Andere diersoorten
10-10-2014
Deze Hazelworm is gefotografeerd in Remouchamps (België)
Ik vond het een bijzondere ontmoeting omdat ik alleen de naam ooit eens gehoord had maar geen idee hoe het beestje eruit zag.
Indrukwekkend goud van kleur en ongeveer 30 cm lang en hij lijkt totaal niet op een worm.
Zelf vind ik hem meer op een hagedis zonder poten lijken, dan wel niet op een kleine slang.
10-10-2014
10-10-2014
De
hazelworm (
Anguis fragilis) is een pootloze hagedis uit de familie
hazelwormen (Anguidae).
De worm heeft een grote verspreiding binnen Europa en is een van de meest voorkomende reptielen. De hagedis komt onder andere voor in België en Nederland. De hazelworm is een bodembewoner die een verborgen leven leidt tussen de bladeren en takken in de strooisellaag. Op het menu staan kleine ongewervelden, voornamelijk regenwormen en naaktslakken.
De worm is doorgaans bruin van kleur en bereikt een lichaamslengte van ongeveer 45 centimeter. Jongere dieren zijn lichter van kleur en hebben donkere lengtestrepen, oudere exemplaren zijn soms gevlekt. Net als andere soorten uit de familie hazelwormen lijkt de worm meer op een slang dan op een typische hagedis. Het lichaam draagt geen poten en is langwerpig en cilindrisch van vorm. Door de gewoonte vaak de tong uit te steken wordt de gelijkenis met een slang nog eens versterkt. Belangrijke verschillen tussen een hazelworm en een slang zijn de relatief stijve voortbeweging, de tong die niet sterk gevorkt is en de beweegbare oogleden van de hazelworm. Net als andere Europese hagedissen is de hazelworm volkomen ongevaarlijk en bovendien erg schuw, bij verstoring vlucht het dier snel weg.
De hazelworm is eierlevendbarend, de jongen komen in een dun vliesje ter wereld maar gaan direct hun eigen weg. De hagedis kan in vergelijking met andere reptielen erg oud worden maar heeft ook vele vijanden. Dieren die op de hazelworm jagen zijn onder andere vogels, zoogdieren en andere reptielen.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, oktober 11th, 2014 at 09:50
Waterjuffer
04-08-2014
Waterjuffers
De waterjuffers (Coenagrionidae) zijn de meest soortenrijke familie van de juffers (Zygoptera) en een van de twee onderordes van de libellen (Odonata). In totaal zijn er 101 geslachten met 1143 verschillende soorten beschreven. In België en Nederland alleen al komen er vijftien soorten waterjuffers voor, ofwel een vierde van alle inheemse libellensoorten.
Kenmerken
De volwassen dieren (imagines) van de waterjuffers zijn typische juffers, met een lang, dun achterlijf, voor- en achtervleugels gelijk van vorm en in rust opgevouwen boven het achterlijf, en wijd uiteen staande ogen. Verder hebben ze praktisch allemaal een zwarte tekening op het achterlijf, die zelfs binnen de soort zeer variabel kan zijn. Ze hebben een vleugelspanwijdte tussen 2 en 4,5 cm. Vooral de soorten binnen het geslacht waterjuffer (Coenagrion) zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden. Subtiele verschillen in de vorm van het halsschild en de tekening op het achterlijf maken herkenning mogelijk.
Voortplanting
Waterjuffers zetten over het algemeen hun eieren af in waterplanten, waarbij sommige soorten zelfs onder water afdalen. De larven van de waterjuffers hebben de typische bouw van jufferlarven. Ze kunnen van andere onderscheiden worden door de bouw van de antennes en de staartlamellen, die meestal in twee delen verdeeld zijn. De larven jagen ook in de watervegetatie.
Verspreiding en leefgebied
Deze familie komt wereldwijd voor in gematigde streken in vijvers, venen, beken, zelfs in brak water.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, augustus 23rd, 2014 at 09:01
schorpioenvlieg
05-08-2014
Schorpioenvliegen
De schorpioenvliegen (Panorpidae) zijn een familie van insecten die behoren tot de orde Mecoptera (Schorpioenvliegen). Wereldwijd zijn ongeveer 500 soorten beschreven, verdeeld over een vijftal geslachten.
Het is een interessante groep die behoort tot de oudste insectenordes die een volledige gedaanteverwisseling bezitten.
