Vogels
08-04-2016
08-04-2016
De roodborsttapuit (Saxicola rubicola) is een kleine zangvogel die vroeger behoorde tot de familie lijsters (Turdidae), maar volgens recente inzichten wordt ingedeeld bij de Muscicapidae, net als zijn naaste verwant het paapje.
Kenmerken
De roodborsttapuit is een vrij kleine zangvogel die 11,5 tot 13 cm lang is. Het mannetje heeft in de broedtijd een zwarte kop en duidelijke witte vlekken op de zijkanten van de hals en een oranje borst, waarbij het oranje tot aan de buik reikt. De bovenzijde is donkerbruin. Het vrouwtje is van boven bruin gekleurd, ook op de kop daar waar het mannetje zwart is. Ze mist de duidelijke witte halsvlekken en ze is minder uitbundig oranje gekleurd op de borst. Onvolwassen vogels zijn ook bruin gekleurd met een soort donkerbruin schubbenpatroon.[2] De roodborsttapuit is een insecteneter.
Verspreiding en leefgebied
Volgens de IOC World Bird List komen in Europa twee ondersoorten voor:
Het is een vogel van halfopen, meestal schaars begroeide landschappen, hoogvenen, heuvelland.
Status in Nederland
Tussen de jaren zeventig van de vorige eeuw en het jaar 1990 ging de roodborsttapuit in aantal achteruit, net als het paapje. Dit gebeurde niet overal in hetzelfde tempo, er waren grote regionale verschillen. Rond 1975 werd het aantal geschat op ongeveer 5000 paar, rond 1983 was dit nog maar 2000.[3] Daarna kwam een opmerkelijk herstel. Volgens SOVON nam het aantal broedparen in de periode 1990-2005 toe met meer dan 5% per jaar en broedden er in 2007 weer bijna 7000 paar in Nederland.[4] De vogel profiteert sterk van het moderne natuurbeheer: het onttrekken van de uiterwaarden aan h
Status in Vlaanderen
In Vlaanderen werd het aantal broedparen door het INBO op 2000 à 2800 geschat.[5]
Taxonomie
De roodborsttapuit wordt ook wel gerekend tot de supersoort Saxicola torquatus, bijvoorbeeld nog door BirdLife International en bijgevolg de IUCN. In dat geval worden soorten die zich in Azië (Siberië en de gematigde klimaatzone), de Canarische eilanden, Réunion, het Arabisch Schiereiland, Afrika ten zuiden van de Sahara en Madagaskar beschouwd als ondersoorten. Deze roodborsttapuit sensu lato heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie wordt geschat op s 25 tot 276 miljoen individueren. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de roodborsttapuit als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.[1]
Volgens de IOC World Bird List geldt de naam Saxicola torquatus nu alleen voor de soort die in Afrika ten zuiden van de Sahara voorkomt, de Afrikaanse roodborsttapuit.[6]
Bronnen, noten en/of referenties
- ↑ Omhoog naar: a b (en) Roodborsttapuit op de IUCN Red List of Threatened Species.
- Omhoog ↑ Mullarny, K. et al., 1999. ANWB Vogelgids van Europa, Tirion, Baarn. ISBN 90-18-01212-2
- Omhoog ↑ Bijlsma, R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen, 2001. Avifauna van Nederland 2. ISBN 9074345212
- Omhoog ↑ SOVON Verspreiding en aantalsontwikkeling van de roodborsttapuit in Nederland
- Omhoog ↑ Glenn Vermeersch. Advies over de actuele verspreiding van roodborsttapuit, wulp, grutto, graspieper, paapje, tureluur en watersnip in Vlaanderen. INBO (6 november 2014) Geraadpleegd op 19 maart 2015
- Omhoog ↑ Gill, F., Wright, M. & Donsker, D. (2012). IOC World Bird Names (version 3.2.). (en)
- Externe links
|
et agrarisch gebruik en het herstellen van heidebiotopen.
vrijdag, april 8th, 2016 at 12:36
27-02-2016
27-02-2016
27-02-2016
27-02-2016
De krooneend (Netta rufina) is een vogel uit de familie van Anatidae (Zwanen, ganzen en eenden). Een volwassen exemplaar is ongeveer even groot als de wilde eend. Het is een schaarse broedvogel in Nederland, verder worden krooneenden veel gehouden als siervogel.
