Vogels
28-04-2017
28-04-2017

28-04-2017
De kneu
Kenmerken
Het 13,5 cm lange mannetje is te herkennen aan het rood van kruin en borst, meestal is de kleur afgedekt door de grijze veerranden. Het dier heeft een grijsbruine kop. De rug en mantel zijn kastanjebruin. De donkerbruine staart heeft witte randen. Het vrouwtje is over het geheel wat meer streperig getekend dan de man. De zang is prettig aandoend gebrabbel met fluittonen.
Leefwijze
De kneu is een zaadeter die zich voedt met zaden van bomen en ruigtekruiden zoals hennep en vlas (resp. Cannabis en Linum – de wetenschappelijke namen van de kneu zijn hiervan afgeleid), en insecten en larven.
Voortplanting
De stevige nesten zijn gevoerd met haartjes, veertjes of pluisjes. Het legsel bestaat uit vier tot zes witte tot lichtblauwe eieren met rode vlekjes, die in 12 tot 14 dagen door beide ouders worden uitgebroed.
Verspreiding en leefgebied
Hij komt voor in Europa, Noord-Afrika en West-Azië. Het is een typische vogel van ouderwets agrarisch cultuurland met dorpen, houtsingels en heggen met veel groen.
De soort telt zeven ondersoorten:
- L. c. autochthona: Schotland.
- L. c. cannabina: westelijk, centraal en noordelijk Europa, westelijk en het zuidelijke deel van Centraal-Siberië.
- L. c. bella: van het Midden-Oosten tot Mongolië en noordwestelijk China.
- L. c. mediterranea: het Iberisch Schiereiland, Italië, Griekenland, noordwestelijk Afrika en de mediterrane eilanden.
- L. c. nana: Madeira.
- L. c. meadewaldoi: de westelijke en centrale Canarische Eilanden.
- L. c. harterti: de oostelijke Canarische Eilanden.
Vogels die in Nederland broeden trekken in de winter naar Zuid-Spanje en Marokko. Vogels uit het noorden trekken hier door. In de winter zijn er weinig kneuen, zeker als het echt koud wordt. De kneu trekt in grote aantallen door in april en oktober.
Status in Nederland
Volgens SOVON gaat het aantal broedparen in de periode 1990-2007 geleidelijk achteruit en broeden er nog ongeveer 45.000 paar in Nederland. Dit komt door de verschraling van het agrarisch cultuurlandschap, dat steeds grootschaliger wordt. Daarom is de soort in 2004 als gevoelig op de Nederlandse rode lijst gezet.
Volksnamen
De kneu kent van oudsher veel benamingen in de volksmond, te weten; kneu, vlasvink, robijntje, hennepvink en kneuter. De Haagse straat de Kneuterdijk is naar de Kneu vernoemd.
Verwijzingen
Jules de Corte noemt in 1956 het dier in zijn lied ‘De Vogels’.
In 2014 deden zangeres Ilse de Lange en zanger Waylon mee aan het Eurovisiesongfestival onder de naam The Common Linnets, een verwijzing naar de Engelse naam voor het vogeltje.
vrijdag, april 28th, 2017 at 15:23
28-04-2017
07-06-2016

