Home

Pestvogel

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

 

Pestvogel

De pestvogel (Bombycilla garrulus) is een vogel met het formaat van een lijster met opvallende kleuren. De naam “pestvogel” dateert uit de middeleeuwen, toen men dacht dat deze vogels de pest meenamen en de ziekte verspreidden.

Kenmerken

De pestvogel is een lijsterachtige vogel met zalmroze kleur, en gele streepjes op de vleugels. De kop draagt een flinke kuif en een zwart maskertje en keeltje. De anaalstreek is roodbruin met een gele eindbandering op de staart. Ondanks dit opvallende uiterlijk wordt hij vaak over het hoofd gezien, doordat hij bij voorkeur hoog in de bomen verblijft. De pestvogel wordt ongeveer 17 cm lang.

Leefwijze

Ze eten insecten en noten. In de winter stappen ze over op bessen van lijsterbes, meidoorn en mispel.

Voortplanting

Pestvogels bouwen hun nesten in berken of naaldbomen; ze bouwen het met mos. In de maanden mei-juni leggen pestvogels 4 tot 6 blauwe eieren met donkere vlekjes.

Verspreiding en leefgebied

’s Zomers leven pestvogels in het noorden van Scandinavië en in Siberië. De Engelse naam, Bohemian Waxwing, duidt op de rode vlekken op de vleugels die lijken op zegellak. Tot de familie der Bombycillidae behoren buiten de Europese pestvogel ook nog de cederpestvogel uit Amerika en de Japanse pestvogel.

De soort telt 2 ondersoorten:

Deze vogel leeft in larixbossen.

Voorkomen in Nederland

In Nederland komt de vogel zo af en toe ’s winters voor. Het is een invasiegast die soms in grote aantallen in Nederland overwintert. Aangezien de pestvogels uit het noorden komen, zijn ze veel zeldzamer in België. In het verleden stond de vogel als dwaalgast bekend; de laatste vijf jaar echter treft men hem elke winter in Nederland aan. Tijdens een invasie zijn ze te zien in steden en dorpen, vaak in de omgeving van bessendragende struiken zoals de meidoorn. Pestvogels zijn verre van schuw.

Grauwe klauwier

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

 

De vogel is een broedvogel van ruige, halfopen gebieden met opslag van struweel of jong geboomte. De aanwezigheid van flink wat grote insecten als kevers, bijen en hommels is erg belangrijk, zij vormen de hoofdmoot van het menu. Verder worden hagedissen, kleine zoogdieren en jonge vogels gegeten. De naam ‘klauwier’ slaat op de gewoonte van de vogels om een voorraadje prooidieren op te hangen aan de doornen van bramen of andere stekelige struiken. Het zijn trekvogels en overwinteren in zuidelijk Afrika. Ze zijn erg zeldzaam geworden en worden alleen nog gevonden in kleinschalige, zeer gevarieerde landschappen, zoals hoogvenen en enkele kleinschalige, oude akker- en weidelandschappen.

Volwassen mannetjes hebben een grijze kop met een brede zwarte wenkbrauwstreep. De onderdelen zijn lichtroze met een witte keel. Bovendelen zijn kastanjebruin. In vlucht is de grijze stuit en de zwarte staart met witte zijden aan de staartbasis goed te zien. Vrouwtjes zijn minder opvallend getekend met grof schubpatroon op de lichte onderdelen. Het grijs op de kop is wat bruinig en de oogstreep is bruin, evenals de staart. De bovendelen zijn oranjebruin.

Zit vaak op een uitkijkpost zoals de top van een struik en wipt soms met de staart. Bewaart soms prooien door deze aan doors of prikkeldraad te spiezen.

(Tekstbron: Vogelbescherming.nl)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

 

Kleine vliegenvanger

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

Kleine vliegenvanger

De kleine vliegenvanger (Ficedula parva) is een zangvogel uit de familie van vliegenvangers (Muscicapidae). Het is een trekvogel die broedt in Europa en West-Azië en overwintert in India.