Kenmerken
De vogel is 53 tot 57 cm en heeft een spanwijdte van 85 tot 90 cm. Opvallend aan deze eend is de grote ronde kop en de brede lichte vleugelstreep met smalle zwarte achter rand. Het mannetje heeft een vosrode kop, een koraalrode snavel en een zwarte borst en buik. De rug is lichtbruin en de flanken vuilwit van kleur. Het vrouwtje is effen grijsbruin, van boven donkerder bruin, op de flanken wat lichter. De kruin tot het oog is donkerbruin en daaronder is de kop weer veel lichter grijsbruin. Het vrouwtje heeft een donkere snavel. Het mannetje ziet er in eclipskleed bijna hetzelfde uit, maar houdt de rode snavel.
Leefwijze
Het voedsel bestaat uit waterplanten, kleine vissen, insecten en andere kleine waterdieren.
Voortplanting
Het nest wordt gebouwd op een eilandje in de nabijheid van water. Het legsel bestaat uit zes tot twaalf grijsachtige tot lichtgroene eieren, die ongeveer 28 dagen worden bebroed.
Verspreiding en leefgebied
In West-Europa is het broedgebied sterk versnipperd. Er zijn populaties in Spanje, Frankrijk, de Lage Landen. Verder komt de krooneend voor in delen van Klein-Azië en Midden-Azië tot in NW-China en het westen van Mongolië. In Azië broedende vogels overwinteren rond de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, maar ook op het Indische Subcontinent en verder oostwaarts tot in Myanmar Het leefgebied bestaat uit vrij grote plassen met rijke oevervegetatie van brede rietkragen, baaien, lagunes en zoutmoerassen. De vogel is een planteneter die in ondiep water foerageert op onder ander kranswieren.
Voorkomen in Nederland
De krooneend is een schaarse broedvogel die sinds de jaren 1990 toeneemt in aantal. In 2013 werd de populatie geschat op 420 tot 480 paren.
Status
De krooneend heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd en over trends is weinig bekend. Men veronderstelt dat de vogel niet bedreigd is.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, februari 28th, 2016 at 12:56
13-12-2015
Torenvalk Man
17-02-2012
Jonge Torenvalk.
Hieronder een volwassen torenvalk, gemaakt op de plompentoren in zeeland.
De torenvalk (Falco tinnunculus) is een vogel uit de familie van valken (Falconidae). Een andere naam is ook roodvalk.
Kenmerken
Een volwassen exemplaar is 30 tot 38 centimeter groot.[2] Het mannetje heeft een grijsblauwe kop en nek, een roodbruine rug en vleugels met donkere vlekken. De staart is blauwachtig grijs en heeft een zwarte eindband. Het vrouwtje is identiek aan het mannetje, maar heeft een bruine kop en nek, dwarsbandjes op de rug en vleugels en een bruine staart.
Voedsel
Het voedsel bestaat voornamelijk uit kleine zoogdieren en insecten, bijvoorbeeld muizen en kevers.
Voortplanting
Ze bouwen zelf geen nest, maar kiezen vaak een oud kraaiennest als nestplaats. Ook gebruiken ze graag nestkasten waar ze zicht hebben op een open ruimte waar ze kunnen speuren naar voedsel. Het legsel bestaat uit vier tot negen witte, rode of geelgrijze eieren.
Verspreiding
Het gehele jaar komen torenvalken in een groot deel van Europa voor, waaronder Nederland en België. In Scandinavië en Noord-Rusland zijn de dieren alleen in de zomer aan te treffen. Ze komen voor op allerlei plaatsen, van weilanden en bosranden tot ook in steden. De dieren zijn vaak te zien langs autowegen.
De soort telt 11 ondersoorten:
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, december 13th, 2015 at 11:30
31-10-2015
De grote bonte specht (Dendrocopos major) is een in Nederland voorkomende vogel, en behoort tot de familie spechten (Picidae).
Kenmerken
De grote bonte specht is met een lengte van 20 tot 26 cm en een gewicht van 60 tot 110 gram een vrij grote vogel, die bovenop zwart is en wit van onder. Hij heeft grote, ovale witte schoudervlekken en een rode anaalstreek. De ogen zijn bruinrood, de snavel en de poten zijn grijs. Het mannetje heeft een rode vlek op het achterhoofd, het vrouwtje heeft een geheel zwarte kruin. Juveniele vogels hebben een geheel rode kruin en een roze anaalstreek en lijken daardoor op de middelste bonte specht. Vaak hebben jonge vogels nog gebandeerde schoudervlekken.
