Vogels
witwangstern
De witwangstern (Chlidonias hybrida) is een vogel uit de familie van de meeuwen (Laridae) en de geslachtengroep sterns(Sternini)
Kenmerken
De witwangstern is 24 tot 28 cm lang en daarmee groter dan de zwarte stern en heeft ook langere poten en een forsere snavel. Hij lijkt meer op een visdief. Het verschil is de ondiep gevorkte staart. In de zomer is de vogel egaal grijs, met duidelijk witte wangen die contrasteren met de zwarte kopkap.
Leefwijze
Het voedsel bestaat uit insecten, larven, wormen, salamanders en kikkers.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit twee of drie olijfgroene eieren met bruine vlekjes en stipjes, die bij de stompe pool iets groter zijn.
Verspreiding en leefgebied
De vogel broedt in meren, moerassen en langs rivieren in Zuid- en Midden-Europa en verder tot diep in Azië en ook in Australië. Vogels uit Europa overwinteren in Afrika, oostelijker broedende vogels overwinteren in het Oriëntaals gebied en in Australazië.
De soort telt 3 ondersoorten:
- C. h. hybrida: van noordelijk Afrika en zuidwestelijk Europa tot Centraal-Azië, zuidoostelijk Siberië, China en Zuidoost-Azië.
- C. h. delalandii: zuidelijk en oostelijk Afrika en Madagaskar.
- C. h. javanicus: Australië.
Status
De witwangstern heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie is in 2015 geschat op 300.000 tot 1,5 miljoen individuen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat deze stern als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
In Nederland
In Nederland is de witwangstern een vrij zeldzame vogel die vóór 1966 een paar keer broedend is waargenomen. Het aantal bevestigde waarnemingen tussen 1980 en 1995 bedraagt 68. In 2012 na een lange periode van oostenwind streek een kolonie van 40 witwangsterns neer in de Oostpolder van de Hondsrug, welke tot nu elk jaar is teruggekeerd.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, juni 15th, 2022 at 19:20
Rode patrijs
De rode patrijs (Alectoris rufa) is een vogel uit de familie van fazanten (Phasianidae). Ze behoren tot de groep van de steenpatrijzen.
Kenmerken
De rode patrijs is 32 tot 35 cm lang. Alle steenpatrijzen lijken sterk op elkaar. De rode patrijs onderscheidt zich van de andere soorten (hoewel de verspreidingsgebieden niet overlappen) door een kleine witte keelvlek met een grove zwarte omranding. Verder heeft deze steenpatrijs een zwarte oogstreep, een witte wenkbrauwstreep en daarboven een grijze kruin.
Verspreiding en leefgebied
Er zijn drie ondersoorten:
Verwilderde populaties, die door uitzetting zijn ontstaan, lopen rond in het zuiden van Groot-Brittannië, Ierland, Griekenland, Algerije en Nieuw-Zeeland.
De vogel komt voornamelijk voor in laagland zoals akkers, weidegronden, heiden, braakliggende stenige terreinen, kuststroken en soms ook in berggebieden boven de boomgrens.
In België en Nederland zijn in de jaren 1960 ook pogingen gedaan de vogel uit te zetten in het wild. Maar in de 21ste eeuw zijn deze vogels van het toneel verdwenen.
Status
De grootte van de populatie wordt geschat op 6 tot 13,5 miljoen individuen. De aantallen gaan achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de rode patrijs als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, juni 15th, 2022 at 19:04
Voedsel
De zwarte wouw is voornamelijk een aaseter, maar jaagt ook wel op kleine prooidieren als grote insecten, vissen, en kleine reptielen, vogels en zoogdieren.De zwarte wouw is voornamelijk een aaseter, maar jaagt ook wel op kleine prooidieren als grote insecten, vissen, en kleine reptielen, vogels en zoogdieren.
Verspreiding
In Europa treffen we de zwarte wouw vrij veel aan, het minst echter in Noord- en West-Europa. In Nederland is het een.
zeldzame doortrekker, hoewel de soort er incidenteel tot broeden komt.[3] Buiten Europa is de zwarte wouw zeer algemeen in delen van Afrika en Australië en in India. In veel tropische steden kunnen grote aantallen worden aangetroffen, onder andere op vuilnisbelten.
Er worden vijf ondersoorten van de zwarte wouw onderscheiden. Opmerkelijk is dat de zwarte wouw afwezig is in Indonesië ten westen van de Lijn van Wallace.
