Home

Roodborsttapuit

08-04-2016Roodborsttapuit

 

08-04-2016Roodborsttapuit man

De roodborsttapuit (Saxicola rubicola) is een kleine zangvogel die vroeger behoorde tot de familie lijsters (Turdidae), maar volgens recente inzichten wordt ingedeeld bij de Muscicapidae, net als zijn naaste verwant het paapje.

Kenmerken

De roodborsttapuit is een vrij kleine zangvogel die 11,5 tot 13 cm lang is. Het mannetje heeft in de broedtijd een zwarte kop en duidelijke witte vlekken op de zijkanten van de hals en een oranje borst, waarbij het oranje tot aan de buik reikt. De bovenzijde is donkerbruin. Het vrouwtje is van boven bruin gekleurd, ook op de kop daar waar het mannetje zwart is. Ze mist de duidelijke witte halsvlekken en ze is minder uitbundig oranje gekleurd op de borst. Onvolwassen vogels zijn ook bruin gekleurd met een soort donkerbruin schubbenpatroon.[2] De roodborsttapuit is een insecteneter.

Verspreiding en leefgebied

Volgens de IOC World Bird List komen in Europa twee ondersoorten voor:

Het is een vogel van halfopen, meestal schaars begroeide landschappen, hoogvenen, heuvelland.

Status in Nederland

Tussen de jaren zeventig van de vorige eeuw en het jaar 1990 ging de roodborsttapuit in aantal achteruit, net als het paapje. Dit gebeurde niet overal in hetzelfde tempo, er waren grote regionale verschillen. Rond 1975 werd het aantal geschat op ongeveer 5000 paar, rond 1983 was dit nog maar 2000.[3] Daarna kwam een opmerkelijk herstel. Volgens SOVON nam het aantal broedparen in de periode 1990-2005 toe met meer dan 5% per jaar en broedden er in 2007 weer bijna 7000 paar in Nederland.[4] De vogel profiteert sterk van het moderne natuurbeheer: het onttrekken van de uiterwaarden aan h

Status in Vlaanderen

In Vlaanderen werd het aantal broedparen door het INBO op 2000 à 2800 geschat.[5]

Taxonomie

De roodborsttapuit wordt ook wel gerekend tot de supersoort Saxicola torquatus, bijvoorbeeld nog door BirdLife International en bijgevolg de IUCN. In dat geval worden soorten die zich in Azië (Siberië en de gematigde klimaatzone), de Canarische eilanden, Réunion, het Arabisch Schiereiland, Afrika ten zuiden van de Sahara en Madagaskar beschouwd als ondersoorten. Deze roodborsttapuit sensu lato heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie wordt geschat op s 25 tot 276 miljoen individueren. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de roodborsttapuit als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.[1]

Volgens de IOC World Bird List geldt de naam Saxicola torquatus nu alleen voor de soort die in Afrika ten zuiden van de Sahara voorkomt, de Afrikaanse roodborsttapuit.[6]

Bronnen, noten en/of referenties

  1. Omhoog naar: a b (en) Roodborsttapuit op de IUCN Red List of Threatened Species.
  2. Omhoog ↑ Mullarny, K. et al., 1999. ANWB Vogelgids van Europa, Tirion, Baarn. ISBN 90-18-01212-2
  3. Omhoog ↑ Bijlsma, R.G., F. Hustings & C.J. Camphuysen, 2001. Avifauna van Nederland 2. ISBN 9074345212
  4. Omhoog ↑ SOVON Verspreiding en aantalsontwikkeling van de roodborsttapuit in Nederland
  5. Omhoog ↑ Glenn Vermeersch. Advies over de actuele verspreiding van roodborsttapuit, wulp, grutto, graspieper, paapje, tureluur en watersnip in Vlaanderen. INBO (6 november 2014) Geraadpleegd op 19 maart 2015
  6. Omhoog ↑ Gill, F., Wright, M. & Donsker, D. (2012). IOC World Bird Names (version 3.2.). (en)
Externe links

et agrarisch gebruik en het herstellen van heidebiotopen.