Voedsel
Hij voedt zich met insecten, vooral met de larven van kevers die zich onder de bast van naaldbomen ingraven, maar hij eet ook noten, bessen en zaden van naaldbomen. Hij hakt vaak een gat in een boom om daar de dennenappel in vast te klemmen. Dit noemt men een spechtensmidse. Als de kans zich voordoet eet hij jonge vogels.
Een grote bonte specht gebruikt een spechtensmidse.
Vijanden
De grote bonte specht heeft een heel bijzondere vijand: de halsbandparkiet – oorspronkelijk uit India maar als ontsnapte kooivogel nu onder andere gevestigd in Nederland – verjaagt de dieren uit hun nestholen. Er is echter nog geen bewijs dat de halsbandparkiet negatieve invloed heeft op de populatie van de grote bonte specht. De grote bonte specht is de laatste jaren in aantal alleen maar toegenomen.
Geluid
De roffel (info / uitleg) dient om het territorium af te bakenen.
Voortplanting
De grote bonte specht hakt zijn nest het liefst uit wat zachtere houtsoorten en begint een aantal verschillende gaten te hakken voor hij er een uitkiest om te nestelen. Nestkastjes hebben bij deze vogels geen nut omdat het maken van een nest een onderdeel is van het baltsgedrag. Het wijfje legt 4 à 6 witte eieren.
Verspreiding
Zijn verspreidingsgebied beslaat een groot deel van Europa en Noord-Azië. De grote bonte specht broedt in alle soorten bos, maar ook in cultuurlandschap met boomgroepen, parken en tuinen, zelfs in grote steden. De grote bonte specht is een vrij schuwe en voorzichtige vogel, maar hij bezoekt wel voedertafels, vetbollen en pindastrengen in tuinen.
De soort telt 24 ondersoorten:
Bron: ( http://wmnatuurfotografie.nl )
(Tekst bron: wikipedia.org)
zaterdag, oktober 31st, 2015 at 15:12
31-10-2015
31-10-2015
De winterkoning of vaak winterkoninkje (Troglodytes troglodytes) is de enige Europese winterkoningsoort.
Kenmerken
Het is een klein gedrongen, zandbruin vogeltje van bijna tien centimeter met een opgewipt staartje. Zijn zang is helder, met vibrerende scherpe trillers. De lichaamslengte bedraagt 9 tot 10 cm.[2]
Leefwijze
Winterkoninkjes eten voornamelijk insecten en spinnen.
Voortplanting
Ze kunnen tot drie nesten per jaar hebben, met vijf à acht jongen per nest. Deze nesten worden in het voorjaar door het mannetje gemaakt, in heggen, struiken en takkenbossen op een hoogte van ongeveer een meter boven de grond. Hij maakt er meestal ook meerdere per territorium.
interkoninkje (Troglodytes troglodytes) is de enige Europese winterkoningsoort.
Verspreiding en leefgebied
Hij behoort tot een familie waarvan alle andere soorten uitsluitend in Amerika voorkomen. De (gewone) winterkoning komt voor in grote delen van Noord-Amerika en verder in Europa (inclusief IJsland), Azië en Noord-Afrika. Binnen dit gebied worden 29 ondersoorten onderscheiden.
De soort telt 29 ondersoorten:
De winterkoning heeft zich aangepast aan zowel bosrijke als open gebieden zoals boomloze eilanden. Verder broedt de vogel in parken en tuinen. Belangrijk is dat zich ergens dichte struwelen bevinden zoals heggen, braamstruiken of dichte vegetaties bij water. De winterkoning is in Nederland en België een van de meest algemene vogelsoorten.
Status
De winterkoning heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) uiterst gering. De grootte van de populatie werd in 2004 geschat op 40 miljoen individuen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de winterkoning als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: wikipedia.org)
Bron ( http://wmnatuurfotografie.nl )
zaterdag, oktober 31st, 2015 at 12:00
23-10-2015
23-10-2015
De vuurgoudhaan (meestal vanwege zijn formaat het vuurgoudhaantje genaamd) (Regulus ignicapilla) is een zangvogel uit de familie van Regulidae.