- Milvus migrans migrans: Deze ondersoort broedt in Centraal-, Zuid- en Oost-Europa en in West-Azië tot aan het noordwesten van Pakistan. De winters worden doorgebracht in Afrika bezuiden de Sahara.
- Milvus migrans lineatus: Deze ondersoort leeft in oostelijk Azië van Siberiëin het noorden tot Noord-India, noordelijk Indochina en Zuid-China in het zuiden.
- Milvus migrans govinda Deze ondersoort leeft in zuidelijk Azië van Pakistan in het westen tot Indochina en het Maleisisch schiereiland in het oosten.
- Milvus migrans affinis: Deze ondersoort leeft in Celebes, Nieuw-Guinea en Australië. In Australië komt de zwarte wouw in vrijwel het gehele land voor, Tasmanië, de oostkust van Victoria en Nieuw-Zuid-Wales, en de zuidwestpunt van West-Australië uitgezonderd. Deze roofvogel kan in grote groepen gezien worden langs wegen, aan de randen van bosbranden en op vuilnisbelten. Als opruimer van doodgereden dieren vervangt de zwarte wouw, samen met de wigstaartarend (Aquila audax), de gieren van de andere continenten in Australië. In het noorden van Australië is de zwarte wouw redelijk zeldzaam gedurende het regenseizoen, maar zeer algemeen tijdens het droge seizoen vanwege de dan algemene gras- en bosbranden in dit deel van Australië. Grote groepen zwarte wouwen verzamelen zich langs de vuurgrenzen op zoek naar vluchtende dieren.
- Milvus migrans formosanus: Deze ondersoort leeft in Taiwan en Hainan.(Tekst bron: nl.wikipedia.org)(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juni 12th, 2022 at 21:30
Grote gele kwikstaar
De grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea) is een zangvogel uit de familie kwikstaarten en piepers (Motacillidae).
Verspreiding en leefgebied
De soort telt drie ondersoorten:
In het voorjaar en ’s zomers zijn ze te vinden in de buurt van waterstroompjes, vooral in de bergen en heuvels. De vogel nestelt in holten in de buurt van water. ’s Winters bevinden ze zich bij lager gelegen water en aan de kust.De grote gele kwikstaart heeft een grijze rug en een gele buik. Mannetjes hebben ’s zomers bovendien een zwarte keel. Ze worden ongeveer 18 cm groot.
Voorkomen in Nederland en België
In Nederland en België komt de grote gele kwikstaart het gehele jaar voor.
Broedgevallen in Nederland
In Nederland broedden halverwege de jaren zeventig van de 20e eeuw 110 – 175 paren. In de periode 1998 – 2000 steeg dat aantal tot 240 – 300 paren. De meeste broedgevallen kwamen voor in de regio’s Twente, de Achterhoek en Zuid-Limburg. In 2006 werd de Nederlandse populatie geschat op 340 – 380 paren. De grote gele kwikstaart komt sinds het midden van de jaren negentig ook in andere regio’s voor, o.a. in Noord-Brabant.
Daarnaast worden tegenwoordig ook broedgevallen vastgesteld in bijvoorbeeld de stad Groningen, de stad Utrecht, in Zuidelijk Flevoland, in Noord- en in Zuid-Hollan
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)grote gele kwikstaart
dinsdag, mei 24th, 2022 at 07:57
Rode wouw
De rode wouw (Milvus milvus) is een roofvogel uit de familie van de havikachtigen (Accipitridae). De naam “milaan” (Duits: Rotmilan) wordt voor deze vogel niet meer gebruikt, hoewel hij in een straatnaam in Leiden nog voorkomt. De wetenschappelijke naam van de soort werd als Falco milvus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Kenmerken
Een volwassen exemplaar is circa 62 centimeter groot, 750 tot 1000 gram zwaar en heeft een spanwijdte van ongeveer 160 cm. Het uiterlijk lijkt op dat van de buizerd, maar de rode wouw is meer roodachtig en heeft een diep gevorkte staart. De soort is hieraan te onderscheiden van de nauw verwante zwarte wouw, die een ondiep gevorkte staart heeft.
Leefwijze
De rode wouw jaagt op kleine en middelgrote zoogdieren en vogels, grote insecten, maar kan ook prooien van andere roofvogels afpakken. Daarnaast is hij een aaseter. Hij heeft een voorkeur voor halfopen landschappen, waar hij in landbouwgebieden kan jagen en in kleine bossen kan broeden.