 

Krooneend

27-02-2016

Krooneend 227-02-2016

Krooneend 127-02-2016

Krooneend 3

27-02-2016Krooneend 4

 

De krooneend (Netta rufina) is een vogel uit de familie van Anatidae (Zwanen, ganzen en eenden). Een volwassen exemplaar is ongeveer even groot als de wilde eend. Het is een schaarse broedvogel in Nederland, verder worden krooneenden veel gehouden als siervogel.

Kenmerken

De vogel is 53 tot 57 cm en heeft een spanwijdte van 85 tot 90 cm. Opvallend aan deze eend is de grote ronde kop en de brede lichte vleugelstreep met smalle zwarte achter rand. Het mannetje heeft een vosrode kop, een koraalrode snavel en een zwarte borst en buik. De rug is lichtbruin en de flanken vuilwit van kleur. Het vrouwtje is effen grijsbruin, van boven donkerder bruin, op de flanken wat lichter. De kruin tot het oog is donkerbruin en daaronder is de kop weer veel lichter grijsbruin. Het vrouwtje heeft een donkere snavel. Het mannetje ziet er in eclipskleed bijna hetzelfde uit, maar houdt de rode snavel.

Leefwijze

Het voedsel bestaat uit waterplanten, kleine vissen, insecten en andere kleine waterdieren.

Voortplanting

Het nest wordt gebouwd op een eilandje in de nabijheid van water. Het legsel bestaat uit zes tot twaalf grijsachtige tot lichtgroene eieren, die ongeveer 28 dagen worden bebroed.

 

Verspreiding en leefgebied

In West-Europa is het broedgebied sterk versnipperd. Er zijn populaties in Spanje, Frankrijk, de Lage Landen. Verder komt de krooneend voor in delen van Klein-Azië en Midden-Azië tot in NW-China en het westen van Mongolië. In Azië broedende vogels overwinteren rond de Zwarte Zee en de Kaspische Zee, maar ook op het Indische Subcontinent en verder oostwaarts tot in Myanmar Het leefgebied bestaat uit vrij grote plassen met rijke oevervegetatie van brede rietkragen, baaien, lagunes en zoutmoerassen. De vogel is een planteneter die in ondiep water foerageert op onder ander kranswieren.

Voorkomen in Nederland

De krooneend is een schaarse broedvogel die sinds de jaren 1990 toeneemt in aantal. In 2013 werd de populatie geschat op 420 tot 480 paren.

 

Status

De krooneend heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd en over trends is weinig bekend. Men veronderstelt dat de vogel niet bedreigd is.

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)

 

 

 

Torenvalk

13-12-2015

Torenvalk ManTorenvalk man

17-02-2012

Jonge Torenvalk.

Torenvalk

Hieronder een volwassen torenvalk, gemaakt op de plompentoren in zeeland.

Torenvalk

 

De torenvalk (Falco tinnunculus) is een vogel uit de familie van valken (Falconidae). Een andere naam is ook roodvalk.

Kenmerken

Een volwassen exemplaar is 30 tot 38 centimeter groot.[2] Het mannetje heeft een grijsblauwe kop en nek, een roodbruine rug en vleugels met donkere vlekken. De staart is blauwachtig grijs en heeft een zwarte eindband. Het vrouwtje is identiek aan het mannetje, maar heeft een bruine kop en nek, dwarsbandjes op de rug en vleugels en een bruine staart.

Voedsel

Het voedsel bestaat voornamelijk uit kleine zoogdieren en insecten, bijvoorbeeld muizen en kevers.

Voortplanting

Ze bouwen zelf geen nest, maar kiezen vaak een oud kraaiennest als nestplaats. Ook gebruiken ze graag nestkasten waar ze zicht hebben op een open ruimte waar ze kunnen speuren naar voedsel. Het legsel bestaat uit vier tot negen witte, rode of geelgrijze eieren.

