Vogels
De notenkraker (Nucifraga caryocatactes) is een vogel, die behoort tot de kraaiachtigen (Corvidae). Deze vogel is in Nederland een invasiegast, maar broedt in België in beperkte mate.
Etymologie en taxonomie
Nucifraga is Latijn, samengesteld uit nux (=noot) en frangere (=breken). Caryocatactes is een samenstelling van de Oudgriekse woorden κάρυον, karuon (= noot) en καταγνύναι, katagnunai (= breken). Dit is dus eigenlijk een beetje dubbelop. Dit wordt emfatische ofwel benadrukkende naamgeving genoemd. De nominaat ondersoort Nucifraga caryocatactes carycatactes of Dikbeknotenkraker komt voornamelijk voor in de boreale naaldboomgordel van Scandinavië tot aan de Oeral en in de berggebieden van Midden en Zuidoost-Europa. De ondersoort Nucifraga carycatactes macrorynchos komt voor in de taiga van Siberië tot aan de Pacifische kust. Macrorynchos is een samentrekking van het Oudgriekse μακρός, makros (= groot of lang) en ῥύγχος, rhugchos (= bek of snavel). Afmeting 32-35cm, spanwijdte 49-53. De afmeting is vergelijkbaar met zijn naaste familielid de Gaai, die echter een langere staart en iets langere vleugels heeft. Gezonde volwassen vogels wegen ongeveer 150-200 gram.
Invasiegast
Het is vooral de Siberische ondersoort macrorynchos, die in sommige jaren als invasievogel in herfst en winter naar Nederland komt. Dit soort invasies wordt meestal veroorzaakt door voedselgebrek, hoewel invasies, die vrijwel geheel uit eerstejaars vogels bestaan ook wijzen op een uitzonderlijk goed broedjaar. De laatste grote invasie in Nederland vond plaats in 1968 toen waarschijnlijk meer dan 10.000 notenkrakers het land bezochten. Minder talrijke invasies vonden plaats in 1971, 1977, 1985 en 1991. Het opvallende van deze invasies is, dat meestal geen terugtrek wordt waargenomen. Het lijkt erop, dat veel vogels hier door voedselgebrek sterven. In 1968 zijn er bijvoorbeeld bij erkende preparateurs ongeveer 800 dieren aangeboden om te laten opzetten. Opvallend is, dat de vogels vaak bijzonder tam zijn. Sommige eten zelfs uit de hand en komen een huis binnen. Ook begeven ze zich vaak dicht in de buurt van boeren of boswerkers om de verstorende insecten te vangen.
Voedsel en gedrag
Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden van diverse naaldbomen zoals Siberische den (Pinus sibirica), Alpenden (Pinus cembra), Macedonische den (Pinus peuce) en Hazelaar (Corylus avellana). De relatie met de Siberische den en alpenden is opmerkelijk. Sommige onderzoekers spreken in dit opzicht van een symbiotisch verband. De zaden van deze dennen zijn niet gevleugeld en nogal zwaar (0.3g), waardoor ze onmogelijk door de wind verspreid kunnen worden. Hier komt de Notenkraker te hulp, omdat deze de gewoonte heeft voorraden van deze zaden aan te leggen voor het winterseizoen. De alpenden heeft op die manier veel van zijn habitat weer kunnen innemen nadat hij eerst door de mens was gekapt. In Siberië is waargenomen hoe hele stukken bos binnen een week van zaadkegels ontdaan kunnen zijn. De vogels verstoppen de zaden net als Gaaien in (meestal ondergrondse) bergplaatsen. Ze zoeken voedsel in een groot gebied rondom het territorium, maar de bergplaatsen zitten allemaal binnen het territorium. Om de zaden te vervoeren beschikken de vogels over een krop onder de tong, waarin ze een aantal zaden kunnen vervoeren. Maximaal worden ongeveer 200 zaden tegelijk vervoerd, wat dus 60 gram weegt. Ook is een keer een vogel gevangen met 26 hazelnoten in de krop, deze noten worden echter meestal met 10-15 stuks tegelijk vervoerd. Het lijkt erop, dat de vogels meestal alle zaden uit een enkele kegel (40-60 stuks) in de krop bergen en vervolgens hiermee naar het territorium terugvliegen om ze in een aantal bergplaatsen te verstoppen. Dit vaak in twee stappen, waarbij eerst de hele voorraad uit de krop in een tijdelijke bergplaats wordt gelegd en vervolgens van hieruit kleinere porties over de uiteindelijke bergplaatsen verdeeld worden. Deze bergplaatsen bevatten dan 2 tot 50 zaden (gemiddeld 12). Geschat wordt, dat iedere vogel zo’n 100.000 (50.000 – 250.000) zaden verstopt, waarvan hij ongeveer er ongeveer 27.000 nodig heeft om te overleven. Waarnemingen aan individuen toonden aan, dat de vogels in ongeveer 65% van de gevallen rechtstreeks naar een bergplaats vliegen en de zaden eruit halen. Na enig zoeken wordt 80-90% van de bergplaatsen gevonden. Een vogel in Siberië vond binnen 15 minuten 8 bergplaatsen. Eenmaal werd vastgesteld, dat een vogel een bergplaats terugvond 17 maanden, nadat deze gemaakt was. Ook sneeuwbedekking (tot zelfs meer dan 1 meter) is geen onoverkomelijke hindernis bij het terugvinden van de bergplaatsen.