Voortplanting
Het legsel bestaat meestal uit twee eieren en maximaal zes eieren.
Broedgebied
De rode wouw is deels trekvogel en komt als broedvogel voor in grote delen van Centraal- en Zuid-Europa. Vooral in Duitsland en Frankrijk komen grote populaties voor. Duitsland herbergt 30% van de totale broedpopulatie in Europa. Daarnaast kan de rode wouw broedend worden aangetroffen in Spanje, Portugal, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Polen, de Baltische staten, West-Rusland, Hongarije, Slowakije, Tsjechië, Roemenië, Bulgarije, de Kaukasus, Wit-Rusland, de landen van voormalig Joegoslavië en Noord-Afrika. In Scandinavië is de soort beperkt tot Zuid-Zweden en het eiland Gotland. In Groot-Brittannië en Ierland ontbrak de soort, met uitzondering van een geïsoleerde populatie in het zuiden van Wales. Dit was veroorzaakt door het afschieten van de rode wouw in de afgelopen twee eeuwen. Herintroductie in Engeland, Schotland en Ierland sinds 1990 verloopt echter succesvol. In het voorjaar van 2011 werden bij een vogeltelling in Britse tuinen zo’n 2.000 broedende paren geteld. Er zijn nu in 2020 circa 10.000 rode wouwen in Engeland. In Nederland en België is de rode wouw een onregelmatige broedvogel.
Er worden 2 ondersoorten onderscheiden:
- M. m. milvus: van Europa en noordwestelijk Afrika tot het Midden-Oosten.
- M. m. fasciicauda Hartert, 1914: Kaapverdië.
Overwinteringsgebied
De rode wouw overwintert voornamelijk in Zuid-Europa en Noord-Afrika, deels ook elders in Afrika. Hij komt het gehele jaar door in Spanje, Portugal, Italië en de Balkan voor. In de winter komt hij ook in Griekenland voor.
Voorkomen en status in Nederland en Vlaanderen
In Nederland is de rode wouw vooral een regelmatige doortrekker in klein aantal in voor- en najaar. De soort is echter ook een onregelmatige broedvogel. In de periode 1973-1977 werden 2 zekere en 6 waarschijnlijke broedgevallen vastgesteld, in 1977-2000 waren er minstens 10 pogingen tot broeden. In 1975-1999 zijn 55 dood gevonden rode wouwen onderzocht en toen bleek dat 45 dieren vergiftigd waren. Volgens SOVON waren er in 1998-2007 geen broedgevallen in Nederland. In 2008 werd door Natuurmonumenten weer een broedgeval in Oost-Groningen gemeld, waarbij een jong werd grootgebracht. Tien jaar later werden in Nederland, verspreid over het zuiden en oosten van het land, ruim 15 nesten geteld. Bij een daarvan, in de buurt van Deventer, werd toen al vijf jaar achtereen hetzelfde koppel vogels waargenomen dat ten minste tweemaal een nest met drie kuikens had.
In Vlaanderen is de rode wouw een onregelmatige broedvogel. In 1998 vond een geslaagd broedgeval plaats in Ursel (Oost-Vlaanderen), in 2000 een mislukt broedgeval in Ieper (West-Vlaanderen). In de zomer van 2014 was er een geslaagde broed in het Dijleland (Vlaams-Brabant).
De rode wouw is in 2004 niet op de Nederlandse Rode Lijst gezet. De soort staat wel op de Vlaamse Rode Lijst als zeldzaam. De rode wouw staat als niet bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
dinsdag, april 19th, 2022 at 10:00
Koereiger
De koereiger (Bubulcus ibis) is een kleine witte reigersoort.
Inhoud
- 1 Beschrijving
- 1.1 Uiterlijke kenmerken
- 1.2 Voedsel
- 1.3 Voortplanting
- 2 Verspreiding en leefgebied
- 2.1 Voorkomen in Nederland
- 2.2 Suriname
Uiterlijke kenmerken
De koereiger is 45 tot 52 cm lang. Het is een vrij kleine, compacte, actieve, witte reiger met een korte, vaak ingetrokken nek. Buiten de broedtijd is de vogel egaal wit, met een gele snavel en geelgrijze poten. In de broedtijd kleurt de snavel iets meer naar oranjegeel, de poten zijn dan ook lichter en er zijn oranje veren op de kruin, borst en mantel.