Kenmerken
Kenmerkend voor sommige schorpioenvliegen (soorten welke behoren tot de familie van de Panorpidae) is het tangvormig orgaan dat mannetjes aan het achterlijf hebben, dat omhoog gekruld wordt gedragen en dat daarom enigszins doet denken aan de staart van een schorpioen, maar geen angel heeft en verder volkomen ongevaarlijk is. Het insect gebruikt het alleen bij de paring. De vleugels zijn vaak gevlekt. De lichaamslengte varieert van 0,9 tot 2,5 cm.
Leefwijze
Schorpioenvliegen zijn roofinsecten, die naast dode insecten en ander aas, ook worden aangetrokken door plantaardig voedsel.
Verspreiding en leefgebied
De soort Panorpa communis komt algemeen voor in Nederland en België, meestal kan hij worden gevonden op lage vegetatie op wat vochtige, beschaduwde plekken. De familie zelf komt voor op het noordelijk halfrond in bossen en struwelen, tussen begroeiing.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, augustus 23rd, 2014 at 08:39
Wespspin 06-08-2014
06-08-2014
06-08-2014
De wespenspin (Argiope bruennichi) is een spin uit de familie Araneidae, ook wel echte spinnen genoemd. Andere benamingen zijn wespspin, tijgerspin of wielwebspin, en de wetenschappelijke naam wordt soms wel eens als Argiope bruennichii gespeld.
Beschrijving
De naam ‘wespenspin’ heeft alles te maken met het uiterlijk; de spin kan niet steken en de beet is ongevaarlijk voor mensen. De naam is vooral te danken aan het relatief zeer grote vrouwtje. Ze heeft een zwart achterlijf met heldere gele, witte en diepzwarte grillige banden, vooral vlak voor het afzetten van de eitjes is het achterlijf sterk opgezwollen. De buikzijde van het achterlijf heeft twee gele strepen in de lengterichting. Het cephalothorax of kopborststuk is zilverachtig behaard en de poten zijn duidelijk bruinzwart met geelgrijs gebandeerd. Ondersteboven zittend in het web valt de spin daardoor goed op, maar wordt door veel vijanden juist met rust gelaten vanwege het wesp-achtige uiterlijk. De wespenspin is een van de grootste Europese spinnen, en is vanwege de lengte en kleuren moeilijk over het hoofd te zien, zelfs voor mensen die niets van spinnen weten is de soort ook makkelijk op naam te brengen. Vrouwtjes worden ongeveer 15 millimeter lang, gemeten van de kaken tot aan de punt van het achterlijf, door de grote dikke poten lijkt de spin aanzienlijk groter. Mannetjes zijn dofbruin en veel kleiner, ze worden maximaal 5 millimeter. Vanwege hun geringe grootte worden de mannetjes maar zelden opgemerkt.
Voorkomen
De wespenspin komt oorspronkelijk uit het Middellandse Zeegebied, maar heeft zich verspreid naar het noorden tot in Noorwegen en komt tegenwoordig ook in grote delen van Europa voor, ook in Nederland en België, zij het niet in grote aantallen. Zelfs in Groot-Brittannië wordt de spin sinds de jaren 20 aangetroffen, terwijl de Noordzee voor veel dieren een grote barrière is. Met name op zonnige plekken is deze spin te vinden. In Nederland was deze soort vrij zeldzaam, ze werd pas in 1980 ontdekt in Limburg. De laatste jaren rukt de spin op naar het noorden, mogelijk door de warmere zomers als gevolg van de klimaatsverandering. De spin is nu in alle Nederlandse provincies gezien en ook op een aantal waddeneilanden zoals Terschelling en Ameland. Rond Eindhoven is de soort zelfs vrij algemeen. Met name wat open plaatsen als graslanden en heidevelden zijn een geschikte biotoop. In Vlaams-Brabant heeft de spin zich al jaren op verschillende plaatsen gevestigd, waaronder in Glabbeek. Ondertussen wordt ze over heel Vlaanderen aangetroffen.
In tegenstelling tot hun zuidelijke soortgenoten zijn wespenspinnen uit het noorden van Europa niet het hele jaar door te vinden. Omdat het aantal warme maanden er beperkt is, hebben de noordelijke spinnen ook minder tijd om te groeien en blijven ze kleiner dan de spinnen uit het zuiden.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, augustus 6th, 2014 at 07:00
31-07-2014
Muurhagedis liggend in de zon.