Kenmerken
Het vuurgoudhaantje wordt 9 tot 10 cm groot en is iets groter dan het nauw verwante goudhaantje dat de kleinste Europese vogelsoort is. De vuurgoudhaan lijkt sterk op de goudhaan. Opmerkelijke verschillen zijn de witte oogstreep en een ander geluid. Het verenkleed heeft een grijsgroene bovenzijde, een lichtgrijze onderzijde en een zwarte en witte oogstreep. Het vrouwtje heeft een gele kruin, het mannetje een oranje kruin, waaromheen zich een zwarte band bevindt.
Voortplanting
Het legsel bestaat meestal uit zeven tot tien roze eieren met roodbruine vlekjes, die in een stevig kogelvormig nest met een opening aan de bovenzijde worden gelegd. Het vrouwtje broedt tweemaal per jaar.
Verspreiding en leefgebied
In een groot deel van Europa komen vuurgoudhaantjes vooral in de zomer voor. Ze overwinteren aan de Zuidwest-Europa en westelijk Middellandse Zeegebied (zie kaartje). Het is een vogel van zowel loofbos als gemengd naald- en loofbos.
De soort telt 4 ondersoorten:
Status
De vuurgoudhaan heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie in Europa (waar meer dan 95% van de wereldpopulatie broedt) wordt geschat op 3,3 tot 6,7 miljoen broedpaartjes. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de vuurgoudhaan als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.
Voorkomen in Nederland
De vuurgoudhaan is een vrij talrijke broedvogel in de bossen op de zandgronden in het midden, zuiden en noordoosten van Nederland. Het aantalsverloop van de vuurgoudhaan vertoont een grillig verloop. Koude winters hebben een negatief effect, maar daarna treedt meestal weer herstel op. Tussen 2001 en 2011 daalde echter het aantal broedparen met meer dan 5% per jaar.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, oktober 23rd, 2015 at 15:19
23-10-2015
23-10-2015
23-10-2015
Goudhaantje 09-11-2014
09-11-2014
09-11-2014
09-11-2014
09-11-2014
De goudhaan (meestal vanwege zijn formaat het goudhaantje genaamd) (Regulus regulus) is een zangvogel uit de familie van Regulidae.
Het goudhaantje wordt slechts 8,5 cm groot, bij een gewicht van 4 tot 7 gram. Daarmee is deze vogel, samen met het nauw verwante vuurgoudhaantje de kleinste Europese vogelsoort.
De vogel heeft een tere snavel met een neusopening, die bedekt is met veerborstels. Het bruingrijsgroene verenkleed is heel dicht, met een zwart omzoomde kruinstreep, die bij het mannetje meer oranje en bij het wijfje geel is.
Het met haren en veertjes beklede komvormige nest wordt aan de rand min of meer dichtgetrokken om de warmte binnen te houden. Het legsel bestaat uit 7 tot 11 witte, grijsgewolkte eitjes, die in 12 tot 16 dagen uitgebroed worden. Een goudhaan leeft gemiddeld 8 maanden en plant zich in deze korte tijd twee keer voort.
Status
Deze kleine vogel heeft een enorm groot verspreidingsgebied dat reikt van de Britse Eilanden dwars door de naaldhoutgordel door Azië tot aan Japan; daardoor is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd. Voor Europa wordt het aantal geschat op 30 tot 60 duizend volwassen vogels. De aantallen gaan achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat het goudhaantje als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.
In Nederland en België komen goudhaantjes het gehele jaar voor. De aantallen die in de winter in Nederland waargenomen worden, vertonen sinds 1990 een geleidelijk afnemende trend van meer dan 5% per jaar. Met de broedvogels ging het tot ongeveer 2005 steeds beter, maar daarna daalden de aantallen, ook met meer dan 5% per jaar.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, oktober 23rd, 2015 at 14:38
23-10-2015
De eerste Keep is gemaakt op 15-12-2013 te Someren.
De onderste Keep is gemaakt op 09-02-2013 bij een bevriende fotograaf vanuit zij schuilhut in Nistelrode.
