijn schuwe levensstijl zelden gezien.

Kenmerken

De dodaars is een kleine, gedrongen watervogel, kleiner dan een waterhoen. Hij is te herkennen aan het vuilwitte ‘poederdons’ op het achterlichaam, waaraan het dier zijn naam (“dodde-aars”) te danken heeft. De dodaars is de kleinste fuut van Europa. Hij onderscheidt zich daarnaast van de andere Europese futen door zijn compactere uiterlijk, met rondere kop en kortere hals. De snavel is zeer klein en recht. Het staartje is zeer klein.

Mannetje en vrouwtje zijn in uiterlijk niet van elkaar te onderscheiden. De snavel is zwart met een lichte punt. In de mondhoek bevindt zich een opvallende vlek, die in de zomer opvallend groengeel van kleur is, ’s winters lichter. Tijdens de vlucht is geen wit te zien op de vleugels. De ogen zijn roodbruin van kleur, de poten groen. Het zomerkleed is donkerbruin met een kastanjebruine oorstreek en voorhals. De kruin is zwart. Het winterkleed is een valig geelbruine (“kurken”) oorstreek en voorhals met een lichtere nek en wangen en een donkere kruin. Het juveniele kleed lijkt op het adulte winterkleed, maar heeft een roodbruine tint op de borst en hals, korte donkere strepen achter en onder het oog en een geelroze snavelbasis. In het eerste winterkleed kan een vage streep worden gezien onder het oog. De rui valt in oktober en november. Doordat de slagpennen in een keer gewisseld worden, kunnen de vogels dan tijdelijk niet vliegen.

De dodaars wordt 23 tot 29 cm lang en 125 tot 225 gram zwaar. De vleugelspanwijdte is 40 tot 45 cm.

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

 

 

ZangLijster

ZangLijster

21-02-2015

Grote lijster

 

 Zang lijster

De zanglijster (Turdus philomelos) is een zangvogel uit de familie lijsters (Turdidae).

Kenmerken

Zanglijsters lijken veel op de grote lijster (Turdus viscivorus), maar ze zijn kleiner; de zanglijster heeft een lengte van ongeveer 23 cm en heeft een spanwijdte van 33 tot 36 cm. De zanglijster is ook kleiner dan een merel (Turdus merula), die ongeveer 24 cm meet. Een zanglijster weegt tussen de 70 en 90 gram.

De rug van de zanglijster is effen donkerbruin tot olijfbruin (die van de grote lijster is grijs-bruin). De bovenkant van de vleugels van de zanglijster zijn effen bruin met vaal witte uiteinden. De onderkant is vaal oranje-beige. De staart is vrij kort.

De buik van de lijster is wit met V-vormige bruinzwarte vlekken. De onderzijde is bruin-okergeel aan de flanken. De poten zijn oranje-roze.

De zanglijster heeft een vale witte ring rond het oog en strepen onder de wangen. De snavel is zwart-grijs en aan het begin bij de kop geel met zwarte snorharen.

Er is nauwelijks verschil tussen de geslachten van de zanglijster.

De zanglijster heeft een gemiddelde levensduur van 5 jaar.

Vlucht

De vlucht naar de volgende schuilplaats is meestal laag. In de hogere vlucht heeft de zanglijster een onregelmatige vleugelslag met rukkende bewegingen.

Zang

De zang is luid en zeer gevarieerd, levendig en vol. Het is vaak een piepende en schrille waterval van noten met weinig korte pauzes met strofen die 2 tot 4 keer herhaald worden. De zanglijster begint ’s ochtends tijdens de schemering met zingen. ’s Avonds zingt hij tot het donker wordt. De zanglijster zingt vanaf een hoog punt, bijvoorbeeld in een boomtop of op een dak. Al in januari zijn de zanglijsters te horen.

Voortplanting

Het nest maakt de zanglijster laag in dichtbegroeide boom, heg of struik, zoals in een klimop. Het nest bestaat uit takjes en is van binnen bepleisterd met klei en vermolmd hout. De bekleding bestaat uit mos en/of gras. De zanglijster legt 3 tot 6 eieren, lichtblauw (turkooisachtig) met enkele zwarte vlekken. Er zijn 1 tot 3 legsels per jaar gedurende de maanden maart t/m juli.

Voedsel

De zanglijster eet slakken (witgerande tuinslak), insecten, pissebedden, duizendpoten en wormen. Typisch voor de zanglijster is het stuk slaan van slakkenhuizen op een vaste plek ‘de smidse’, om zo bij het malse slakkenvlees te komen.