Voortplanting
De band binnen een paartje is vermoedelijk net als bij de Kauw voor het leven. Ze leggen meestal 3 à 4 eieren. Beide vogels bebroeden de eieren, duur van het broeden ±18 dagen. Het aandeel mannetje is met 32% iets minder, dit komt doordat het vrouwtje meestal de nacht op het nest doorbrengt. De jongen worden door beide ouders verzorgd. Tot 15 dagen na het uitkomen worden ze warm gehouden door beurtelings één van de ouders, daarna alleen ’s nachts en bij slecht weer. Na 21 dagen kunnen ze op de nestrand komen en als ze ongeveer 25 dagen oud zijn lokken de oudervogels ze het nest uit, wat gemiddeld na 28 dagen lukt. Hierna blijven ze de eerste dagen in een boom vlak bij het nest zitten. De jongen worden tot een leeftijd van 120 dagen (gemiddeld ongeveer 100 dagen) door de ouders verzorgd. Het voeden van de jongen is een tijdrovend karwei, omdat de oudervogel eerst een zaadje uit zijn krop naar zijn snavel moet manoeuvreren. Hierna moet, om te vermijden dat het zaad in de krop van het jong komt, de ouder zijn snavel diep in de geopende snavel van het jong steken alvorens het zaad los te laten. Naarmate de jongen groter worden moet de ouder hierbij steeds dieper doorsteken. De vogels zijn in beperkte mate territoriaal. Het lijkt erop, dat ze hun naaste buren herkennen en deze minder agressief benaderen dan vreemde soortgenoten. Bij het nest worden ook roofvogels en Gaaien verjaagd. Indien mogelijk blijft een paartje het eenmaal gekozen territorium trouw. Een paartje in Zweden kwam minimaal 14 jaar in hetzelfde territorium broeden.
Verspreiding en leefgebied
De notenkraker komt algemeen voor in de Alpen, Scandinavië, de Balkan, de Karpaten en Noordoost-Europa en telt 8 ondersoorten:
- N. c. caryocatactes: Europa.
- N. c. macrorhynchos: van het Oeralgebergte tot oostelijk Siberië en noordoostelijk China.
- N. c. rothschildi: van Kazachstan tot noordwestelijk China.
- N. c. japonica: de Koerilen en noordelijk Japan.
- N. c. owstoni: Taiwan.
- N. c. interdicta: noordelijk China.
- N. c. hemispila: de noordwestelijke en centrale Himalaya.
- N. c. macella: van de oostelijke Himalaya tot centraal en zuidelijk China en noordelijk Myanmar.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, november 24th, 2018 at 09:45
Herkenning,
Donkere, forse zeevogel met opvallende witte vlekken op boven- en ondervleugel. Goed herkenbaar aan silhouet met dik lichaam, tamelijk ver uitstekende kop en korte staart. In snelle vlucht kan hij ook opvallend slank lijken. Jonge vogels egaal donkerbruin, volwassen vogels lichter bruin met zwarte spikkels. Stevige snavel met scherpe haak.
LEEFWIJZE
BROEDEN
Broedt in losse kolonies, maar is wel zeer territoriaal. Monogaam. Nest een kuiltje in de grond, meestal bekleed met wat dood gras. Eén legsel, meestal twee eieren, onervaren vogels meestal maar één ei. Legtijd mei-juni. Broedduur 28-32 dagen. Jongen nestvlieders, vliegvlug na 40-50 dagen.