Verspreiding

Het gehele jaar komen torenvalken in een groot deel van Europa voor, waaronder Nederland en België. In Scandinavië en Noord-Rusland zijn de dieren alleen in de zomer aan te treffen. Ze komen voor op allerlei plaatsen, van weilanden en bosranden tot ook in steden. De dieren zijn vaak te zien langs autowegen.

De soort telt 11 ondersoorten:

  • F. t. tinnunculus: van Europa en noordwestelijk Afrika tot Siberië.
  • F. t. perpallidus: van noordoostelijk Siberië tot noordoostelijk China en Korea.
  • F. t. interstinctus: van de Himalaya tot Japan en Indochina.
  • F. t. objurgatus: zuidelijk India en Sri Lanka.
  • F. t. canariensis: Madeira en de westelijke Canarische Eilanden.
  • F. t. dacotiae: de oostelijke Canarische Eilanden.
  • F. t. neglectus: noordelijk Kaapverdië.
  • F. t. alexandri: zuidelijk Kaapverdië.
  • F. t. rupicolaeformis: noordoostelijk Afrika en Arabië.
  • F. t. archeri: Socotra, Somalië en noordoostelijk Kenia.
  • F. t. rufescens: van West-Afrika tot Ethiopië, zuidelijk naar noordelijk Angola en Tanzania.
  • Bidden

    Common-Kestrel-4.jpg Common-Kestrel-2.jpg Common-Kestrel-5.jpg
    Torenvalken kunnen stil in de lucht hangen met snelbewegende vleugels (“bidden“) en een gespreide staart. Tijdens het bidden kijken ze naar beneden op zoek naar een prooi. Als ze deze hebben gevonden, duiken ze erop af.

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)

 

 

Grote bonte specht

31-10-2015

Grote bonte specht

 

De grote bonte specht (Dendrocopos major) is een in Nederland voorkomende vogel, en behoort tot de familie spechten (Picidae).

Kenmerken

De grote bonte specht is met een lengte van 20 tot 26 cm en een gewicht van 60 tot 110 gram een vrij grote vogel, die bovenop zwart is en wit van onder. Hij heeft grote, ovale witte schoudervlekken en een rode anaalstreek. De ogen zijn bruinrood, de snavel en de poten zijn grijs. Het mannetje heeft een rode vlek op het achterhoofd, het vrouwtje heeft een geheel zwarte kruin. Juveniele vogels hebben een geheel rode kruin en een roze anaalstreek en lijken daardoor op de middelste bonte specht. Vaak hebben jonge vogels nog gebandeerde schoudervlekken.

Voedsel

Hij voedt zich met insecten, vooral met de larven van kevers die zich onder de bast van naaldbomen ingraven, maar hij eet ook noten, bessen en zaden van naaldbomen. Hij hakt vaak een gat in een boom om daar de dennenappel in vast te klemmen. Dit noemt men een spechtensmidse. Als de kans zich voordoet eet hij jonge vogels.

Een grote bonte specht gebruikt een spechtensmidse.

Vijanden

De grote bonte specht heeft een heel bijzondere vijand: de halsbandparkiet – oorspronkelijk uit India maar als ontsnapte kooivogel nu onder andere gevestigd in Nederland – verjaagt de dieren uit hun nestholen. Er is echter nog geen bewijs dat de halsbandparkiet negatieve invloed heeft op de populatie van de grote bonte specht. De grote bonte specht is de laatste jaren in aantal alleen maar toegenomen.

Geluid

De Geluidsfragment roffel (info / uitleg) dient om het territorium af te bakenen.

Voortplanting

De grote bonte specht hakt zijn nest het liefst uit wat zachtere houtsoorten en begint een aantal verschillende gaten te hakken voor hij er een uitkiest om te nestelen. Nestkastjes hebben bij deze vogels geen nut omdat het maken van een nest een onderdeel is van het baltsgedrag. Het wijfje legt 4 à 6 witte eieren.