Keep
- Overige namen
- Brambling, Fringilla montifringilla
- Orde
- Passeriformes
- Familie
- Vinken (Fringillidae)
- Status
- Jaargast. Uiterst schaarse broedvogel; zomergast in zeer klein aantal; doortrekker en wintergast in (zeer) groot aantal
- Rode Lijst
- Nee
Informatie
Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van ‘onze gewone’ vink. In Nederland broeden jaarlijks enkele kepen, maar om meer dan drie tot vijf paren lijkt het niet te gaan. Hoe anders is het in Fenno-Scandinavië, waar de keep een van de meest talrijke broedvogel is. Daar echter ontbreekt de ‘gewone’ vink weer bijna helemaal. In de winter verblijven grote aantallen Scandinavische kepen in Nederland. De zang van de keep is vol van dissonanten en andere onplezierig klinkende tonen, en lijkt wel wat op de zang van de groenling. Vinken en kepen houden zich ’s winters vaak op in gemengde groepen. Ze kunnen gemakkelijk worden waargenomen in beukenbossen, waar ze de afgevallen beukenootjes eten. Ze zijn net zo groot als de vink, maar hebben een witte bovenstaart en veel meer oranje in het verenkleed. Bij het opvliegen is de witte stuit erg opvallend.
Algemeen
- Overige namen
- Brambling , Fringilla montifringilla
- Orde
- Passeriformes
- Familie
- Vinken (Fringillidae)
- Status
- Jaargast. Uiterst schaarse broedvogel; zomergast in zeer klein aantal; doortrekker en wintergast in (zeer) groot aantal
- Europese verspreiding
- Kepen broeden vrijwel uitsluitend in Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland. Oostwaards komen ze voor tot aan Moskou, de zuidgrens van het verspreidingsgebied wordt gevormd door Nederland, Denemarken en de Baltische Staten. Langs deze zuidgrens wordt nauwelijks nog gebroed, maar in de winter zijn kepen er talrijk.
Leefomgeving en voedsel
- Biotoop
- Bos, park en tuin
- Voedsel- en broedbiotoop
- De broedgebieden van kepen zijn meestal gemengde bosen en de randen van naaldbossen. Het nest wordt in een boom gemaakt, meestal op vrij lage hoogte (tot 9 meter maar meestal veel lager). Het nest is een diepe, goed gevoerde kom van mos, gras, haren en spinnenwebben. In de winter kunnen kepen vooral gevonden worden op akkers langs bosranden, beukenbossen en parken met beukenbomen. De zaden van de beuk vormen een van de belangrijkste voedselbronnen voor deze vinkachtige.
- Voedsel
- In de zomer worden insecten en zaden gegeten, ’s winters uitsluitend zaden (o.a. beukennootjes)
Broeden
- Broedperiode
- Vanaf medio mei in het zuiden, vanaf begin juli in het noorden
- Koloniebroeder
- Nee
- Aantal legsels
- Eén, soms twee legsels per jaar
- Aantal eieren
- 5 – 7, soms 4 – 8
Vogeltrek
- Overwinteringsgebied
- Het overwinteringsgebied van kepen strekt zich uit van het zuiden van Fenno-Scandinavië tot aan het Middellandse Zeegebied.
- (Tekst bron: vogelbescherming Nederland)(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, oktober 23rd, 2015 at 13:43
De eerste drie foto’s heb ik in het donker handmatig scherp moeten stellen. Bij de eerste foto had ik de scherpte op de tak staan waardoor de scherpte niet op het oog is. Toch wil ik deze foto plaatsen omdat hij voor mij bijzonder is.
De opnames zijn gemaakt met een losse flitslamp en de vaste flitser op de camera.
03-08-2015
22.30uur
03-08-2015
22.30uur
03-08-2015
22.30uur
Nachtzwaluw met de ogen open.
01-07-2015 07.00uur
01-07-2015 08.00uur
01-07-2015 07.45uur
01-07-2015 07.30uur
Nzwaluw met twee jongen.
15-07-2011
Als je goed zoekt zie je de Nachtzwaluw met twee jongen.
De nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) is een vogel uit de familie van de nachtzwaluwen (Caprimulgidae). De soort is overigens met de zwaluwen noch met de gierzwaluwen verwant.
De zwaluw is onder verschillende namen bekend. De meest gebruikte alternatieve naam, die ook in veel andere talen is terug te vinden, is geitenmelker, wat ook de letterlijke betekenis is van de Latijnse naam Caprimulgus.