08-04-2016
08-04-2016
08-04-2016
23-04-2013
De blauwborst (Luscinia svecica) is een zangvogel uit de onderfamilie Saxicolinae en is verwant aan de nachtegaal.
Kenmerken
In het voorjaar heeft het mannetje een helderblauwe keel en borst, afgezet met een zwarte en roodbruine band. ’s Winters vervaagt de blauwe kleur enigszins. De blauwborst meet van kop tot puntje van de staart circa 14 centimeter.
Leefwijze
Zijn voedsel bestaat hoofdzakelijk uit insecten, in de nazomer eet hij ook wel bessen. Het is een snelle vlieger, die meestal verborgen leeft in de vegetatie.
Voortplanting
Het nest is aan de binnenzijde gevoerd met paardenhaar of pluisjes en bevindt zich goed verborgen tussen de vegetatie op de bodem. Het legsel bestaat uit 5 tot 6 groenachtige eieren met fijne roodbruine stippen. De broedtijd neemt ongeveer 14 dagen in beslag. Beide ouders belasten zich met de zorg.
Verspreiding en leefgebied
Het broedgebied ligt in noordelijk Europa. ’s Winters trekt de vogel naar gebieden langs de Middellandse Zee of verder Afrika in.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
De blauwborst is een stuk minder bekend dan de roodborst die ook tot dezelfde onderfamilie behoort. De soort broedt in lastig toegankelijk moerasgebied en trekt ’s winters weg. Het roodborstje daarentegen broedt in bossen, tuinen en parken en is het hele jaar te zien en te horen. De blauwborst was tussen ca. 1900 en 1975 in Nederland en Vlaanderen een geleidelijk in aantal afnemende vogelsoort die broedde in kleine veenmoerassen, broekbossen langs beken en in grienden. Deze biotoop werd steeds zeldzamer door drooglegging en herverkaveling. Rond 1975 kwam hierin kentering. Door de afsluiting van het Haringvliet ontstonden verruigde, natte wilgenbossen in de Biesbosch. Ook in Flevoland ontstonden grote, moerassige natuurgebieden, evenals in het rivierengebied (‘ruimte voor de rivieren’). Dit leidde ertoe dat de blauwborst tussen ca. 1975 en 2005 geleidelijk toenam.
In Vlaanderen komt de blauwborst voor in kreken, opgespoten vlaktes en riviervalleien. De soort breidt zich ook daar verder uit, zelfs naar beekoevers in verder intensief gebruikte landbouwgebieden.
Ondersoorten
Er zijn tien ondersoorten. In Noord-Eurazië tot aan Alaska komt de nominaat voor, een roodgesterde vorm: L.s. svecica. In Nederland en Vlaanderen broedt de witgesterde ondersoort, L. s. cyanecula.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, april 28th, 2017 at 12:00
27-04-2017
27-04-2017

19-06-2016

19-06-2016

19-06-2016

04-06-2016

Voermoment door mama.
04-06-2016

04-06-2016 Pop.
04-06-23016 pop
04-06-2016
De familie
21-05-2016.
21-05-2016 een kop portret met op de achtergrond de prachtige kleur van een rododendron.

21-05-2016 De eerste keer dat het jong water uit de drinkvijver neemt.

21-025-2016 Het manneke met op de achtergrond de prachtige kleuren van een rododendron.

21-05-2016 Een net uitgevlogen jonge appelvink die bij de drinkvijver aankwam om zijn dorst te lessen werd even later door moeders gevoerd

14-05-2016 Pop met twee teken onder haar linker en een onder haar rechter oog.

27-04-2016
Man
27-04-2016
27-04-2016

Appelvink vrouwtje
19-04-2015

appelvink
De appelvink (Coccothraustes coccothraustes) is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae).
Kenmerken
De vogel kan 18 cm groot worden en heeft een zeer stevige, driehoekige snavel waarmee zelfs kersepitten kunnen worden gekraakt. Ook de kop en hals zijn dik. De kop is geelbruin, de rug en schouders zijn warmbruin. De nek is grijs en de stuit is grijsgeelbruin. De staart is donkerbruin, de snavel is loodblauw en de poten lichtbruin.
Leefwijze
Ondanks zijn grootte, is de vogel lastig waar te nemen voor mensen die het geluid niet goed kennen. De vogel houdt zich meestal nogal heimelijk op, hoog in de bomen. Het geluid is een luid ‘tsik’ dat een beetje lijkt op dat van een roodborst. Aan het eind van de winter en in het vroege voorjaar, als de bomen nog kaal zijn, wordt deze vink het meest gezien. Het voedsel bestaat uit pitten, beukennootjes, bessen, zaden en soms ook insecten.
Voortplanting
De vogel nestelt meestal hoog in bomen dicht tegen de stam aan en soms in struiken. Het nest is vrij klein en plat. De binnenzijde is gevoerd met veertjes en pluisjes. De broedperiode loopt van april tot en met juni. Een legsel bestaat uit 4 tot 5 grijsgroene tot blauwe eieren met donkerbruine vlekjes.
Verspreiding en leefgebied
Het broedgebied omvat geheel Europa, Zuid-Rusland, West-Siberië, Kaukasus en Iran. De soort telt 6 ondersoorten:
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
De appelvink was in de jaren 1930 nog een vrij zeldzame vogel in Nederland. Door veranderd bosbeheer en ook door invasies (waarschijnlijk uit Midden-Europa) in 1940/41, 1969/70 en 1985/86 nam het aantal appelvinken in Nederland sterk toe. Op de Veluwe in de periode 1980-1987 met een factor 4 en in ZW-Drenthe tussen 1985 en 1995 met een factor vijf. Verder werd Flevoland gekoloniseerd toen daar de bossen een geschikt formaat kregen en dankzij de aanplant van wilde zoete kers.
Volgens SOVON bereikte het aantal broedparen in Nederland rond 1996 een hoogtepunt en daalde daarna dat aantal weer. Rond 2002 broedden er nog ongeveer 9000 paren in Nederland. De belangrijkste gebieden zijn de Veluwe, de Utrechtse Heuvelrug, de Achterhoek, Twente, Drenthe en Zuid-Limburg. Maar ook buiten deze streken broeden appelvinken.
De appelvink is in Vlaanderen aanmerkelijk minder algemeen. Het kerngebied ligt in de Voerstreek in Vlaams Limburg. De appelvink heeft nog een familielid: De Chinese appelvink.
De appelvink komt voor in boomgaarden, parklandschappen, loofbossen en gemengde bossen en in parken en tuinen.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
donderdag, april 27th, 2017 at 10:00
16-04-2017
16-04-2017
16-04-2017