Verspreiding

Zijn verspreidingsgebied beslaat een groot deel van Europa en Noord-Azië. De grote bonte specht broedt in alle soorten bos, maar ook in cultuurlandschap met boomgroepen, parken en tuinen, zelfs in grote steden. De grote bonte specht is een vrij schuwe en voorzichtige vogel, maar hij bezoekt wel voedertafels, vetbollen en pindastrengen in tuinen.

De soort telt 24 ondersoorten:

 

Bron: ( http://wmnatuurfotografie.nl )

(Tekst bron: wikipedia.org)

 

 

Winterkoninkje

31-10-2015Winterkoning

31-10-2015

Winterkoning in bad

De winterkoning of vaak winterkoninkje (Troglodytes troglodytes) is de enige Europese winterkoningsoort.

Kenmerken

Het is een klein gedrongen, zandbruin vogeltje van bijna tien centimeter met een opgewipt staartje. Zijn zang is helder, met vibrerende scherpe trillers. De lichaamslengte bedraagt 9 tot 10 cm.[2]

Winterkoning (T. t. fumigatus, de ondersoort van de Zuid-Koerilen, Sachalin en Japan.

Leefwijze

Winterkoninkjes eten voornamelijk insecten en spinnen.

Voortplanting

Ze kunnen tot drie nesten per jaar hebben, met vijf à acht jongen per nest. Deze nesten worden in het voorjaar door het mannetje gemaakt, in heggen, struiken en takkenbossen op een hoogte van ongeveer een meter boven de grond. Hij maakt er meestal ook meerdere per territorium.

interkoninkje (Troglodytes troglodytes) is de enige Europese winterkoningsoort.

Verspreiding en leefgebied

Hij behoort tot een familie waarvan alle andere soorten uitsluitend in Amerika voorkomen. De (gewone) winterkoning komt voor in grote delen van Noord-Amerika en verder in Europa (inclusief IJsland), Azië en Noord-Afrika. Binnen dit gebied worden 29 ondersoorten onderscheiden.

De soort telt 29 ondersoorten:

De winterkoning heeft zich aangepast aan zowel bosrijke als open gebieden zoals boomloze eilanden. Verder broedt de vogel in parken en tuinen. Belangrijk is dat zich ergens dichte struwelen bevinden zoals heggen, braamstruiken of dichte vegetaties bij water. De winterkoning is in Nederland en België een van de meest algemene vogelsoorten.

Status

De winterkoning heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) uiterst gering. De grootte van de populatie werd in 2004 geschat op 40 miljoen individuen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de winterkoning als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.

(Tekst bron: wikipedia.org)

Bron ( http://wmnatuurfotografie.nl )

 

Vuurgoudhaantje

23-10-2015

Vuurgoudhaantje

23-10-2015

Vuurgoudhaantje 1

De vuurgoudhaan (meestal vanwege zijn formaat het vuurgoudhaantje genaamd) (Regulus ignicapilla) is een zangvogel uit de familie van Regulidae.

Kenmerken

Het vuurgoudhaantje wordt 9 tot 10 cm groot en is iets groter dan het nauw verwante goudhaantje dat de kleinste Europese vogelsoort is. De vuurgoudhaan lijkt sterk op de goudhaan. Opmerkelijke verschillen zijn de witte oogstreep en een ander geluid. Het verenkleed heeft een grijsgroene bovenzijde, een lichtgrijze onderzijde en een zwarte en witte oogstreep. Het vrouwtje heeft een gele kruin, het mannetje een oranje kruin, waaromheen zich een zwarte band bevindt.

Voortplanting

Het legsel bestaat meestal uit zeven tot tien roze eieren met roodbruine vlekjes, die in een stevig kogelvormig nest met een opening aan de bovenzijde worden gelegd. Het vrouwtje broedt tweemaal per jaar.

Verspreiding en leefgebied

In een groot deel van Europa komen vuurgoudhaantjes vooral in de zomer voor. Ze overwinteren aan de Zuidwest-Europa en westelijk Middellandse Zeegebied (zie kaartje). Het is een vogel van zowel loofbos als gemengd naald- en loofbos.