Kenmerken

De vogel is 11 tot 12 cm lang. Het is een kleine vogel die qua gedrag lijkt op een boszanger die zich snel in het struikgewas beweegt van tak tot tak. De vogel maakt daarbij rukkende bewegingen met de vleugels en houdt soms de staart omhoog. Dan is te zien dat de staart zwart is met aan weerszijden twee grote witte vlekken. De vogel is loodgrijs en grijsbruin van boven. Het mannetje heeft oranje rode borst, iets bleker dan dat van een roodborst en op de buik vaag begrensd overgaand in beige. Het vrouwtje heeft een lichtbeige borst en heeft soms ook een beetje oranje op de keel of borst

Verspreiding en leefgebied

De kleine vliegenvanger broedt in Oost-Europa, Zuidoost-Zweden, Zuid-Finland, Baltische staten tot diep in Rusland. Deze populatie gaat in Azië geleidelijk over in de populatie van de taigavliegenvanger (F. albicilla). Laatstgenoemde soort wordt ook wel als ondersoort beschouwd.

Het leefgebied van zowel kleine als taigavliegenvanger bestaat uit gemengd loof- en naaldbos met vooral beuk, maar ook eik of spar, vooral in noorden. De vogel heeft een voorkeur voor bos met grote bomen en veel ondergroei, maar ook met open plekken en bosmeertjes. De kleine vliegenvanger wordt ook wel waargenomen in boom- en wijngaarden. In de Kaukasus komt de vogel voor tot op 2350 m boven de zeespiegel. Wordt buiten de broedtijd ook wel gezien in parken en tuinen, mits daar grote bomen zijn.

Voorkomen in Nederland

De kleine vliegenvanger is in Nederland een schaarse doortrekker (1 tot 100 keer per jaar waargenomen) en een onregelmatige broedvogel. De vermeende broedpogingen zijn echter allemaal onvolledig gedocumenteerd, zoals bijvoorbeeld in 2007 op Schiermonnikoog.

Status

De grootte van de populatie is in 2015 geschat op 6,5 – 10,5 miljoen volwassen vogels en de trend is positief. Om deze redenen staat de kleine vliegenvanger als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.

 

 

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

 

Wespendief

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

 

 

 

Wespendief

(Honey Buzzard) De naam van de wespendief verraad onmiddellijk de voedselvoorkeur van deze bijzondere roofvogel: bijen en wespen. De poten van deze sterk op de buizerd gelijkende vogel zijn bedekt met een dikke huidlaag, welke moet voorkomen dat de honey buzzard al te veel gestoken wordt. Op deze foto kun je ook goed zien dat hij omgeven word door veel wespen. Hier heeft de honey buzzard zojuist het wespenraad uit de grond getrokken. Bij de laatste foto kan je zien hoe hij met zijn vleugels zich uit het wespenhol omhoog manoeuvreert.

Kenmerken

Deze trekvogel heeft relatief kleine voeten, zwak ontwikkelde klauwen, een relatief lange staart met drie brede dwarsbanden en een slanke gebogen snavel. De lichaamslengte bedraagt 52 tot 60 cm, de spanwijdte 110 tot 135 cm en het gewicht 450 tot 1000 gram. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. De kop van het mannetje is enigszins grijs van kleur.

Leefwijzen

De wespendief eet vooral larven, poppen, volwassen wespen, bijen, hommels. Soms eet hij ook andere insecten, of reptielen. De wespendief is een roofvogel die speciale bescherming heeft tegen insectensteken, zo heeft hij een dik verenpakket, schubben op zijn poten en wimperharen die zijn ogen beschermen tijdens het uitgraven van nesten van wespen en hommels

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)

Bijeneter

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

De (Europese) bijeneter (Merops apiaster) is een vogel uit de familie der bijeneters (Meropidae).

Kenmerken

De vogel is 28 cm lang (inclusief verlengde staartveren 30,5 cm) en weegt 44 tot 78 gram.  Hij is herkenbaar door zijn exotische kleuren, blauwgroene staart, gele keel en donkere oogstreep. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk.

Leefwijze

Bijeneters zijn insecteneters en behendige vliegers, die ook in vlucht insecten te grazen weten te nemen. De naam is duidelijk afkomstig van zijn voornaamste voedselbron. De aanwezigheid van grote insectenprooien als sprinkhanenlibellenwespen en ook bijen is voor bijeneters een absolute voorwaarde. De bijeneter is immuun voor bijen– en wespensteken. Om steken te voorkomen weet hij ze van hun angels te ontdoen door deze tegen een tak af te wrijven. Hij leeft in groepsverband en broedt dan ook in kolonies in holen in wanden van oevers en bergen, soms ook in de grond.

Voortplanting

Het nest wordt gemaakt in een gang onder de grond. Een legsel bestaat uit 4 tot 7, soms 10 eieren, die na een broedtijd van 22 tot 25 dagen uitkomen. Beide ouders zorgen voor het voeren van de jongen.