27-07-2014
Kopportret van de muurhagedis.
Nee, nee niet in Frankrijk maar in ons heerlijke Brabant heb ik deze hagedissen kunnen fotograferen.
27-07-2014
27-07-2014
27-07-2014
De muurhagedis (Podarcis muralis) is in Europa de bekendste vertegenwoordiger uit de familie echte hagedissen (Lacertidae). De hagedis heeft een meestal bruine kleur, een lang en plat lichaam en een lange staart. De hagedis komt in een groot deel van Centraal-Europa voor, ook in België en Nederland. De Nederlandse naam muurhagedis wordt ook in andere talen gebruikt en refereert aan de voorkeur voor muren en steenhopen als habitat. Ook de wetenschappelijke soortnaam muralis verwijst hiernaar.
Kenmerken:
De muurhagedis bereikt een lengte van ongeveer 15 tot 20 centimeter en wordt maximaal 22 cm lang [1]. Het lichaam en de kop zijn sterk afgeplat, de poten en tenen zijn relatief lang, de tenen zijn voorzien van scherpe klauwtjes. De lange en relatief dunne staart beslaat ongeveer 60 tot 200 procent van de kopromplengte als deze niet is afgeworpen. De muurhagedis kent net als andere hagedissen caudale autotomie; het afwerpen van de staart als deze wordt beetgepakt. De staart groeit weer aan maar is korter en donkerder dan de originele staart.
De muurhagedis kent vele kleurvariaties die te verwarren zijn met de kleuren van andere hagedissen. De meeste exemplaren zijn bruin en hebben diverse lichtere rijen vlekjes of blokken op de rug en in de flanken. Ook nettekeningen komen voor waarbij de tekening beige, bruin, zwart of witgrijs kan zijn. De buik is witgeel, bij de mannetjes geel tot roodoranje in de paartijd. Mannetjes zijn in de regel donkerder dan vrouwtjes. De muurhagedis is met name te herkennen aan de bouw; het is een relatief platte hagedis met een spitsere snuit en slankere bouw dan bijvoorbeeld de zandhagedis en de levendbarende hagedis. Van deze laatste twee soorten is de muurhagedis ook betrekkelijk eenvoudig te onderscheiden aan de halskraag aan de onderzijde. Bij de muurhagedis is deze recht, bij de andere twee soorten is de halskraag enigszins gekromd. Ook is de halskraag niet gekarteld en hebben de schubben geen kiel; ze zijn plat en hebben geen opstaand midden.
In de paartijd krijgen de mannelijke exemplaren een rij blauwe vlekjes onderaan de flanken, er zijn overigens wel meer soorten echte hagedissen die dergelijke vlekjes hebben. Sommige ondersoorten zijn groen of zwart, de kleuren verschillen ook enigszins per individu. Bij de ondersoort P. muralis nigriventris hebben de mannetjes een zwarte basiskleur en zijn de vrouwtjes meestal bruin, met egaal verspreide kleine gele vlekken. Deze ondersoort leeft in Italië, en bij de vrouwtjes zijn deze vlekken wat valer. Exemplaren uit de omgeving van Rome zijn helder groen gekleurd en hebben zwarte vlekjes op de rug. Naast de kleur kan tussen de verschillende ondersoorten ook de lichaamsvorm iets verschillen.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juli 27th, 2014 at 14:15
Dit boomkikkertje heb ik gemaakt op 22-08-2015
gemaakt op 22-08-2015
26-07-2014
Dit boomkikkertje was op de vlucht voor twee fotografen.
11-08-2013
Dit kikkertje is niet groter dan twee en halve centimeter. Om ze te vinden moet je heel goed zoeken in bramenstruiken op een paar plaatsen in Nederland.
23-07-2013
De boomkikker of Europese boomkikker (Hyla arborea) is de bekendste Europese kikker uit de familie boomkikkers (Hylidae).