Voedsel
De vogel dankt zijn naam (ook zijn Latijnse: bubulcus betekent ossendrijver) aan het feit dat hij vaak in groepjes het vee op de weide vergezelt. Grazend vee jaagt vaak insecten, kikkers, muizen en andere kleine dieren uit hun schuilplaats die de vogel graag eet. Ze staan ook vaak op de rug van grazende zoogdierenKoereigers nestelen vaak in gezelschap van andere reigersoorten.
Voortplanting
In het broedseizoen heeft de koereiger een kenmerkend broedkleed.Koereigers nestelen vaak in gezelschap van andere reigersoorten
Verspreiding en leefgebied
Van oorsprong komt de soort uit Afrika en bewoonde daar draslanden, cultuurland en graslanden. De vogel heeft zich sinds het begin van de twintigste eeuw (waarschijnlijk op eigen kracht) verspreid over Zuidwest-Europa en is in de jaren 1930 ook de Atlantische Oceaan overgestoken en heeft zich binnen 40 jaar via Zuid-Amerika over dit continent in zowel zuidelijke als noordelijke richting, tot in Noord-Amerika uitgebreid.
De koereiger broedde in 1968 voor het eerst in Zuid-Frankrijk.
Voorkomen in Nederland
De documentatie over de eerste waarnemingen van koereigers in Nederland in de jaren 1960 zijn enigszins “vervuild” door waarnemingen van vogels die afkomstig zijn uit gevangenschap. Tussen 1973 en 1996 werd de vogel 84 keer waargenomen, waarvan 57 waarnemingen tussen 1980 en 1996. In 1998 vond een kleine invasie plaats met zeker 20 exemplaren; in dat jaar broedden de eerste koereigers in Nederland (op Oostvoorne).
De koereiger geldt anno 2012 als een zeldzame vogel en onregelmatige broedvogel.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
dinsdag, april 19th, 2022 at 09:30
Blauwborst
De blauwborst (Luscinia svecica) is een zangvogel uit de onderfamilie tapuiten (Saxicolinae) en is verwant aan de nachtegaal.
Kenmerken
In het voorjaar heeft het mannetje een helderblauwe keel en borst, afgezet met een zwarte en roodbruine band. ’s Winters vervaagt de blauwe kleur enigszins. De blauwborst meet van kop tot puntje van de staart circa 14 centimeter.
Leefwijze
Zijn voedsel bestaat hoofdzakelijk uit insecten, in de nazomer eet hij ook wel bessen. Het is een snelle vlieger, die meestal verborgen leeft in de vegetatie.
Voortplanting
Het nest is aan de binnenzijde gevoerd met paardenhaar of pluisjes en bevindt zich goed verborgen tussen de vegetatie op de bodem. Het legsel bestaat uit 5 tot 6 groenachtige eieren met fijne roodbruine stippen. De broedtijd neemt ongeveer 14 dagen in beslag. Beide ouders belasten zich met de zorg.
Verspreiding en leefgebied
Het broedgebied ligt in noordelijk Europa. ’s Winters trekt de vogel naar gebieden langs de Middellandse Zee of verder Afrika in.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
De blauwborst is een stuk minder bekend dan de roodborst die tot dezelfde onderfamilie behoort. De soort broedt in moeilijk toegankelijk gebied en trekt ’s winters weg. De blauwborst was tussen ca. 1900 en 1970 in Nederland en Vlaanderen een geleidelijk in aantal afnemende vogelsoort die broedde in kleine veenmoerassen, in broekbossen langs beken en in grienden. Deze biotopen werd steeds zeldzamer door drooglegging en herverkaveling. Na 1970 kwam er een kentering. Door afsluiting van het Haringvliet ontstonden verruigde, natte wilgenbossen in de Biesbosch. Ook in Flevoland ontstonden grote moerassige natuurgebieden. In het rivierengebied werd de situatie voor de vogel gunstiger als gevolg van de ideeën van Plan Ooievaar die vorm kregen bij het uitvoeren van projecten in het kader van Ruimte voor de rivier. Dit alles leidde ertoe dat de aanwezigheid van de blauwborst tussen ca. 1975 en 2000 spectaculair toenam. In het jaar 2000 werd het aantal broedparen geschat op ca. 10.000.
In Vlaanderen komt de blauwborst voor in kreken, opgespoten vlaktes en riviervalleien. De soort breidt zich ook daar verder uit, zelfs naar beekoevers in verder intensief gebruikte landbouwgebieden.
Zingend op zoek naar een partner.