Verspreiding en leefgebied

De bijeneter broedt in het zuidwesten van Europa, in Oost- en Centraal-Europa, Klein Azië en in Midden- en West-Azië, en Noordwest-Afrika. De grootste aantallen in Europa zijn te vinden in PortugalSpanje en Bulgarije. Verder is er een broedende populatie in het zuidwesten van Zuid-Afrika die daar standvogel is. Bijeneters overwinteren in Afrika. Broedvogels van het Iberisch SchiereilandFrankrijk en Noordwest-Afrika overwinteren in West-Afrika, ten noorden van de Evenaar. De vogels die veel oostelijker broeden, trekken ’s winters via Cyprus of via het Arabisch schiereiland naar zuidelijker delen in Afrika.

Het leefgebied in Europa bestaat uit half open agrarisch landschap, brede rivierdalen, begraasd gebied met her en der bomen. Voorwaarden voor het broeden is de aanwezigheid van steilwanden aan water; rivieren, plassen en meren, waar ze een nesttunnel uitgraven in een steile wand. In de overwinteringsgebieden komt de vogel voor in savannegebied.

Voorkomen in West-Europa

De bijeneter komt weinig voor in Noordwest-Europa. Door het broeikaseffect is de vogel sinds de jaren 1990 vaker dan daarvoor in de Benelux te zien. In Nederland leidde dat tot de wijziging van zijn status van dwaalgast tot incidentele broedvogel. Tussen 1964 en 2011 waren er in Nederland in 11 verschillende jaren broedgevallen van bijeneters, de meeste (9) na het jaar 2000. Het ging om in totaal 35 nesten, waarvan 30 nesten na 2000.

Status

De bijeneter heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de populatie werd in 2004 ruw geschat op 2,9 tot 12 miljoen individuen dieren. De bijeneter gaat in aantal achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de bijeneter als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.

 

(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)

Papegaaiduiker

 

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

 

Papegaaiduiker

De papegaaiduiker (Fratercula arctica, ook Engels onvertaald Puffin) is een opvallende vogel uit de familie van alken (Alcidae). Hij is gemakkelijk te herkennen aan het zwart-witte verenkleed en de grote, tijdens het broedseizoen felgekleurde snavel.
Door zijn uiterlijk en manier van voortbewegen wordt hij soms “de clown der zeevogels” genoemd, en ook wel eerbiediger “de priester”.

Kenmerken
De papegaaiduiker wordt 28 tot 34 cm lang. Hij is de kleinste soort uit het geslacht Fratercula. Hij heeft een vleugelspanwijdte van 50 tot 60 cm en weegt ongeveer 300 tot 700 gram. Hij eet voornamelijk vis. In de winter is de snavel kleiner, in de nazomer verdwijnen de buitenste lagen. Het zijn acht verschillende stukjes en deze ‘plaatjes’ laten soms slechts gedeeltelijk los.(bron?) Bij het duiken is dit een lastige belemmering. De papegaaiduiker kan deze echter lostrekken met behulp van een nagel aan de buitenteen. Deze is halfcirkelvormig gekromd en staat niet recht vooruit, maar is zijdelings plat neergedrukt met de vlijmscherpe punt naar buiten. De snavel van de juvenielen is ook kleiner dan dat van de volwassen exemplaren.
Leefwijze[bewerken]
Het voedsel bestaat uit vis, kreeftjes, wormen en schaaldieren.
Verspreiding[bewerken]
Hij komt voor in het Noord-Atlantisch gebied, waar hij in kolonies broedt in zelfgegraven holen op steile grazige hellingen op rotskusten. Hij overwintert op volle zee, verder van de kust dan andere alken. Papegaaiduikers worden in Nederland en België gerekend tot de zeldzame wintergasten langs de kust. Hun broedgebieden bevinden zich aan de kusten van de Atlantische Oceaan, ongeveer tot aan de Noordelijke IJszee. De grootste kolonie leeft op IJsland. Verder leven papegaaiduikers op de eilanden van Schotland, de Hebriden, in Ierland, Groenland, Nova Zembla, Noorwegen, Spitsbergen en aan de noordoostkust van Noord-Amerika. In de winter trekken ze verder naar het zuiden, tot aan de hoogte van de Middellandse Zee.
De soort telt 3 ondersoorten:
F. a. arctica: van oostelijk Canada en de noordoostelijke Verenigde Staten tot IJsland, centraal en zuidelijk Noorwegen tot zuidelijk Nova Zembla.
F. a. grabae: van de Faeröer-eilanden tot zuidelijk Noorwegen, de Britse Eilanden en noordwestelijk Frankrijk.
F. a. naumanni: van noordelijk Canada en Groenland tot noordelijk Nova Zembla.
Voortplanting[bewerken]
Ze broeden in kolonies, soms van enkele tientallen broedparen, soms van vele duizenden. Dit is de enige tijd dat de paren elkaar weer tegenkomen na een winter eenzaam op zee geleefd te hebben. Ze versterken hun band door hun snavels tegen elkaar aan te tikken. Graag benutten ze hellingen met een uitzicht over de open zee. Daar graven ze nestgangen, die in lengte variëren van één tot twee meter. Aan het eind van zo’n gang bevindt zich een ondiep kuiltje waarin plantenmateriaal en veren komen te liggen. Doorgaans wordt één ei, sporadisch twee, gelegd. Het is witachtig van kleur, soms voorzien van lichtbruine vlekjes. Het is erg groot: ruim 6 cm lang, 2 cm langer dan dat van een duif, die ongeveer even groot is als de papegaaiduiker. Het broeden vergt ongeveer zes weken en geschiedt hoofdzakelijk door het vrouwtje.
Het jong wordt gevoed met visjes, die soms van grote afstand moeten worden gehaald. De snavel is dusdanig ingericht dat de vogels een flink aantal visjes tegelijk kunnen vasthouden. Op een gegeven moment laten de ouders het kind in de steek. Dit wordt op den duur erg hongerig en gaat buiten een kijkje nemen, richting de zee. Doorgaans vindt dit ’s nachts plaats, ook wel in de schemering. Dan vallen vele jongen ten prooi aan mantelmeeuwen en jagers. De vogels overwinteren in volle zee. Als ze sterven, zinken ze.