Grasmus
De grasmus (Sylvia communis) is een zangvogel uit de familie van zangers (Sylviidae).
Kenmerken
De lichaamslengte bedraagt 14 cm. Beide partners zijn vaak zeer verschillend.
Leefwijze
De “kuif” is goed zichtbaar tijdens het zingen
In de lente toont het mannetje zich erg opgewonden, terwijl hij van tak tot tak vliegt, zijn staart uitspreidt en het kuifje opricht. Zijn zang is afwisselend met noten die de vogel haastig uitstoot, wanneer hij trillend uit een heg opvliegt en er zich dan terug in laat vallen.
Deze vogels nestelen in struikgewas en heggen, vaak aan de rand van akkers of weiden, maar ook in tamelijk hoog onkruid en in braamstruiken langs sloten, wegen en spoordijken is de vogel te vinden. Het voedsel bestaat uit insecten, bessen en vruchten.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit 4 tot 5 licht geelbruine eieren met donkere vlekken. Het mannetje bouwt meerdere nesten, waaruit er een wordt gekozen door het vrouwtje, dat ze dan gezamenlijk afbouwen.
Verspreiding
Het is een zomergast in Europa en West-Azië, die de winter in Afrika, bezuiden van de Sahara, doorbrengt.
De soort telt 4 ondersoorten:
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zondag, april 16th, 2017 at 10:12
11-03-20107