De soort telt 4 ondersoorten:

Status

De vuurgoudhaan heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie in Europa (waar meer dan 95% van de wereldpopulatie broedt) wordt geschat op 3,3 tot 6,7 miljoen broedpaartjes. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat de vuurgoudhaan als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.

Voorkomen in Nederland

De vuurgoudhaan is een vrij talrijke broedvogel in de bossen op de zandgronden in het midden, zuiden en noordoosten van Nederland. Het aantalsverloop van de vuurgoudhaan vertoont een grillig verloop. Koude winters hebben een negatief effect, maar daarna treedt meestal weer herstel op. Tussen 2001 en 2011 daalde echter het aantal broedparen met meer dan 5% per jaar.

(Tekst bron: wikipedia.org)

(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)

 

Goudhaantje

23-10-2015Goudhaantje 1

23-10-2015

Goudhaantje 2

23-10-2015

Goudhaantje 3

Goudhaantje 09-11-2014

Goudhaantje 1

09-11-2014

Goudhaantje 2 09-11-2014

Goudhaantje 3 09-11-2014

 

Goudhaantje 09-11-2014

Goudhaantje4

De goudhaan (meestal vanwege zijn formaat het goudhaantje genaamd) (Regulus regulus) is een zangvogel uit de familie van Regulidae.

Het goudhaantje wordt slechts 8,5 cm groot, bij een gewicht van 4 tot 7 gram. Daarmee is deze vogel, samen met het nauw verwante vuurgoudhaantje de kleinste Europese vogelsoort.

De vogel heeft een tere snavel met een neusopening, die bedekt is met veerborstels. Het bruingrijsgroene verenkleed is heel dicht, met een zwart omzoomde kruinstreep, die bij het mannetje meer oranje en bij het wijfje geel is.

Het met haren en veertjes beklede komvormige nest wordt aan de rand min of meer dichtgetrokken om de warmte binnen te houden. Het legsel bestaat uit 7 tot 11 witte, grijsgewolkte eitjes, die in 12 tot 16 dagen uitgebroed worden. Een goudhaan leeft gemiddeld 8 maanden en plant zich in deze korte tijd twee keer voort.

Status

Deze kleine vogel heeft een enorm groot verspreidingsgebied dat reikt van de Britse Eilanden dwars door de naaldhoutgordel door Azië tot aan Japan; daardoor is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd. Voor Europa wordt het aantal geschat op 30 tot 60 duizend volwassen vogels. De aantallen gaan achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat het goudhaantje als niet bedreigd op de rode lijst van de IUCN.

Voorkomen in de Lage Landen

In Nederland en België komen goudhaantjes het gehele jaar voor. De aantallen die in de winter in Nederland waargenomen worden, vertonen sinds 1990 een geleidelijk afnemende trend van meer dan 5% per jaar. Met de broedvogels ging het tot ongeveer 2005 steeds beter, maar daarna daalden de aantallen, ook met meer dan 5% per jaar.

(Tekst bron: wikipedia.org)

(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)

Keepvink

23-10-2015Keep

De eerste Keep is gemaakt op 15-12-2013 te Someren.

Keep

De onderste Keep is gemaakt op 09-02-2013 bij een bevriende fotograaf vanuit zij schuilhut in Nistelrode.

Keepvink, wmnatuurfotografie.nl

 

 

 

Keep

Overige namen
Brambling, Fringilla montifringilla
Orde
Passeriformes
Familie
Vinken (Fringillidae)
Status
Jaargast. Uiterst schaarse broedvogel; zomergast in zeer klein aantal; doortrekker en wintergast in (zeer) groot aantal
Rode Lijst
Nee