De boomkikker komt voor in een groot deel van Europa en is de enige soort uit de familie boomkikkers die voorkomt in België en Nederland. De kikker leeft op open zonbeschenen plekken in relatief dicht begroeide en vrij vochtige biotopen in de buurt van water. Het is een boombewonende soort die zich ophoudt tussen het gebladerte. Het voedsel bestaat uit verschillende ongewervelden zoals insecten en de kikker heeft diverse vijanden zoals vogels en zoogdieren. De boomkikker wordt in een deel van zijn verspreidingsgebied bedreigd door uiteenlopende menselijke activiteiten.
De lichaamslengte is ongeveer 4 tot 5 centimeter, de boomkikker is van alle West-Europese kikkers te onderscheiden door de egale lichtgroene kleur op de rug en de relatief gladde huid zonder wratten zoals padden of langwerpige klierlijsten op de rug zoals veel echte kikkers. De boomkikker is tevens de enige soort in de Benelux waarvan de vingers en tenen hechtschijven dragen.
De boomkikker wordt ongeveer 3 tot 4 centimeter lang, de vrouwtjes worden gemiddeld iets groter dan de mannetjes tot 4,5 cm en bereiken in uitzonderlijke gevallen 5 cm. De huid is glad aan de bovenzijde maar korrelig op de buik, de trommelvliezen aan weerszijden van de kop zijn duidelijk zichtbaar door de bruine kleur, de iris is geel tot oranje van kleur en heeft een enigszins elliptische horizontale pupil. De gepaarde gifklieren achter de ogen worden paratoïden genoemd en zijn niet sterk vergroot. De kikker heeft zogenaamde vomerine tanden; tandachtige structuren in het verhemelte van de bek.
De boomkikker draagt zogenaamde hechtschijven, dit zijn kleine schijfvormige structuren aan de tenen en vingers. De hechtschijven doen qua vorm denken aan zuignappen maar hebben een wezenlijk andere werking. Net als andere kikkers hebben de hechtschijven een fijne structuur met zeer kleine kanaaltjes, waarin bij het neerzetten van de hechtschijf vocht wordt gedreven waardoor de kikker blijft plakken, zie ook onder kikkers. Bij het klimmen speelt ook de buikzijde een rol, door het slijmlaagje van de huid blijft de kikker beter plakken.
Een typisch kenmerk van de boomkikker is de heldere, groene kleur en het ontbreken van vlekken of strepen op de rug. De kleur is meestal lichtgroen, maar kan ook groengrijs tot geelbruin of bruin zijn, afhankelijk van de temperatuur en de gemoedstoestand van de kikker. Het veranderen van kleur heeft niets met het aanpassen aan de ondergrond te maken. Indien gestrest (bijvoorbeeld bij hantering) wordt de kleur donkerder tot donkergroen of -bruin. Ook kunnen vlekken ontstaan op de rug.
Heel soms komen blauwe exemplaren voor. Deze zijn echter niet van kleur veranderd maar hebben een tekort aan een gele kleurstof in de huid. Omdat het gele pigment samen met blauw pigment de groene kleur veroorzaakt, kleurt de kikker blauw bij een tekort aan de gele kleurstof. Dit komt soms ook voor bij andere soorten zoals de bastaardkikker (Rana esculenta).
De buikzijde is wit tot grijs van kleur, de overgang tussen buik en rug wordt gemarkeerd door een donkerbruine streep onderaan de flanken die begint aan het neusgat vooraan de kop en doorloopt door het oog en trommelvlies en via de achterpoten reikt tot de lies, onder de rechter achterpoot. Deze streep is wit- tot geel-omrand aan de bovenzijde en heeft een voor deze soort kenmerkende uitstulping bij de lies die wat naar voren gekromd is. De poten zijn van boven groen en van onderen geelachtig tot roze van kleur, vooral de tenen. Ook hier is de boven- en onderzijde gescheiden door een duidelijk donkere lijn.
Mannetjes zijn van de vrouwtjes te onderscheiden aan hun kwaakblaas; alleen de mannetjes kwaken. De keel van de mannetjes is ook te herkennen als er niet gekwaakt wordt omdat de huid hier een donkere, geelbruine tot grijze kleur heeft, evenals een geplooid oppervlak. De keel van de vrouwtjes is glad en lichter van kleur. Mannetjes blijven daarnaast wat kleiner al is dit in het veld moeilijk te zien.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, juli 26th, 2014 at 13:40
20-07-2014
Icarusblauwtje.