11-03-2017

08-04-2016
08-04-2016
03-04-2016
03-04-2016
03-04-2016
22-03-2015
22-03-2015
22-03-2015
22-03-2015
22-03-2015
De geoorde fuut (Podiceps nigricollis) is een watervogel, het is een klein soort fuut (Podicipedidae).
Beschrijving
De geoorde fuut is een trekvogel en ongeveer even groot als de kuifduiker maar ’s zomers heeft hij een zwarte hals. Ook zijn kop heeft een andere vorm. Bij de geoorde fuut is deze hoger en niet plat. Hij heeft een zwarte kop met een goudgele oorpluim. De ondersnavel van de fuut is naar boven gebogen en lijkt daardoor “opgewipt”, de snavel van de kuifduiker is recht, dolkvorming. In de winter is het onderscheid lastiger. ook dan is de kopvorm onderscheidend, maar dat is op grote afstand vaak lastig te zien. Het zwart boven op de kop loopt bij de geoorde fuut tot onder het oog terwijl dit bij de kuifduiker duidelijker afgegrensd is en onder het oog abrupt ophoudt. De lichaamslengte bedraagt 30 tot 35 cm en het gewicht 250 tot 600 gram.
Leefwijze
Het voedsel bestaat voornamelijk uit kleine vissen, schelpdieren en insecten, die in de vlucht worden gevangen.
Broedgedrag
Het legsel bestaat uit 4 geelachtig witte eieren, die in 3 weken worden uitgebroed in een drijvend nest tussen de vegetatie.
Verspreiding
Deze fuut komt voor in grote delen van Noord-Amerika, Eurazië en zuidelijke Afrika (zie kaartje). Ze broeden in zoute meren en moerassen in drijvende nesten. De soort telt 3 ondersoorten:
Status als broedvogel in Nederland en Vlaanderen
De fuut broedt op dezelfde wijze als de gewone fuut, maar vaker in losse kolonies van enkele broedparen bij elkaar in de buurt. Het is een (zeer) schaarse broedvogel in Nederland, voornamelijk op de hoge zandgronden in Drenthe, Noord-Brabant en Noord-Limburg. In Vlaanderen is het een zeldzame broedvogel in de Kempen Buiten de broedtijd komt de geoorde fuut in klein aantal voor vaak in zoute wateren zoals het Grevelingenmeer en de westelijke Waddenzee. l bestaat uit 4 geelachtig witte eieren, die in 3 weken worden uitgebroed in een drijvend nest tussen de vegetatie. (Tekst bron: wikipedia.org) (bron: wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, maart 11th, 2017 at 09:00
04-02-2017
04-02-2017
De middelste bonte specht (Dendrocoptes medius synoniem: Dendrocopos medius) is een in Nederland en België voorkomende vogel, behorende tot de familie spechten (Picidae)
Kenmerken
Hij is ongeveer 19,5 tot 22 centimeter lang; dit is slechts iets kleiner dan de grote bonte specht, die 23 tot 26 centimeter lang is. De middelste bonte specht lijkt echter kleiner door de korte snavel en de ronde, lichte kop. Hij heeft een rode kruin en een roze anaalstreek. Dit onderscheidt de middelste bonte specht van volwassen grote bonte spechten. Juveniele grote bonte spechten vertonen echter ook een rode kruin en een roze anaalstreek. Belangrijk om de middelste bonte van de jonge grote bonte specht te onderscheiden, is het ‘open’ gezicht. De snorstreep reikt namelijk niet tot de snavel en de streep op de zijkop raakt het achterhoofd niet. Bij de grote bonte specht raakt de snorstreep de snavel wel en ook wordt bij deze soort de streep op de zijkop wel verbonden met het achterhoofd. De buik en flanken van de middelste bonte specht zijn gestreept en hebben een gele tint.
Leefwijze
Verspreiding en leefgebied
De middelste bonte specht broedt in weelderige loofbossen met oude eiken, haagbeuken en iepen, in Midden- en Zuid-Europa. Hij prefereert bossen in combinatie met open plekken, weiden en dichte bosschages. In Nederland was de soort een tijdlang uitgestorven als broedvogel, maar vanaf 1997 broedt hij weer binnen de landsgrenzen. In dat jaar was de soort slechts aan te treffen in Midden- en Zuid-Limburg, maar sindsdien heeft de middelste bonte specht zich sterk uitgebreid. In 2006 broedden er al minimaal 130 paartjes in Nederland, niet alleen meer in Limburg, maar ook in Twente, de Achterhoek en Noord-Brabant. In België komt de middelste bonte specht voor in het oosten. De hoogste dichtheden worden bereikt in het uiterste zuidoosten van het land.
De soort telt vier ondersoorten:
De grootte van de Europese populatie (95% van de wereldpopulatie) wordt geschat op 140.000 tot 310.000 broedparen. De middelste bonte specht gaat in aantal vooruit. Om deze redenen staat deze specht als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
donderdag, februari 16th, 2017 at 21:56
27-01-2017
27-01-2017
27-01-2017
27-01-2017
2701-2017
27-01-2017
22-01-2017
Kopportret van de poetsende Roerdomp