Informatie

Kepen zijn de noordelijke tegenhangers van ‘onze gewone’ vink. In Nederland broeden jaarlijks enkele kepen, maar om meer dan drie tot vijf paren lijkt het niet te gaan. Hoe anders is het in Fenno-Scandinavië, waar de keep een van de meest talrijke broedvogel is. Daar echter ontbreekt de ‘gewone’ vink weer bijna helemaal. In de winter verblijven grote aantallen Scandinavische kepen in Nederland. De zang van de keep is vol van dissonanten en andere onplezierig klinkende tonen, en lijkt wel wat op de zang van de groenling. Vinken en kepen houden zich ’s winters vaak op in gemengde groepen. Ze kunnen gemakkelijk worden waargenomen in beukenbossen, waar ze de afgevallen beukenootjes eten. Ze zijn net zo groot als de vink, maar hebben een witte bovenstaart en veel meer oranje in het verenkleed. Bij het opvliegen is de witte stuit erg opvallend.

 

Algemeen

Overige namen
Brambling , Fringilla montifringilla
Orde
Passeriformes
Familie
Vinken (Fringillidae)
Status
Jaargast. Uiterst schaarse broedvogel; zomergast in zeer klein aantal; doortrekker en wintergast in (zeer) groot aantal
Europese verspreiding
Kepen broeden vrijwel uitsluitend in Noorwegen, Zweden, Finland en Rusland. Oostwaards komen ze voor tot aan Moskou, de zuidgrens van het verspreidingsgebied wordt gevormd door Nederland, Denemarken en de Baltische Staten. Langs deze zuidgrens wordt nauwelijks nog gebroed, maar in de winter zijn kepen er talrijk.

Leefomgeving en voedsel

Biotoop
Bos, park en tuin
Voedsel- en broedbiotoop
De broedgebieden van kepen zijn meestal gemengde bosen en de randen van naaldbossen. Het nest wordt in een boom gemaakt, meestal op vrij lage hoogte (tot 9 meter maar meestal veel lager). Het nest is een diepe, goed gevoerde kom van mos, gras, haren en spinnenwebben. In de winter kunnen kepen vooral gevonden worden op akkers langs bosranden, beukenbossen en parken met beukenbomen. De zaden van de beuk vormen een van de belangrijkste voedselbronnen voor deze vinkachtige.
Voedsel
In de zomer worden insecten en zaden gegeten, ’s winters uitsluitend zaden (o.a. beukennootjes)

Broeden

Broedperiode
Vanaf medio mei in het zuiden, vanaf begin juli in het noorden
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
Eén, soms twee legsels per jaar
Aantal eieren
5 – 7, soms 4 – 8

Vogeltrek

Overwinteringsgebied
Het overwinteringsgebied van kepen strekt zich uit van het zuiden van Fenno-Scandinavië tot aan het Middellandse Zeegebied.
(Tekst bron: vogelbescherming Nederland)(bron: http://wmnatuurfotografie.nl

 

Aalscholver

04-10-2015

Aalscholver

Aalscholver

De aalscholver (Phalacrocorax carbo), ook wel scholver, scholverd, schollevaar of koolgans genoemd, is een tamelijk grote en opvallende vogel. De in West-Europa voorkomende aalscholver behoort tot de familie van de aalscholvers (Phalacrocoracidae), waarvan (afhankelijk van de geraadpleegde bron) 26 tot 42 soorten bekend zijn. Het zijn allemaal vrij grote watervogels, die voornamelijk van vis leven. Ze vormen met de genten, fregatvogels en slangenhalsvogels een eigen clade.

Kenmerken

Volwassen aalscholver in broedkleed De aalscholver is 80 tot 100 cm lang en heeft een spanwijdte van 121 tot 149 cm. De vogel is vrijwel geheel zwart, maar met een opvallende witte wang en een gele plek op de plaats van de aanhechting van de bek. De snavel is lang en voorzien van een haakvormige punt. In de broedtijd verschijnt er een witte “dijvlek”. De dij is anatomisch geen dij, maar het bevederde scheenbeen (tibia) van de vogel, waarop bij volwassen aalscholvers tussen februari en juni een witte vlek verschijnt. De aalscholver heeft zwemvliezen tussen de voortenen en kan dus zwemmen en hij vangt vis door te duiken.