20-07-2014
20-07-2014
Icarusblauwtje
(Polyommatus icarus)
De bovenkant van de vleugels van dit kleine vlindertje is bij het mannetje blauw en bij het vrouwtje bruin. Sommige vrouwtjes hebben een sterke blauwe bestuiving, maar er komen ook bruine vrouwtjes voor. De vlinders voeden zich met nectar van vooral vlinderbloemigen en vliegen meestal laag boven de vegetatie. Ze brengen de nacht door in groepjes, waarbij ze met de kop naar beneden in de vegetatie hangen.
Verspreiding,
Het icarusblauwtje komt algemeen voor in heel Europa, op droge schrale graslanden tot matig vochtige steppe. Ook in Nederland en België is de vlinder zeer algemeen. In 2005 is de soort voor het eerst ook in Noord-Amerika gevonden, in de buurt van Mirabel in de Canadese Provincie Quebec.
De vliegtijd is van april tot en met oktober. De rups overwintert, meestal het derde rupsstadium.
Waarnemingen van feitelijke ei-afzetting zijn vrij spaarzaam. De eitjes worden tussen de bovenste bladeren op de jonge nog niet bloeiende planten van gewone rolklaver afgezet.
(Tekstbron: nl.wikipedia.org)
(Tekstbron: vlindermee.nl)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
maandag, juli 21st, 2014 at 13:37
Rups van de koninginnenpage
06-08-2014
23-07-2014
Tegenlicht opnamen van de koninginnenpage.
20-07-2014
20-07-2014
20-07-2014
De koninginnenpage (Papilio machaon) is een vlinder uit de familie pages (Papilionidae). De koninginnenpage is een wat bekendere soort in vergelijking met andere pages vanwege de relatief grote spanwijdte tot 75 millimeter en de overwegend gele kleuren. De vleugels hebben daarnaast een opvallende zwart-gele tekening met blauwe accenten, een rode vlek aan de achtervleugel en een langwerpig, zwart gekleurd vleugelaanhangsel dat de vleugelstaart of -slip wordt genoemd. De koninginnenpage heeft een zeer groot verspreidingsgebied in vergelijking met andere vlinders, wat de bekendheid ten goede komt.
De koninginnenpage komt voor in vrijwel geheel Europa, grote delen van Azië en het uiterst noordoostelijke deel van Afrika, en is daarnaast ook algemeen in grote delen van Noord-Amerika.[1] De page heeft een voorkeur voor open, bloemrijke landschappen. In het grootste deel van zijn areaal komt de vlinder nog algemeen voor, maar in sommige landen is de vlinder bijna uitgestorven, zoals in Groot-Brittannië.[2] De koninginnenpage is een van de grootste vlinders die in België en Nederland wordt gevonden maar is hier geen algemene soort. In het grootste deel van westelijk en noordelijk Europa is het een zeldzame zwervende soort.
De rupsen leven voornamelijk van verschillende schermbloemige planten[3] Ze hebben een heldere groene kleur en een opvallende tekening die bestaat uit zwarte dwarsbanden op de lichaamssegmenten die worden onderbroken door oranje vlekken.
(Tekstbron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juli 20th, 2014 at 11:07
Oranjetipje.
21-04-2014 Oranjetipje
21-04-2014 Oranjetipje die haar tong in de nectar gaat rollen.
21-04-2014oranjetipje (Anthocharis cardamines) 13-04-2014 13.00uur
Kenmerken
Voorvleugellengte: circa 20 mm. Het mannetje van deze soort valt op door de grote oranje vlek in de voorvleugelpunt; bij het vrouwtje ontbreekt deze karakteristieke vlek. De onderkant van de achtervleugel is geelgroen gemarmerd.
13-04-2014
13-04-2014
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
maandag, april 21st, 2014 at 20:08
14-03-2014
Heikikkers tijdens de paring.
14-03-2014 Heikikker in De Rips. Ze schamen zich nergens voor.
Heikikker 08-03-2014
In de paartijd kleurt de heikikker blauw zoals men hieronder kan zien.
08-03-2014 Een close-up van de heikikker
De heikikker (Rana arvalis) is een kikker uit de familie echte kikkers (Ranidae). Het is een van de meest algemene bruine kikkers uit het geslacht Rana in Europa. De soort komt ook in Nederland en België voor, maar is hier niet algemeen.