22-01-2017

22-01-2017
22-01-2017

22-01-2017

22-01-2017
De roerdomp (Botaurus stellaris) is een reigerachtige vogel (familie Ardeidae) die door zijn perfecte bruine schutkleur in het rietland niet opvalt. Deze vogel is een uiterst schaarse broedvogel in Nederland.
Een
Kenmerken
Deze 75 cm lange vogel heeft een geelbruin verenkleed met donkere vlekken en strepen en een zwarte kruin, een lange, dikke hals, een groengele snavel en groene poten.
Leefwijze
Op de grond houdt de roerdomp zich meestal op in het riet waar hij zoekt naar amfibieën en vissen. Als hij zich bespied waant, blijft hij roerloos staan met de snavel recht naar boven wijzend. Op deze manier is hij nagenoeg onzichtbaar tussen het riet. Het dier vertoont de meeste activiteit rond zonsopkomst en -ondergang. Het geluid dat de roerdomp maakt kan nog het best worden vergeleken met het slaan op een holle boomstam. Het is een laag dreunend geluid. Hij maakt echter weer een ander geluid om vrouwtjes te lokken, zijn geluid is dan juist hoog en scherp. Vroeger dacht men soms dat de roep van de vogel het geluid van de duivel was.
Voortplanting
Het legsel bestaat gewoonlijk uit vier tot vijf doffe, bruingroene of grijsgroene eieren.
Verspreiding en leefgebied
De soort telt 2 ondersoorten:
- B. s. stellaris: van Europa tot oostelijk Azië.
- B. s. capensis: zuidelijk Afrika.
De vogel stelt hoge eisen aan het broedgebied. Deze moerasvogel heeft een sterke voorkeur voor ongestoord moeras in laagland met uitgestrekte rietvelden die moeten bestaan uit jong, dicht op elkaar staand riet (Phragmites australis), afgewisseld met ouder riet dat in laag water staat (minder dan 30 cm). Het waterpeil mag niet te veel fluctueren en in de buurt moet ook dieper open water aanwezig zijn.
Status
De roerdomp heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de wereldpopulatie werd in 2006 geschat op.110.000 tot 340.000 individuen. Deze moerasvogel gaat in aantal achteruit. Het leefgebied van de vogel wordt bedreigd door veranderd beheer van rietvelden, recreatie, vervuiling en waterpeilverandering waardoor uitgestrekte, afgelegen liggende rietvelden verdwijnen. Echter, het tempo van achteruitgang ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de roerdomp nog als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN, maar de soort valt wel onder het AEWA-verdrag.
Nederland en Vlaanderen
De roerdomp is in 2004 als bedreigd op de Nederlandse rode lijst gezet. De soort staat ook op de Vlaamse rode lijst als ernstig bedreigd. Er broedden daar in de periode 1994-2005 hoogstens 13 paren, en dan met name in het vijvergebied van Midden-Limburg, waaronder De Maten in Genk.
De roerdomp is een deeltrekker. Een in Nederland van zender voorzien exemplaar is in de Sahara aangetroffen.
vliegende roerdomp trekt zijn nek in naar zijn romp, net zoals de blauwe reiger dat doet. De roerdomp wordt soms ook ‘rietreiger’ genoemd.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zondag, januari 22nd, 2017 at 17:11
14-10-2016 Uil vliegt geruisloos naar zijn prooi.

01-10-2016
Drie lampen van een achterliggende boerderij wegge kloont, verder is aan deze foto niks gedaan.
Isi 100 D 5.6 Sluiter 1.6 op manuel. hiervoor zijn 2 flitsers gebruikt, ook deze zijn handmatig ingesteld.

Het aanvliegen naar de paal in het avondlicht.

25-09-2016

12-09-2016 21-00uur
Gemaakt met een flitslamp in het open veld.

09-09-2016 20.00uur
Tyto alba alba

05-09-2014 21.29 uur
Kerkuil op het Kerkhof in de Kerkendijk bij Jos vd Kerkhof.
Gemaakt zonder flits alleen lampen gebruikt.

Kerkuil, Tyto alba alba, niet helemaal in beeld maar ben toch tevreden met deze plaat.
Gemaakt op 07-05-2014

20-02-2014 , Tyto alba alba. 
20-02-2014 , Tyto alba alba

09-02-2014 , Tyto alba alba Nog even met Jos naar de uilen gaan kijken.

09-02-2014, Tyto alba alba. De zondagavond leuk afgesloten.

06-02-2014, Tyto alba alba

16-01-2014 ( Tyto alba guttata)

16-01-2014 Kerkuil ( Tyto alba guttata)
Gapende uil die zijn ogen een klein beetje open heeft.

09-01-2014
( Tyto alba guttata)
De eerste twee opnamen zijn gemaakt met twee flitser. De lens die ik gebruikt heb is een Nikon 200mm f4.0. Zowel de flitser als de lens heb ik mogen lenen van Han Meeuwsen. Omdat de uilen vrij dichtbij komen zitten komt het beter uit om met een 200mm lens te fotograferen vanwege een betere compositie. Als men de snavel ziet van deze Kerkuil heb je niet in de gaten dat er zo’n grote mond achter zit (zie hieronder).

09-01-2014
(Tyto alba guttata) De bovenste foto is gesneden om de mond wat beter in beeld te krijgen. Bij zowel de foto hierboven als hieronder heb ik de plank donkerder gemaakt om de uil wat meer eruit te laten springen.