Jacht

Jagen op papegaaiduikers

Op de Faeröereilanden worden papegaaiduikers als een delicatesse beschouwd
Op sommige plaatsen in IJsland en op de Faeröereilanden wordt er legaal op de papegaaiduiker gejaagd. Daar is het (gegrilde) vlees een delicatesse. Eieren worden ook uit het nest meegenomen voor consumptie. Buitenlanders vinden papegaaiduikervlees meestal minder lekker omdat het enigszins naar visolie, levertraan smaakt.

Status
De Europese populatie van de papegaaiduiker (80% van de wereldpopulatie) werd in 2015 door BirdLife International geschat op 9,55 tot 11,6 miljoen volwassen individuen. De populatie-aantallen nemen echter af in een verontrustend hoog tempo (meer dan 50% gedurende drie generaties). De oorzaken zijn waarschijnlijk de introductie van invasieve diersoorten, watervervuiling, voedseltekort door concurrentie met de zeevisserij en sterfte in visnetten. Om deze redenen staat deze soort sinds 2015 als kwetsbaar op de Rode Lijst van de IUCN.

(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)

Jan van Gent

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

Jan-Van-Gent

De jan-van-gent (Morus bassanus of Sula bassana) is een vogel uit de familie van genten (Sulidae). Het is een zeevogel met een groot verspreidingsgebied in de Noordzee en de Atlantische Oceaan.

Naamgeving

De naam van deze vogel heeft niets met de naam van de persoon Jan van Gent te maken. Het woord gent is verklaarbaar omdat daarin zowel het Engelse gander en het Nederlandse gent herkenbaar is voor een mannelijke watervogel zoals een gans. De Engelse naam werd gannet. Hoe “jan van” ervoor gekomen is, blijft onzeker. Mogelijk is het een verbastering van de Keltische naam Ian ban an sgadan (witte haringvogel). Mogelijk heeft het ook te maken met de Nederlands gewoonte om in uitdrukkingen de naam Jan te plaatsen zoals “Jan en alleman”, “Jan Hen”, “Jan Salie” etc

Beschrijving

Het is een grote, gestroomlijnde vogel met lange, smalle vleugels. De volwassenen zijn door formaat, kleur en tekening goed te herkennen. Jonge vogels kunnen op het eerste gezicht op een grote pijlstormvogel lijken, maar zijn te herkennen aan een lange, spitse kop en snavel, spitse staart en karakteristieke bewegingen. Het verenkleed van de volwassen vogel wordt pas in het vierde tot zesde jaar verkregen. De okergele kop is buiten het broedseizoen bleker. Volwassen dieren zijn circa 89-102 centimeter groot en 2,5 tot 3 kilogram zwaar, en kunnen als ze hun vleugel volledig uitstrekken 170-180 cm breed zijn. Het lichaam is wit, de staart puntig en ze hebben zwarte vleugelpunten. De kop is gelig met een blauwe oogring. Ze duiken op spectaculaire wijze naar vis en kunnen dat met een snelheid van100 km/uur als ze zich laten vallen.