Verspreiding en habitat[bewerken]
Het verspreidingsgebied van de heikikker beslaat het centrale en met name oostelijke deel van Europa, omdat de kikker ten oosten van het Oeralgebergte voorkomt in Rusland ligt een deel van het leefgebied in Azië. Het verspreidingsgebied beslaat het centrale, oostelijke en noordelijke deel van Europa, rond de Middellandse Zee komt de heikikker niet voor. Het noordelijkste deel van het verspreidingsgebied ligt in Zweden, dicht bij de poolcirkel. Het zuidelijkste deel ligt in Roemenië in de Noordelijke Dobroedzja bij de stad Tulcea. De heikikker komt voor in de landen België, Denemarken, Duitsland, Estland, Finland, Frankrijk, Hongarije, Italië, Letland, Litouwen, Moldavië, Nederland, Noorwegen, Oekraïne, Oostenrijk, Polen, Roemenië, Rusland, Slowakije, Slovenië, Tsjechië, Wit-Rusland, Zweden en Zwitserland. In Rusland komt de heikikker voor tot het Baikalmeer. Het verspreidingsgebied strekt zich in een smalle strook oostelijk nog verder uit via de rivier Lena tot iets ten oosten van de stad Olekminsk . De populaties in zuidelijk Duitsland en noordoostelijk Frankrijk zijn geïsoleerd. Veel geïsoleerde populaties zijn kwetsbaar voor menselijk ingrijpen zoals het aantasten van de voortplantingswateren.
Nederland en België[bewerken]
In Nederland komt de heikikker voor in een groot gedeelte van het land, maar is niet meer algemeen. De soort is vooral in het oosten en zuiden te vinden. In België komt de heikikker alleen voor in de noordelijkste provincies Antwerpen en Limburg.
In Nederland wordt de heikikker beschouwd als kwetsbare soort en staat op de rode lijst. In zijn gehele areaal is de soort echter niet bedreigd.
Heikikkers houden van open plekken met kleine watertjes zoals vennen en poelen in open plekken in het bos, heidevelden of duinpannen. Kalkarme gebieden met een hoge grondwaterstand, zoals veengebieden en elzenbroekbos hebben de voorkeur. De heikikker is een typische laaglandbewoner die voorkomt rond zeeniveau maar ook is aangetroffen tot een hoogte van 1500 meter boven zeeniveau in het Altaj gebergte
Een juveniel met een duidelijk zichtbare lichtere brede rugstreep, begrensd door donkere wrattenrijen.
De heikikker heeft een bruine kleur, vaak met vlekken op de rug en flanken, de achterpoten zijn licht gebandeerd. Ongevlekte exemplaren komen ook voor, deze hebben een kleur die doet denken aan kipfilet. De dorsolaterale lijsten zijn vaak lichter van kleur, op het midden van de rug is vaak een lichte rugstreep aanwezig, begrensd door donkere wratten. Bij sommige populaties ontbreekt deze streep echter. De buik is meestal ongevlekt of soms grijs gemarmerd aan de flanken. Ook dit kenmerk geldt niet voor alle populaties, sommige populaties hebben juist altijd een gevlekte buik. Achter de ogen is een zeer brede, bruine langwerpige oogvlek aanwezig die loopt van het oog tot de voorpoot. Over de onderlip loopt een gele streep tot de mondhoeken. De achterpoot van de heikikker is eenvoudig te herkennen aan de relatief grote metatarsusknobbel. Deze structuur is verhard en veel langer dan die van andere soorten, die meestal een zachte knobbel hebben.
De kop eindigt relatief spits, de ogen zijn geelbruin van kleur, de pupil is horizontaal en enigszins elliptisch. Het trommelvlies is gelegen in de oogvlek en bruin van kleur, het heeft een diameter van ongeveer twee derde van die van het oog.
De heikikker bereikt een lengte van ongeveer 55 tot 60 millimeter en kan tot 7 cm lang worden. In uitzonderlijke wordt een lengte van 8 cm bereikt, maar dit geldt alleen voor exemplaren in het zuidoostelijke deel van het verspreidingsgebied. Mannetjes in de paartijd zijn vaak donkerder tot blauw gekleurd, zie ook onder het kopje voortplanting
Bron: http://wmnatuurfotografie.nl
Tekst: http://nl.wikipedia.org/wiki/Heikikker
vrijdag, maart 14th, 2014 at 14:00