19-12-2013
In Nederland komen twee soorten voor:Tyto alba alba
De onderzijde van deze soort is volledig wit met kleine stippels en vlekken. Ook de bovendelen zijn veel lichter (grijzer) van kleur. De lichte vorm (T.alba alba) is zeldzaam in ons land.
Hieronder de uil met een bruine borst, deze uil is ook wat kleiner. De uilen zitten op een roestige stang die het dak verstevigd. Tyto alba guttata
De hartvormige vrijwel witte gezichtssluier is rond de zwarte ogen roodbruin tot lichtbruin gekleurd. De vleugels zijn asgrijs met oranjebruin, overspikkeld met langwerpige, zwart-witte druppelvlekjes, die vanaf de bovenkop naar de vleugeldekveren steeds groter worden. Verder zijn de grijze partijen fijn dwarsgestreept. Over de slag-en armpennenlopen duidelijke brede dwarsbanden van oranjebruin en grijs. De staart heeft dezelfde tekening. Borst- en buikzijde zijn oranjegeel tot donkerbruin, gespikkeld met donkerbruine, ruitvormige vlekjes.
Hierboven en onder de: Tyto alba guttata
Hieronder de: Tyto alba alba

Deze uilen heb ik samen met Jos van de Kerkhof gemaakt in een oude varkensstal. Jos scheen met een zaklamp op de uil zodat ik deze kon fotograferen. Een uil is geringd, deze heeft een witte borstkast en is groter (Tyto alba alba) . De andere heeft een bruine borst (Tyto alba guttata) . Het zijn beiden wilde uilen ondanks de ring, deze is als jonge vogel eens geringd wat men kan zien aan de hoge ring.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, oktober 14th, 2016 at 19:30
12-07-2016
Twee Jonge steen-uiltjes op de nok van een zeer oud schuurtje.
12-07-2016

16-03-2016

13-03-2016
Bij het opkomen van de zon, dit fraaie uiltje in een knotwilg kunnen fotograferen in de omgeving van Nijmegen.

13-03-2016
Het uiltje in een knotwilg in de omgeving van Nijmegen.
13-03-2016
Het uiltje in een knotwilg, omgeving Nijmegen.
1203-2016
Heerlijk aan het genieten van de ochtendzon.

12-03-2016
Zeer oplettend als er iemand voorbij komt lopen.
12-03-2016
Een uitsnede, niet omdat het moet maar omdat het kan.
12-03-2016
10-03-2016
Tegen de avond , heerlijk genieten van het laatste zonlicht.

10-03-2016 Heerlijk ontspannen aan het roepen naar een partner.

06-07-2013 09.00 uur. Volwassen uil met een boze blik naar mij.

Jonge uil die mij recht in de ogen aankijkt terwijl ik deze van ongeveer tien meter afstand aan het fotograferen ben.

14-05-2011 Volwassen uil in een vervallen boerderij.

14-05-2011

07-07-2013 21.30 uur. Jonge uil die aan het genieten is van een regenworm.

Volwassen Steenuil.
20-07-2013
Met flitslamp gemaakt om 22.30uur.

Kenmerken
De steenuil is de kleinste uil in de Benelux. Het is een klein gedrongen uiltje van ongeveer 21 tot 23 cm. De steenuil heeft een platte kop met felle gele ogen, en heeft aan de bovenkant bruine veren met lichte vlekken.
De uil is een broedvogel en standvogel in een groot deel van Europa, Noord-Afrika en Midden-Azië (zie kaartje).
Leefgebied
De steen-uil heeft het liefst een landschap met weilanden, knotwilgen, fruitbomen en oude schuurtjes. Bloemrijke weilanden zijn een echt muizen- en regenwormparadijs, dus daar vindt hij veel voedsel. Knotwilgen, fruitbomen en schuurtjes hebben dikwijls holletjes waarin de uil zijn jongen kan grootbrengen. Hagen en houtkanten zijn plaatsen waar hij zich kan verschuilen.
De uil is ook dikwijls overdag actief, en is te zien zitten op knotwilgen of weidepaaltjes, te genieten van het zonnetje. De meeste mensen zien hem echter niet, omdat hij zo klein is. Als hij op een paaltje zit is het net of dat gewoon wat langer is. Hij maakt wel veel lawaai. Van oktober tot februari kan je hem van ver horen roepen, een soort “koewie”, gekef en een wat langer “joeeek”.
Voedsel
Het voedsel van de steenuil is aangepast aan zijn grootte, hij pakt wel muizen als hij kan, maar ook veel regenwormen, kevers en andere insecten en soms kikkers. Soms komt de uil met prooien aanzetten die verrassend groot zijn ten opzichte van zijn eigen formaat, zoals ratten. Hij heeft verschillende jachttechnieken. Loeren vanaf een paaltje, over de grond lopen en rennen of jagen vanuit een lage vlucht.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
dinsdag, juli 12th, 2016 at 18:00
19-06-2016 Ik zal jullie eens een poepie laten ruiken.
19-06-2016 Zo, genoeg gegeten, doei!