Voortplanting

De dieren gaan een vaste paarbinding aan, die ook na het broedseizoen standhoudt. Ze keren jaren achtereen naar hetzelfde nest terug. Beide partners broeden voor het eerst op de leeftijd van 5 of 6 jaar op een enkel, blauwwit ei. Na ongeveer 3 maanden verlaten de nog geheel bruine jongen het nest. Ze hebben op dat moment een gewicht van 4 kilogram en zijn dus zwaarder dan een volwassen vogel. Het volwassen verenkleed krijgen ze pas in de loop van de volgende 5 jaren. De volwassen vogels kunnen bijzonder agressief reageren bij de verdediging van hun nest, waarbij vervaarlijk met de krachtige snavel wordt gehakt en gebeten.

Verspreiding

Verspreiding van de kolonies van de jan-van-genten in de jaren 1970; (kolonie op Helgoland ontbrak toen nog)

Jan-van-genten broeden in de zomer op klippen op rotsige eilanden langs de oostkust van Canada, maar vooral rond de Britse Eilanden en verder bij Bretagne (Frankrijk), IJsland en Noorwegen en sinds 1991 ook op Helgoland. De grootste kolonie jan-van-genten is te vinden op Bonaventure-Island in Canada. Hier broeden circa 120.000 vogels. Op de steile klippen van het IJslandse eiland Eldey nestelen ook veel jan-van-genten. Hier leven circa 70.000 vogels. Andere grote kolonies bevinden zich op de Schotse eilanden Saint Kilda en Bass Rock. Op het zuidelijk halfrond komen kolonies voor in Nieuw Zeeland, aan de oostkust van het Noorder Eiland, bij Cape Kidnappers; ongeveer 12.000 exemplaren. Ook aan de zuidkant van Australië zijn kolonies.

De dieren overwinteren op zee. Ze maken dan lange tochten tot in de Middellandse Zee en langs de kusten van de landen rond deze zee en het Caraïbisch gebied en de Golf van Mexico. Net als Noordse stormvogels staan jan-van-genten erom bekend dat ze schepen volgen.

Voorkomen langs de Nederlandse kust

Het voorkomen van jan-van-genten langs de Nederlandse kust hangt sterk af van de beschikbaarheid van vissoorten in de kustwateren en de heersende windrichting en is daarom niet altijd voorspelbaar. Uit tellingen verricht in de periode 1972 – 1993 blijkt dat de meeste jan-van-genten in de maand oktober worden waargenomen (gemiddeld 10-15 vogels per uur langstrekkend). In de winter is het aantal zeer laag, dan is er een piekje in de zomer met ongeveer 3 vogels per uur, dat daalt weer in augustus en stijgt snel in de herfst. Tellingen uit de jaren 1990 verricht vanuit schepen op het Nederlandse deel van de Noordzee wijzen uit dat daar in de zomer ten minste 5000 exemplaren voorkomen met een piek in de herfst van 36.000 exemplaren. Verder zijn er sporadisch waarnemingen in het binnenland, tot in Drenthe, Gelderland en Limburg. Meestal betreft dit met storm naar binnen gewaaide, verzwakte individuen.

 

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)

Alk

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

Alk

De alk (Alca torda) is een vogel uit de familie van alken (Alcidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. De naam ‘torda’ is afgeleid van ‘tord’ of ‘törd’ waarmee in het Groenlandse dialect de vogel wordt benoemd.

Veldkenmerken

Deze zeevogel heeft een zwarte kop en rug en een witte onderzijde. Hij heeft een hoge snavel, die in de breedte is samengedrukt.

Broeden

De broedtijd begint in mei of juni, en is afhankelijk van de temperatuur van het zeewater aan de oppervlakte. Het vrouwtje legt één ei en heeft maar één legsel per jaar. Het ei wordt 35–37 dagen afwisselend door zowel het vrouwtje als het mannetje bebroed. De vogel broedt in (soms gemengde) kolonies van rond de 100 tot wel duizenden vogels. Het jong blijft ongeveer 18 dagen op het nest nadat het uit het ei gekropen is. Daarna wordt het nog minstens 3 weken door de ouders verzorgd.

Voedsel

Spiering en haring, maar ook kreeftachtigen worden opgedoken van soms een aanzienlijke diepte. Om te duiken gebruiken ze hun vleugels en poten.