Hij springt en rent over het gras om zijn prooi te vangen. Soms staat de zanglijster met zijn kop schuin te turen in het gras om vervolgens een worm uit te grond te trekken. Ook bessen zoals de lijsterbes en fruit (appels) staan op het menu, met name in de winter. Voederhuisjes bezoekt de zanglijster niet graag.

Verspreiding en habitat

Zanglijsters komen in Nederland en België het hele jaar voor. Zanglijsters uit het noorden overwinteren in West- en Zuid-Europa. De Nederlandse zanglijsters overwinteren in Frankrijk en Engeland. In het najaar trekken ze gedurende de nacht met weinig geluid naar deze overwinteringsgebieden.

De soort telt 4 ondersoorten:

Zanglijsters leven met name in gebied met waar ze beschutting vinden van bomen en dichte heggen, zoals gemengde en loofbossen, parken of tuinen met open plekken voor het zoeken van voedsel.

 

(Tekst bron: wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

 

 

Witoogeend

07-02-2015

Witoogeend vrouwtje

Witoog eend

De witoogeend (Aythya nyroca) is een vogel uit de familie van Anatidae (Zwanen, ganzen en eenden).

Kenmerken

Omschrijving

De witoogeend is een kleine eend met een warme, roodbruine kleur. De vogel dankt de naam aan de witte iris van het mannetje. Het vrouwtje heeft een bruine iris en heeft bovendien een valer verenkleed. De onderstaart van zowel het mannetje als het vrouwtje is duidelijk wit van kleur. In de vlucht is er een brede, witte vleugelstreep zichtbaar, die doorloopt tot in de punt.

Op veel plaatsen in Europa is de witoogeend tegenwoordig verdwenen. Broeden doet de vogel in Zuidoost-Europa op kleine meertjes met voldoende vegetatie. In Nederland is de witoogeend een dwaalgast, die zich voornamelijk in de winter solitair of soms in kleine groepjes laat zien.

Een volwassen exemplaar is ongeveer 40 centimeter groot en is daarmee iets kleiner dan de kuifeend. Het verenkleed van de woerd is aan de bovenzijde zwart. Tevens heeft de vogel witte ogen en een roodbruine kop, hals, borst en flanken. Onder de staart zit een zwarte vlek. Het vrouwtje is doffer roodbruin met een witte vlek onder de staart.

Leefwijze

Het voedsel bestaat uit water- en moerasplanten, maar ook uit kleine waterdieren.

Voortplanting

Het legsel bestaat uit zes tot elf licht geelbruine eieren, die door het vrouwtje gedurende 26 dagen worden bebroed.

Verspreiding en leefgebied

Deze soort komt voor van westelijk Europa en noordwestelijk Afrika tot centraal Azië in moerassen en op zoete wateren met een dichte oeverbegroeiing.

 

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

Kleine zilverreiger

Kleine zilverreiger bij de schouwense inlage te zeeland

11-01-2015

 

Kleine zilverreiger

 

Kleine zilverreiger bij de schouwense inlage te zeeland

11-01-2015

Kleine zilverreiger

De kleine zilverreiger (Egretta garzetta) is een witte vogel uit de familie der reigers. Het is in Nederland en Vlaanderen een broedvogel in zeer klein, maar toenemend aantal.

Uiterlijke kenmerken

De kleine zilverreiger zit qua formaat in tussen de kwak en de ralreiger. De vogel heeft zwarte poten met gele tenen en een lange witte kuif (in de zomer). De kleine zilverreiger is 55-65 cm lang en heeft een spanwijdte van 88 tot 106 cm. Hij lijkt erg op de grote zilverreiger, maar die is gemiddeld 30 cm langer (90 cm, spanwijdte 150 cm, zo groot als een blauwe reiger), heeft zwarte tenen en in de zomer is de snavel van de grote zilverreiger geel.

Uiterlijke kenmerken

De kleine zilverreiger zit qua formaat in tussen de kwak en de ralreiger. De vogel heeft zwarte poten met gele tenen en een lange witte kuif (in de zomer). De kleine zilverreiger is 55-65 cm lang en heeft een spanwijdte van 88 tot 106 cm. Hij lijkt erg op de grote zilverreiger, maar die is gemiddeld 30 cm langer (90 cm, spanwijdte 150 cm, zo groot als een blauwe reiger), heeft zwarte tenen en in de zomer is de snavel van de grote zilverreiger geel.