LEEFGEBIED
Buiten broedtijd een uitgesproken zeevogel; zoekt vaak vissersschepen op. Broedt op eilanden met weinig menselijke verstoring, met een voorkeur voor vlakke grond met lage vegetatie. Vaak in de buurt van zeevogelkolonies.
VOEDSEL
Opportunistische soort met een gevarieerd dieet. Vooral vis, zelf gevangen (o.a. spiering) of als visafval van trawlers (o.m. schelvis, wijting, kever). Steelt vis van andere zeevogels (w.o. jan-van-gent, alken), doodt vogels (vooral drieteenmeeuw, papegaaiduiker). Verder pijlinktvis en aas.
VOGELTREK
Langs de Nederlandse kust van juli tot in februari, trek vooral van half september tot half november. Trekt van broedgebieden vooral naar de Atlantische Oceaan ten noorden en ten westen van het Iberisch Schiereiland, maar kan op de hele noordelijke Atlantische Oceaan, tot aan de Noordelijke IJszee worden aangetroffen.
Kijktip
Vooral tussen half september en half november aan de kust, bij harde aanlandige wind uit west of noordwest.
IN EUROPA
Broedt op Schotse eilanden, de Faeröer, IJsland, Noorse kust, Noord-Finland, Spitsbergen en Noord-Rusland.
BESCHERMING
Op Europese schaal is de populatie niet bedreigd.
WAT WIJ DOEN
Vogelbescherming heeft zich ingezet voor de aanwijzing van natuurreservaten op de Noordzee. In juni 2016 zijn deze aangewezen door het Rijk.
(Tekst bron: vogelbescherming.nl)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, november 17th, 2018 at 09:29
Buizerd (Common Buzzard)
Na een morgen fotograferen reed ik naar huis door Someren, hierbij trof ik deze Buizerd aan. Deze buizerd probeerde een Haas die vast gereden was aan het asfalt mee te nemen. De buizerd is waarschijnlijk wel de bekendste Nederlandse roofvogel. Het is een stevige vogel, niet erg goed toegerust op het vangen van snel bewegende prooien zoals bijvoorbeeld valken dat kunnen. Buizerds moeten het dan ook meer hebben van muizen, zieke konijnen, wormen en aas. Dat aas werd hen helaas noodlottig; in het verleden (en nog steeds!) werden buizerds vergiftigd door mensen die de roofvogels als concurrenten beschouwen. Gelukkig zijn deze praktijken sterk afgenomen, waardoor het aantal buizerds sterk is toegenomen.
Poging 2. Onverschrokken blijft hij proberen de platgereden haas van de weg af mee te nemen. De auto’s moeten maar wachten of omrijden.
De buizerd (Buteo buteo) is een middelgrote tot grote roofvogel uit de familie van de havikachtigen (Accipitridae). De buizerd komt voor in het grootste gedeelte van Europa en delen van Azië. Hij is een standvogel die in hetzelfde gebied overwintert waar hij broedt, op de koudste gebieden en enkele ondersoorten na. De vogel jaagt gebruikelijk in open land, maar nestelt in bosranden. Normaal gesproken bestaat de prooi van een buizerd voornamelijk uit kleine zoogdieren, amfibieën (zoals kikkers) en kleine vogels, maar hij is bij gelegenheid ook aaseter.
Vanaf de laatste decennia van de 20e eeuw is het buizerdbestand in de Benelux verveelvoudigd ten opzichte van de jaren zestig, toen de vogel door gebruik van pesticiden aldaar bijna uitgestorven was. In Nederland komt hij anno 2010 weer algemeen voor, met een stabiele stand van ruim 10.000 broedparen.
Kenmerken
De roep van de buizerd klinkt als een gerekt klagend gemiauw. Wanneer men een nest nadert, beginnen de buizerds opgewonden en miauwend boven de boomkruinen te vliegen. Dit gedrag heet in vogelaarstaal ‘alarmeren’.