Voedsel

Zijn voedsel bestaat uit levende vis, zoals voorn, baars, snoekbaars en paling. Hij eet dagelijks zeker 500 gram vis. Dit kan in de broedtijd oplopen tot 1000 gram per vogel als zij de zorg hebben voor een nest met drie halfvolgroeide jongen. Daarom wordt de aalscholver door beroepsvissers wel beschouwd als een van de oorzaken van de achteruitgang van de palingstand, maar ieder wetenschappelijk bewijs daarvoor ontbreekt. Hoe dan ook, de ‘waterraaf’ is verre van populair bij vissers.

Voorkomen in Nederland

In ieder geval reeds in de 17de eeuw waren er grote aalscholverkolonies in Nederland. In de 19de eeuw en in de eerste helft van de 20ste eeuw werd de aalscholver sterk bejaagd op aandringen van boseigenaren en beroepsvissers. In 1955 golden quota van maximaal 500 (of minder) broedparen in de kolonies die in beschermde natuurgebieden lagen. De aalscholver was toen relatief zeldzaam. Begin jaren 1960 kreeg deze viseter het moeilijk doordat het IJsselmeer werd ingepolderd en visgronden verder van de toen bestaande kolonies kwamen te liggen. De quota werden overbodig, er waren toen nog 1150 broedparen in Nederland. In de loop van de jaren 1970 ging de stand weer vooruit, dankzij vestigingen van kolonies in de nieuwe IJsselmeerpolders. Tot het einde van de jaren 1990 steeg het aantal broedparen voortdurend tot circa 20.000 broedparen.Volgens SOVON daalde plotseling het aantal broedparen in 1993, maar begon daarna weer geleidelijk te stijgen door nieuwe vestigingen onder andere op de Waddeneilanden. Rond 2007 broedden er 23.325 paar in Nederland. In Denemarken vertoonden de aalscholvers een vergelijkbaar verloop. Daar blijft het broedvogelbestand sinds 1993 min of meer constant.

Onder andere in 2008 vroegen beroepsvissers om maatregelen om de aantallen te beperken door bijvoorbeeld afschot en andere ingrepen (verstoring en vernietiging nesten, eieren en jongen). Aalscholvers op en rond het IJsselmeer zouden per jaar zo’n 60-120 ton snoekbaars consumeren.

Beschermde status

De aalscholver is een beschermde vogelsoort krachtens de Europese Vogelrichtlijn, de Bern-conventie, het AEWA-verdrag en de Nederlandse Flora- en faunawet.

Status in Vlaanderen

In Vlaanderen broedden er in 2000 volgens het INBO ongeveer 600 aalscholverparen. In Vlaanderen is de aalscholver zowat overal te vinden. In de winterperiode verblijven er zo’n 5000 en die hebben dagelijks 2,5 ton vis nodig om in leven te blijven. Er woedde in 2008 en 2009 een hevige strijd tussen vogelbeschermers en sportvissers over de vraag of de aalscholver een beschermde vogelsoort moet blijven

Voortplanting

De vogel broedt graag in grote kolonies en komt voor langs de kusten van West-Europa en op de Balkan. Tegenwoordig komt hij in Europa ook in het binnenland voor, bij sloten, kanalen en rivieren.

Gedrag

De aalscholver zit vaak met uitgespreide vleugels op een paaltje bij het water. Het gaat hierbij voornamelijk om het laten drogen van hun verenkleed. De theorie dat dit samenhangt met een te kleine of gebrekkig functionerende vetklier in vergelijking met andere watervogels is volgens Sellers (1995) onjuist.Vogels die aan de kost komen door te duiken mogen geen al te groot drijfvermogen hebben. Hun anatomie kenmerkt zich dan ook meestal door zwaardere botten dan bij de doorsnee vogel, en kleinere luchtkamers. Daarnaast persen deze vogels lucht uit hun veren. Aalscholvers en de nauw verwante slangehalsvogels gaan nog verder – zij laten hun verenpak nat worden. De baarden aan hun veren staan betrekkelijk ver uit elkaar, zodat binnendringend water vrij spel krijgt en alle lucht verdwijnt. Dat lijkt een behoorlijk nadeel – veel watervogels gaan juist prat op een goed isolerend verenpak. Maar aalscholvers duiken graag diep, en moeten ook nog eens langdurig achter vis aanjagen. Doorweekt gaat dat een stuk makkelijker, met minder opwaartse druk. De ver naar achter geplaatste poten stoten ze bij het duiken gelijktijdig naar achteren, zodat ze zich wat schoksgewijs verplaatsen.