Leefwijze

Het voedsel bestaat uit vissen, insecten, weekdieren en kikkers.

Verspreiding en leefgebied

De kleine zilverreiger heeft een zeer groot verspreidingsgebied. De IOC World Bird List onderscheidt hierbinnen twee ondersoorten.

Het is een vogel van draslanden zoals lagunes, meren, plassen en rivieren. De vogel broedt in dicht moerasbos, vaak in gezelschap van andere reigers en andere watervogels. Net zoals de in Nederland veel geziene reiger, komt de kleine zilverreiger in een land als Japan veel voor in stedelijk gebied. De vogel is ook weinig schuw.

Voorkomen in Nederland en Vlaanderen

Volgens bronnen uit de 14de eeuw zou de kleine zilverreiger toen in Nederland voorkomen. In de 20ste eeuw was het tot 1980 een uiterst zeldzame vogel. Het eerste broedgeval was in 1979 in de Oostvaardersplassen. Een tweede broedpoging was in 1994 op Voorne. Daarna nam het aantal broedvogels snel toe. Volgens SOVON waren er in 2007 ca. 130 broedvogels op 14 verschillende locaties. Verder is de zilverreiger een doortrekker in zeer klein aantal en in nog kleiner aantal overwinteraar, vooral in Zeeland en de rest van het Deltagebied.

Omdat het aantal broedvogels nog steeds betrekkelijk klein is, is de kleine zilverreiger in 2004 als gevoelig op de Nederlandse rode lijst gezet. De soort staat ook op de Vlaamse rode lijst, maar dan als zeldzaam. Verder valt hij onder het AEWA-verdrag.

Status (mondiaal)

De kleine zilverreiger heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) uiterst gering. De grootte van de populatie wordt geschat op 640.000 tot 3,1 miljoen individuen en dit aantal stijgt nog. Om deze redenen staat de kleine zilverreiger als niet bedreigd op de internationale rode lijst van de IUCN.

Madagaskarzilverreiger

Over het aantal soorten dat binnen het geslacht Egretta kan worden onderscheiden, heerst geen consensus. De taxonomische werkgroep van BirdLife International hief in 2009 het onderscheid op tussen de madagaskarzilverreiger (Egretta dimorpha) en de kleine zilvereiger, terwijl de IOC World Bird List dit als een aparte soort blijft beschouwen.

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

 

Goudvink

Goudvink mannen

29-12-2014

Goudvinken

Goudvink man.

28-12-2014

Goudvink man

Goudvink man.

28-12-2014

Goudvinken

 

Goudvink man.

28-12-2014Goudvink man

 

14-12-2014Goudvink pop

 

07-12-12

Net afgewerkt en vlug naar de golfbaan in Geldrop om daar de Pestvogel op de foto te zetten. Plots zaten er twee goudvinken voor me, dit was voor mij de eerste keer dat ik deze zag. Hierboven het vrouwtje dat je makkelijk kunt herkennen aan de kleur. Hieronder het mannetje.

Goudvink man

 

Goudvink pop. Zoals je ziet is er een groot kleurverschil tussen beide.

Goudvink pop

De goudvink (Pyrrhula pyrrhula) is een stevige vink (orde der zangvogels), met een ‘stierennek’ (Engels: ‘Bullfinch’), die ondanks zijn opvallende uiterlijk vaak over het hoofd wordt gezien, omdat hij zo schuw is en zo’n verborgen leven leidt.
De goudvink wordt wel als kooivogel gehouden.
De goudvink wordt door fruitkwekers wel als schadelijk beschouwd, omdat hij zich soms voedt met bloem- en bladknoppen van fruitbomen.

Broedgebied

In Europa komen goudvinken voor van Noord-Portugal en Noord-Spanje, Midden-Italië en Noord-Griekenland in het zuiden, tot 69° noorderbreedte (NB) in Noorwegen, 67° NB in Zweden en Finland en 65° NB in Rusland. In Rusland komen zuidelijk voor tot 55° NB.