Bij buizerds bestaat een grote kleurvariatie, er zijn erg donker gekleurde exemplaren terwijl er ook zijn met een bijna witte onderkant. Het bovengedeelte is effen, terwijl aan de onderkant verschillende dwarsbanden getekend zijn. De staart van een volwassen buizerd heeft naast de donkere eindband nog 8-10 smalle donkere dwarsbanden. De spanwijdte van de vleugels is ongeveer 113 tot 128 cm. De totale lengte van kop tot staart is ongeveer 51 tot 57 centimeter.
Door de typische vlucht is de vogel gemakkelijk te herkennen; enkele vleugelslagen, kort zweven en dan weer een paar slagen. De buizerd is een uitgesproken langzame vlieger met zijn brede vleugels en de korte, brede staart. Vaak kan worden waargenomen dat een buizerd door een of meer kraaien, die in zekere zin zijn voedselconcurrenten zijn, wordt weggejaagd. De buizerd maakt ook graag gebruik van de thermiek. Op een mooie voorjaarsdag zijn vaak groepen buizerds te zien die zweven in de opstijgende warme lucht in een thermiekbel.[3]
Een cirkelende buizerd is te herkennen aan de lange en brede vleugels en aan de relatief korte, breed gespreide staart. Mannetjes en vrouwtjes zijn alleen naast elkaar, bijvoorbeeld wanneer ze samen rondcirkelen te onderscheiden, waarbij het vrouwtje in de regel iets groter is dan het mannetje.
De buizerd kan verward worden met de wespendief. Deze is van de buizerd te onderscheiden door de banden op de staart. De wespendief heeft 2 banden aan de basis en 1 bijna aan het einde. De buizerd heeft vele banden op regelmatige afstand. Daarnaast heeft de wespendief een andere roep (hoge fluittonen) en is hij in vlucht te herkennen aan de bijna vlak gehouden vleugels, daar waar de buizerd de vleugels tijdens het zweven meer in een ondiepe v-vorm houdt.
De ruigpootbuizerd is een verwante soort die de Benelux uitsluitend bezoekt om te overwinteren. De ruigpootbuizerd is onder andere te herkennen aan de veren op de poten. Vaak worden licht gekleurde buizerds voor ruigpootbuizerds aangezien.
Voedsel
Wat voedsel betreft is de buizerd een flexibele vogel en een opportunist; hij eet wat voorhanden is. Vandaar ook z’n brede verspreiding. Veldmuizen, mollen of konijnen vormen vaak het hoofdvoedsel samen met kikkers en kleine vogels. Een buizerd kan als het nodig is snel overschakelen op een ander voedingspatroon: ook dieren als eekhoorns, hazelwormen, waterhoentjes, insecten, verschillende amfibieën of vissen zijn dan niet veilig. Ook eet hij wel aas, meestal verkeersslachtoffers. Als hij een prooi ziet vanaf zijn uitkijkpost laat de buizerd zich er als een baksteen op vallen. In de winter zitten ze ook vaak op de grond; dan eten ze regenwormen. Mensen worden zelden of nooit door buizerds aangevallen, behalve een enkele keer joggers. Zij worden dan mogelijk instinctief geïnterpreteerd als een indringer op de vlucht.
Voortplanting
De buizerd bouwt hoog in een boom, in een gaffelvormige boomtak of tegen de stam aanleunend, een nest van dode takken, met daarop bijvoorbeeld dennen– of larikstakken. Een nest van een roofvogel zoals de buizerd noemt men een horst. De vogel zal gemakkelijk een horst uit vorige jaren weer opbouwen.
Het vrouwtje legt in mei twee tot vier eieren, maar meestal drie. Deze witachtige eieren hebben bruine vlekken en vegen. De broedtijd is 28 tot 31 dagen. Het jong dat als eerste uit het ei komt heeft de grootste kans te overleven. Bij gebrek aan voldoende voedsel sterft het zwakste kuiken en wordt uit het nest gegooid, of opgegeten door de rest. Buizerdjongen hebben een typisch witte bles op het achterhoofd. De kuikens houden het nest netjes, uitwerpselen verdwijnen met kracht over de rand. De jongen blijven zes tot zeven weken in het nest. Naar mate ze ouder worden verwijderen de jongen zich steeds verder van het nest.
Een buizerd is pas na 3 à 4 jaar geslachtsrijp. Dit betekent dat heel wat buizerds rondvliegen die niet broeden. De maximale leeftijd van het dier is 26 jaar in de vrije natuur en 30 jaar in gevangenschap.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, oktober 20th, 2018 at 10:30
De grote zilverreiger (Ardea alba) is een witte vogel uit de familie der reigers. Voorheen stond de vogel ook bekend als Egretta alba (Linnaeus, 1758) of Casmerodius albus.