19-06-2012
22-09-2012
Dit Havik Jong is zich even aan het bekijken voor hij of zij zich gaat wassen.

De havik (Accipiter gentilis) is een middelgrote roofvogel uit de familie van de havikachtigen (Accipitridae) waartoe ook andere dagroofvogels zoals arenden en buizerds behoren. De havik bewoont de arctische tot subtropische zones van het holarctisch gebied.
Kenmerken
Een volwassen exemplaar kan een lengte hebben tussen 49 en 66 cm. Een havik heeft korte, brede vleugels en een lange, bijna vierkante staart. Een volwassen havik heeft een witte lijn boven het oog, een zwarte kruin en donkere veren in de oorstreek. Het verenkleed van een mannetje is bovenaan bruin en onderaan vaalwit met dunne grijze strepen. Het vrouwtje is veel groter en een bovenaan een leigrijs verenkleed en is onderaan grijs. Een jonge havik heeft bovenaan een bruin verenkleed en gestreept bruin onderaan. Bovendien is de witte oogstreep minder opvallend.
Een havik is een stille vogel. Slechts in de broedtijd kan men verschillende soorten gekekker horen. In Eurazië wordt de mannetjeshavik gemakkelijk verward met de sperwer (Accipiter nisus), maar is iets groter, zwaarder en heeft iets langere vleugels.
Voedsel
De havik vangt middelgrote vogels en zoogdieren. Hoofdprooien in Nederland zijn postduif, houtduif, Vlaamse gaai en konijn. Ook eksters en kraaiachtigen worden verschalkt. In terrein met veel dekking jaagt de havik vanaf een zitplaats of in een lage vlucht, om een prooi te verrassen. Daarbij kan de vogel op korte stukken een relatief grote snelheid (80 km/u) ontwikkelen. Haviken vangen hoofdzakelijk de soorten die in hun habitat talrijk voorkomen. Vaak is te zien hoe een havik net als een slechtvalk vanuit een hoge vlucht op een prooi duikt.
Voortplanting
Een paartje haviken heeft vaak meerdere nesten in hun territorium, die van jaar tot jaar worden gewisseld om parasieten te vermijden, maar maakt toch gemakkelijk een nieuw nest. Dit nest, ook wel horst genoemd, wordt met dode takken gebouwd hoog in de boomkruin in een gaffelvormige tak, of aanleunend tegen de stam.
De havik legt een tot vijf blauwwitte eieren, meestal drie of vier. Tijdens het broeden ruien de mannetjes en vrouwtjes en vindt men gemakkelijk ruiveren onder het nest van, voornamelijk, het vrouwtje, doordat zij meer aan het nestgebied gebonden is. Havikjongen die klaar zijn om het nest te verlaten beginnen met vliegoefeningen. De ouders leggen dan prooien op de rand van het nest, waardoor de jongen fladderend naar de rand gaan. En ineens duiken ze spontaan van het nest als (bijna) volleerde vliegers. De havik heeft een karakteristiek vluchtpatroon: trage klap van de vleugels, trage klap en dan glijvlucht recht vooruit.
Verspreiding
De havik komt voornamelijk voor in bosgebieden in gematigde streken van het noordelijk halfrond. Landbouwgronden worden echter vaak ook gebruikt om te jagen en hier en daar worden ze ook al in steden waargenomen.
De soort telt 10 ondersoorten:
Jachttechniek
De havik zit doorgaans onbeweeglijk op een tak en wacht tot hij een prooi ziet. Als hij een prooi gekozen heeft, duwt hij zich af en fladdert een paar keer met de vleugels. Met zijn vleugels bijna helemaal tegen zijn lichaam stort hij pijlsnel door bomen en struiken op zijn prooi af tot hij die heeft.
blijven hun hele leven in hetzelfde territorium, maar de haviken uit noordelijke streken migreren zuidwaarts om te overwinteren.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
dinsdag, juni 21st, 2016 at 11:05