De soort telt elf ondersoorten:

  • P. p. pileata: de Britse Eilanden.
  • P. p. pyrrhula: van noordelijk, zuidelijk-centraal en oostelijk Europa tot centraal Siberië.
  • P. p. europoea: westelijk Europa.
  • P. p. iberiae: zuidwestelijk Frankrijk en het noordelijk Iberisch Schiereiland.
  • P. p. paphlagoniae: noordwestelijk Turkije.
  • P. p. rossikowi: noordoostelijk Turkije en de Kaukasus.
  • P. p. cineracea: van westelijk Siberië en noordoostelijk Kazachstan tot oostelijk Siberië en noordoostelijk China.
  • P. p. caspica: Azerbeidzjan en noordelijk Iran.
  • P. p. cassinii: oostelijk Siberië.
  • P. p. griseiventris: de Koerilen en noordelijk Japan.
  • P. p. rosacea: Sachalin.

Status in Nederland en Vlaanderen

De goudvink is in Nederland een vrij algemene broedvogel van de zandgronden waarop naaldbos staat. In de periode 1979-1985 bedroeg het aantal broedparen circa 17500 paar. De goudvink breidde zijn areaal binnen Nederland gedeeltelijk uit, bijvoorbeeld naar de bossen in Flevoland. Op sommige plaatsen was er ook een sterke achteruitgang.Volgens SOVON bleef in de periode 1990-2007 het aantal broedparen vrij constant. Rond 2007 broedden er nog ongeveer 8000 paar in Nederland.[3] Vlaanderen behoort tot de streken waar het minder goed gaat met de goudvink,de soort staat daar op de Vlaamse rode lijst als bedreigd. De goudvink staat als niet bedreigd op de internationale rode lijst van de IUCN.

Taxonomie

In Nederland komen twee ondersoorten van de goudvink voor:

  • Ondersoort: Pyrrhula pyrrhula europoea – deze broedt in Nederland en wordt hieronder nader beschreven.
  • Ondersoort: Pyrrhula pyrrhula pyrrhula, de ‘Grote goudvink’ – deze is groter en het volwassen mannetje is lichter grijs.
  • Er worden nog verschillende andere ondersoorten van de goudvink onderscheiden, maar die komen niet in Nederland voor.

Veldkenmerken

jong

Lengte ca. 15 cm.
Ad ♂ (adult mannetje = volwassen mannetje) heeft een zwarte kopkap en kin. Zware, zwarte snavel. Bovenzijde blauwgrijs, witte stuit, zwarte staart, zwarte vleugels met witte dwarsstreep. Onderzijde rozerood, ook zijkop. Ad ♀ (adult vrouwtje) is aan bovenzijde donkergrijsbruin, aan onderzijde en op zijkop licht rozebruin, verder als ♂. Juv (juveniel = onvolwassen) als ad ♀ en kop bruiner.
Leeft verborgen in paren of familieverband, soms in troepjes. In de winter sluiten zij zich aan bij andere groepen vinken.

Vlucht

Golvend, maar niet dansend. Opvallend witte stuit en witte vleugelstreep.

Geluid

Lokroep zacht en melancholisch ‘djuub’. Zang van ♂ en ♀ is een hees en onderdrukt kwelen met fluitende en krassende geluiden. Fluit gemakkelijk na. Tijdens het zingen beweegt de staart.

Biotoop

Gemengd bos met dichte ondergroei, dichtbegroeide parken, tuinen, kwekerijen, boomgaarden, bosranden, e.d.

Voedsel

Een goudvink eet veel bessen

Zaden, pitten en knoppen. Ook wel insecten en larven. In het najaar veel bessen (lijsterbes en braambes).

Broedgegevens

De goudvink broedt van eind april tot juli. Het platte nest is gemaakt van takjes en stengels, soms mos, gevoerd met worteltjes, haar en wat wol of veertjes en bevindt zich op manshoogte. De broedduur bedraagt 12 – 14 dagen. Het vrouwtje wordt tijdens het broeden door het mannetje gevoerd. Beide vogels verzorgen de jongen, die na 12 – 16 dagen uitvliegen. De goudvink heeft twee broedsels per jaar. Mannetje en het vrouwtje blijven bij elkaar gedurende het hele jaar (ongebruikelijk bij andere vinkensoorten). Gewoonlijk bestaat het legsel uit vier à vijf eieren, zelden zes. De eieren zijn blauwachtig tot blauwwit met bruine stipjes, streepjes, soms vlekjes; grijze ondervlekken. Soms zijn ze kransvormig. De eieren zijn gemiddeld 19 bij 14 mm.

Trek

Een goudvink is hoofdzakelijk een standvogel. De noordelijke vorm, ‘Grote goudvink’ genaamd, is een vrij zeldzame en onregelmatige doortrekker.

 

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)