 

(Tekst bron: wikipedia.org)

(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)

Nachtzwaluw

De eerste drie foto’s heb ik in het donker handmatig scherp moeten stellen. Bij de eerste foto had ik de scherpte op de tak staan waardoor de scherpte niet op het oog is. Toch wil ik deze foto plaatsen omdat hij voor mij bijzonder is.

De opnames zijn gemaakt met een losse flitslamp en de vaste flitser op de camera.

03-08-2015

22.30uur

Nachtzwaluw 7

03-08-2015

22.30uur

Nachtzwaluw6

03-08-2015

22.30uur

Nachtzwaluw 5

Nachtzwaluw met de ogen open.

01-07-2015 07.00uur

Nachtzwaluw 1

 

01-07-2015 08.00uur

Nachtzwaluw 2

 

01-07-2015 07.45uur

Nachtzwaluw 3

 

01-07-2015 07.30uur

Nachtzwaluw 4

Nzwaluw met twee jongen.

15-07-2011Nachtzwaluw

 

Als je goed zoekt zie je de Nachtzwaluw met twee jongen.

De nachtzwaluw (Caprimulgus europaeus) is een vogel uit de familie van de nachtzwaluwen (Caprimulgidae). De soort is overigens met de zwaluwen noch met de gierzwaluwen verwant.

De zwaluw is onder verschillende namen bekend. De meest gebruikte alternatieve naam, die ook in veel andere talen is terug te vinden, is geitenmelker, wat ook de letterlijke betekenis is van de Latijnse naam Caprimulgus.

Afmetingen

De nachtzwaluw wordt ongeveer 26 tot 28 cm lang. De spanwijdte is ongeveer 53 tot 61 cm lang.

Verenkleed

Het verenkleed van een volwassen zwaluw is grijzig en kastanjebruin gestreept. De onderzijde. Witte vlekjes op de handpennen en witte uiteinden van de staartveren zijn kenmerkend voor het mannetje. Bij jonge mannetjes zijn deze vaalgeel. De snavel is zwart en de poten roodbruin.

Het enigszins bonte verenkleed vertoont overeenkomsten met dat van de draaihals. De grote bek en de lange vleugels doen denken aan een gierzwaluw. De nachtelijke gedragingen en het zachte donzige verenkleed lijken dan weer wat op uilen.

Zang en gedrag

De nachtzwaluw is een schemeractieve vogel. Zijn zang is een bevreemdend, trillend geluid. Het is dermate typisch dat het de makkelijkste manier is om een nachtzwaluw te ontdekken; je moet vooral goed luisteren. Het is een enigszins mechanisch getril, van variabele intensiteit, dat hij na zonsondergang zittend vanaf een uitkijkpost ten gehore brengt. In de vlucht heeft de nachtzwaluw een zachte maar scherpe roep, die regelmatig herhaald wordt om contact te leggen met soortgenoten.

De nzwaluw vliegt vooral in het donker, waarbij de vlucht geruisloos en mot-achtig is. Overdag ligt de vogel stil op de grond en vertrouwt hij op zijn verenkleed met schutkleuren als camouflage. Hierdoor is de soort moeilijk te zien en moet men geluk of de juiste kennis hebben om er een waar te nemen.

(Tekst bron: nl.wikipedia.org)

(bron: wmnatuurfotografie.nl)