Blauwborsten zijn prachtige vogels om te zien én om te horen. Zelden gaan in de Nederlandse vogelwereld een opvallend vertoon van kleuren en een uitbundige zang gepaard; de vogel is daarin een uitzondering. Het voorkomen van deze vogel wordt vooral bepaald door de aanwezigheid van moerassen en daarop lijkende biotopen. De afgelopen decennia heeft deze vogel in Nederland een opmerkelijke opmars gemaakt. Het is een van de weinige soorten die zelfs van een Rode Lijst is geschrapt, omdat het zo goed gaat. Deze vogels eten vooral insecten en slakken, spinnen en wormen, maar soms ook bessen (vooral in de herfst).
(Tekstbron: Vogelbescherming.nl)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, april 13th, 2022 at 08:00
De Kruisbek (Loxia curvirostra) is een zangvogel uit de familie van vinkachtigen (Fringillidae).
Kenmerken
Afmeting 15-17 cm, spanwijdte 27-30,5 cm. Daarmee ±15% groter dan vink en groenling. De ♂♂ zijn iets groter dan de ♀♀, het gewicht is echter gelijk gemiddeld ongeveer 40 g. Het verenkleed van het mannetje is overwegend rood met een grauwwitte gestreepte buik, een zwarte staart en zwarte vleugels. Het wijfje heeft een olijfgroene bovenzijde en een geelachtige stuit en onderzijde.
Voedsel
Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden van naaldbomen. Vooral van sparrensoorten, maar in de zuidelijke delen van het verspreidingsgebied ook dennen. Deze zaden kunnen ze hangend aan de kegels eruit verwijderen, hoewel ze soms ook een hele kegel afbijten en meenemen naar een zitplaats (meestal op een gevorkte tak) om daar de zaden te verwijderen. Ze kunnen daarbij soms vliegen met een kegel, die net zo zwaar is als ze zelf zijn. De zaden van dennen zitten in de grotere en hardschubbige kegels, waardoor de vogels die zich voornamelijk hiermee voeden een iets zwaardere snavel hebben. Bij voedselgebrek zullen de vogels, die vooral sparrenzaden eten overschakelen op dennenzaden.
Verspreiding en leefgebied
De soort telt twintig ondersoorten:
- L. c. curvirostra: van noordelijk, westelijk en centraal Europa tot noordoostelijk Siberië en noordelijk Mongolië.
- L. c. balearica: centraal en zuidelijk Spanje en de Balearen.
- L. c. corsicana: Corsica.
- L. c. poliogyna: zuidelijk Italië en noordwestelijk Afrika.
- L. c. guillemardi: van de oostelijke Balkan en Turkije tot de Kaukasus en zuidelijk Oekraïne.
- L. c. altaiensis: noordoostelijk Kazachstan, zuidwestelijk Siberië en westelijk Mongolië.
- L. c. tianschanica: van zuidoostelijk Kazachstan tot Tadzjikistan en noordwestelijk China.
- L. c. himalayensis: van de Himalaya tot zuidelijk China.
- L. c. meridionalis: zuidelijk Vietnam.
- L. c. japonica: zuidoostelijk Siberië, noordoostelijk China, Korea, Sachalin, de Koerilen en Japan.
- L. c. luzoniensis: Luzon van de noordelijke Filipijnen.
- L. c. minor: zuidoostelijk Canada en de noordoostelijke Verenigde Staten.
- L. c. percna: Newfoundland.
- L. c. sitkensis: van de zuidkust van Alaska tot de westkust van de Verenigde Staten.
- L. c. bendirei: inlands zuidwestelijk Canada en de inlandse noordwestelijke Verenigde Staten.
- L. c. benti: de centrale Rocky Mountains.
- L. c. sinesciuris: South Hills (Idaho) en het Albiongebergte.
- L. c. grinnelli: van de westelijk-centrale tot de zuidwestelijke Verenigde Staten.
- L. c. stricklandi: van de zuidwestelijke Verenigde Staten tot zuidelijk Mexico.