Afmetingen
De nachtzwaluw wordt ongeveer 26 tot 28 cm lang. De spanwijdte is ongeveer 53 tot 61 cm lang.
Verenkleed
Het verenkleed van een volwassen zwaluw is grijzig en kastanjebruin gestreept. De onderzijde. Witte vlekjes op de handpennen en witte uiteinden van de staartveren zijn kenmerkend voor het mannetje. Bij jonge mannetjes zijn deze vaalgeel. De snavel is zwart en de poten roodbruin.
Het enigszins bonte verenkleed vertoont overeenkomsten met dat van de draaihals. De grote bek en de lange vleugels doen denken aan een gierzwaluw. De nachtelijke gedragingen en het zachte donzige verenkleed lijken dan weer wat op uilen.
Zang en gedrag
De nachtzwaluw is een schemeractieve vogel. Zijn zang is een bevreemdend, trillend geluid. Het is dermate typisch dat het de makkelijkste manier is om een nachtzwaluw te ontdekken; je moet vooral goed luisteren. Het is een enigszins mechanisch getril, van variabele intensiteit, dat hij na zonsondergang zittend vanaf een uitkijkpost ten gehore brengt. In de vlucht heeft de nachtzwaluw een zachte maar scherpe roep, die regelmatig herhaald wordt om contact te leggen met soortgenoten.
De nzwaluw vliegt vooral in het donker, waarbij de vlucht geruisloos en mot-achtig is. Overdag ligt de vogel stil op de grond en vertrouwt hij op zijn verenkleed met schutkleuren als camouflage. Hierdoor is de soort moeilijk te zien en moet men geluk of de juiste kennis hebben om er een waar te nemen.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
maandag, augustus 3rd, 2015 at 22:30
Twee jonge dodaarsjes in het avondlicht.
06-07-2015
De jongen kruipen onder het verenkleed van mama.
06-07-2015
Moeder die twee jonge onder haar verenkleed draagt.
06-07-2015
Mama die haar jonge voert.
06-07-2015
Twee jonge dodaarsjes in het avondlicht.
06-07-2015
18-10-2014
17-10-2014
17-10-2014 Dodaars
De dodaars (Tachybaptus ruficollis) is een watervogel uit de familie van de futen (Podicipedidae). De wetenschappelijke naam van de soort is voor het eerst geldig gepubliceerd in 1764 door Pallas. Met zijn 23 tot 29 cm is het de kleinste fuut van Europa en een van de kleinste futen ter wereld. Ondanks dat het een vrij algemene soort is, wordt hij door zijn schuwe levensstijl zelden gezien.
Kenmerken
De dodaars is een kleine, gedrongen watervogel, kleiner dan een waterhoen. Hij is te herkennen aan het vuilwitte ‘poederdons’ op het achterlichaam, waaraan het dier zijn naam (“dodde-aars”) te danken heeft. De dodaars is de kleinste fuut van Europa. Hij onderscheidt zich daarnaast van de andere Europese futen door zijn compactere uiterlijk, met rondere kop en kortere hals. De snavel is zeer klein en recht. Het staartje is zeer klein.
Mannetje en vrouwtje zijn in uiterlijk niet van elkaar te onderscheiden. De snavel is zwart met een lichte punt. In de mondhoek bevindt zich een opvallende vlek, die in de zomer opvallend groengeel van kleur is, ’s winters lichter. Tijdens de vlucht is geen wit te zien op de vleugels. De ogen zijn roodbruin van kleur, de poten groen. Het zomerkleed is donkerbruin met een kastanjebruine oorstreek en voorhals. De kruin is zwart. Het winterkleed is een valig geelbruine (“kurken”) oorstreek en voorhals met een lichtere nek en wangen en een donkere kruin. Het juveniele kleed lijkt op het adulte winterkleed, maar heeft een roodbruine tint op de borst en hals, korte donkere strepen achter en onder het oog en een geelroze snavelbasis. In het eerste winterkleed kan een vage streep worden gezien onder het oog. De rui valt in oktober en november. Doordat de slagpennen in een keer gewisseld worden, kunnen de vogels dan tijdelijk niet vliegen.
De dodaars wordt 23 tot 29 cm lang en 125 tot 225 gram zwaar. De vleugelspanwijdte is 40 tot 45 cm.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
maandag, juli 6th, 2015 at 20:13