Vogeltrek

Juli is de start van de wegtrek vanaf de kolonies. Het begin van de wegtrek hangt samen met het voedselaanbod, en dus de watertemperatuur. Halverwege april tot en met begin mei arriveren ze weer in hun broedkolonie in het noorden.

Verspreiding en leefgebied

In de zomer zijn alken in Europa langs de kust van onder meer Frankrijk, Ierland, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden en Finland aan te treffen. Aan de Belgische en Nederlandse kust zijn het doortrekkers. In Noord-Amerika komt hij voor van noordelijk New England tot en met de kusten van Groenland.

Het dier broedt langs rotskusten van het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan. Belangrijke Noord-Amerikaanse broedkolonies bevinden zich aan de Labradorse kust, onder meer op de Gannet Islands, langs Groswater Bay en op de Bird Islands.

Er worden 2 ondersoorten onderscheiden:

Status

In Europa waren de populatie-aantallen sinds 2005 aan het dalen. Een oorzaak daarvan is de achteruitgang van het bestand van de zandspiering. Ook andere factoren spelen een rol zoals klimaatverandering en jacht. In de periode tussen 2009 en 2017 is de populatie weer toegenomen. Daarom staat deze zeevogel sinds 2021 weer als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN

 

 

(Tekst bron: wikipedia.org)

(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)

 

Sperwer

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

 

De sperwer (Accipiter nisus) is een kleine, snelle roofvogel uit de familie van de Accipitridae (Haviken en Arenden). Opvallend is de gele iris, net als de fijn gebandeerde borst en de dunne maar krachtige, gele poten. Sperwers hebben stompe vleugels met een relatief groot oppervlak. De vleugels zijn veel breder dan van valken, waarvoor ze vaak worden aangezien. Opvallend is het grote verschil in formaat tussen mannetje en vrouwtje. Vrouwtjes zijn groter en zwaarder dan mannetjes en jagen op grotere prooien dan mannetjes. De lengte van kop tot staart varieert van 28 tot 38 centimeter.

Voedsel

Zangvogels zijn de voornaamste prooi, met name huismus, vink, merel, spreeuw en mees. Het vrouwtje vangt ook grotere prooien als de Turkse tortel. De sperwer jaagt vanuit dekking, of met een plotselinge, snelle vlucht in het voorbijgaan.

Voortplanting

De sperwer bouwt ieder jaar hoog in de bomen een nieuw nest, waarin één tot zes, maar meestal vier of vijf eieren worden gelegd.

Verspreiding

Sperwers komen in heel Europa voor, met uitzondering van IJsland en het uiterste noorden van Scandinavië en Rusland. Het verspreidingsgebied strekt zich in een gordel uit van Rusland tot Kamtsjatka, Japan en Korea. Sperwers leven voornamelijk in bosgebieden (vaak naaldbos), maar ook in cultuurland en in steden. Vogels uit de noordelijke streken overwinteren in gematigde gebieden.

Status in Nederland en Vlaanderen

De sperwer is in Nederland en Vlaanderen geen zeldzame vogel meer. Tussen 1965-1970 was het nog een uiterst schaarse broedvogel van bosgebieden op de zandgronden. Daarna volgde een geleidelijk herstel. In de oorspronkelijke broedgebieden nam het aantal toe en er volgde een uitbreiding van het broedareaal naar de laaggelegen gebieden in Nederland en Vlaanderen. In Nederland broedt de sperwer nu zelfs al in grote steden. Rond 1990 werd een niveau bereikt dat daarna (in ieder geval tot 2007) niet opvallend hoger of lager werd. Het aantal broedparen rond 2000 in Nederland wordt geschat op 4000 tot 5000 paar en in Vlaanderen op 1500 tot 2500 paar.

(Tekst bron: wikipedia.org)

(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)

Ringsnaveleend

Arrow
Arrow
PlayPause
Slider

Ringsnaveleen

De ringsnaveleend (Aythya collaris) is een eendvogel uit de familie van de Anatidae. Het mannetje is qua kleurenpatroon gelijkaardig aan de kuifeend.

Verspreiding en leefgebied

Het oorspronkelijke broedgebied bevindt zich in Noord-Amerika, met name in de Verenigde Staten en in Canada.

In Europa is de ringsnaveleend een dwaalgast die toch wel met enige regelmaat wordt gezien. In Nederland is deze vogel tussen 1959 en 2021 in totaal 49 keer waargenomen.