- L. c. mesamericana: van Guatemala en Belize tot Nicaragua.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
De eerste helft van de 20e eeuw was er in Nederland ongeveer om de 6 à 7 jaar een invasie. Deze frequentie is inmiddels toegenomen tot eens per 3 à 4 jaar terwijl ook de aantallen toegenomen zijn. Doordat in de crisisjaren veel naaldbossen zijn aangeplant zijn er incidenteel vogels blijven broeden. Aanvankelijk was dit sporadisch, na een grote invasie en meestal werd dan in januari-februari gebroed. Sinds 1975 is het een jaarlijkse broedvogel (aanvankelijk 25-400 paar), die met name sinds de jaren tachtig sterk in aantal is toegenomen tot ongeveer 3500 paren na een invasiejaar. Dit heeft vermoedelijk te maken met het toegenomen aantal naaldbomen met zaadkegels als gevolg van de aanplant van naaldbossen in de jaren dertig en veertig. Sinds 1984 is ook het broedseizoen meer verspreid over het jaar. De Nederlandse populatie heeft een zeer slecht broedresultaat (in het jaar 1991 1 jong per 10 paar!).[bron?]
Volgens SOVON schommelde in de periode 1990-2007 het aantal broedparen tussen de 100 en de 3500 paar in Nederland. Er waren in die periode minstens twee topjaren in het aantal broedparen (1997/8 en 2002/3). De soort staat niet op de Nederlandse Rode Lijst. De kruisbek staat op de Vlaamse Rode Lijst als onvoldoende gekend. De soort staat als niet bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN.
Voorplanting
Een legsel omvat meestal 3 à 4 grijsblauwachtige eieren, ze worden door het vrouwtje in 14 tot 15 dagen uitgebroed, waarna de jongen door beide ouders verzorgd worden. Gedurende de eerste 7 tot 10 dagen worden de jongen door het vrouwtje warm gehouden, na 20-25 dagen verlaten ze het nest, waarna ze nog 3 tot 6 weken door de ouders gevoed worden. De vogel broedt meestal twee keer per jaar.
Meer over invasies
Hoe de invasies tot stand komen is nog niet helemaal duidelijk. Het kan veroorzaakt worden door voedselgebrek in de belangrijkste broedgebieden, een ongewoon groot aantal jongen of een combinatie hiervan. Het aantal jonge vogels, dat tijdens een invasie wordt waargenomen varieert erg sterk, met als extremen 80% in 1979 tegen 10% in 1987.[bron?] Tijdens invasies bereiken kruisbekken gebieden waar ze anders nooit voorkomen zoals op IJsland en Groenland. Op de totale populatie is de Nederlandse onbelangrijk. De totale Europese populatie (1,5 à 2 miljoen), hoewel sterk fluctuerend, vertoont de laatste decennia eerder een stijging dan een daling.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zondag, maart 6th, 2022 at 10:00
Blauwe kiekendief
De blauwe kiekendief (Circus cyaneus) is een roofvogel uit de familie der havikachtigen (Accipitridae).
Kenmerken
Het vrouwtje is groter dan het mannetje en bruin met een witte stuit. Mannetjes zijn effen blauwgrijs. De poten en ogen zijn geel. Een volwassen vogel is 45 tot 55 cm groot, 350 tot 525 gram zwaar en heeft een spanwijdte van 97-118 cm.
Leefwijze
Deze trekvogel vliegt tijdens zijn zoektocht naar prooi laag boven de grond. Met zijn scherpe ogen en goed gehoor lokaliseert hij kleine zoogdieren en vogels in de vegetatie.
Voortplanting
Het nest bevindt zich op de grond, vaak in hoge vegetatie en is samengesteld uit takjes en plantenstengels. Deze vegetatie moet bescherming bieden tegen de vos. Een legsel bestaat meestal uit vier tot vijf witte eieren.
Voedsel
De hoofdprooi is het konijn, maar zangvogels en muizen zijn ook belangrijke voedselbronnen.
Verspreiding
Ze leven vooral in open, vochtige gebieden zoals moerassen en oevergebieden in Noord- en Midden-Amerika, Europa en Azië. In de winter komen Scandinavische blauwe kiekendieven Nederland binnen om te overwinteren. Zij jagen hier dan op veldmuizen.
Beschermingsstatus
Het aantal broedparen in Nederland daalt sterk sinds 1993 en de blauwe kiekendief is intussen een zeer schaarse broedvogel. De vogelsoort, hoewel internationaal geen bedreigde soort, staat daarom als gevoelig op de Nederlandse rode lijst.
De soort heeft een aantal broedplaatsen op de Waddeneilanden, in de Dintelse Gorzen, de Oostvaardersplassen, de Meinweg en zeer verspreid in het noorden van Nederland. In 2000 bedroeg het aantal broedparen hoogstens 100 paar, in de periode 2005-2008 was dit afgenomen tot 34-51 paar.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, februari 2nd, 2022 at 08:37
(meer…)
dinsdag, december 21st, 2021 at 18:28