Uiterlijke kenmerken
Met zijn lengte van 85 – 100 cm is de grote zilverreiger even groot als de blauwe reiger. De spanwijdte is 1,45 tot 1,70 m, zijn gewicht 1 tot 1,5 kg.
Voortplanting
De grote zilverreiger nestelt in bomen, vaak in kolonies met andere in kolonies broedende watervogels.
Voedsel
Hij leeft van vis, amfibieën, kleine zoogdieren en soms ook reptielen en vogels. Hij foerageert meestal in ondiep water, maar ook op het land. Zijn jachttechniek is eenvoudig: langdurig roerloos staan tot een prooidier in de buurt komt, of heel rustig wadend zijn prooi achtervolgen. Eenmaal dichtbij, spiest (“rijgt”) hij zijn prooi aan zijn dolkvormige snavel.
Verspreiding en status
De reiger komt onder meer voor in Italië, op de Balkan en in Turkije. De grote zilverreiger is bezig aan een opmars in Europa. De vogel broedt nu ook in België, Nederland, Duitsland, Slowakije, Polen, Wit-Rusland en Litouwen. Het eerste broedgeval in Nederland vond plaats in 1978 (Oostvaardersplassen). Het aantal broedparen in Nederland steeg geleidelijk tussen 1978 en 2007 naar 150 per jaar. Omdat het in het begin niet duidelijk was dat deze vogel als broedvogel zich zou handhaven, werd hij in 2004 als gevoelig op de Nederlandse rode lijst gezet. Op de internationale IUCN-lijst (vermeld als Casmerodius albus) staat hij als niet bedreigd, maar hij valt wel onder het AEWA-verdrag.
Buiten de broedtijd wordt de grote zilverreiger in Nederland en België ook steeds vaker waargenomen.
Ondersoorten
Er zijn vier ondersoorten die van elkaar nauwelijks verschillen. Ardea alba modesta wordt door sommige taxonomen ook wel beschouwd als een soort (Oosterse grote zilverreiger).
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, oktober 14th, 2018 at 11:05
Raaf
De raaf (Corvus corax) is de grootste vogel uit de familie van de kraaien. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Herkenning
De raaf is beduidend groter dan de zwarte kraai en de roek. De kop-staartlengte is 65 centimeter, de spanwijdte 1,20 meter en het gewicht bedraagt gemiddeld 1250 gram. De snavel is in verhouding wat zwaarder en licht gekromd. In de vlucht is de vogel te herkennen aan het naar verhouding wat grotere kopprofiel en de breder uitwaaierende, ruitvormige staart. Ook vliegt hij hoger dan genoemde soorten en met tragere vleugelslag, hij zweeft geregeld even, terwijl een kraai meer doelgericht ergens naartoe vliegt. Het geluid is lager dan bij kraaien.
Intelligentie
Raven worden beschouwd als intelligente dieren. Er wordt gezegd dat raven met wolven een pact kunnen vormen. Als een raaf een gewond dier ziet zou hij op zoek gaan naar een wolf en diens aandacht trekken. Nadat de wolf klaar is met de prooi zou de raaf die dan verder opeten. Het is ook bekend dat raven ‘gereedschap’ gebruiken; met stokjes peuteren ze voedsel uit holtes en met stenen kraken ze noten. De raaf kan geluiden uit zijn omgeving imiteren, zoals de menselijke stem.
Als een groep wilde raven een karkas claimt, nemen individuele raven stukken vlees en organen mee en verbergen dat, om het later in hun eentje op te eten. Een raaf onthoudt zo tientallen plekken waar hij eten heeft verstopt. Hij houdt bovendien in de gaten waar andere raven hun buit verstoppen, om later die voorraad te kunnen plunderen. Het is aangetoond dat raven weten wanneer een soortgenoot vanuit zijn positie iets niet kan zien en dat ze bij het plunderen van voedsel extra voorzichtig zijn als de soortgenoot die het voedsel verstopte (de ‘eigenaar’) in de buurt is.
Sociaal gedrag
Raven weten niet alleen wie hun vrienden en rivalen zijn, maar ze houden ook rekening met allianties tussen andere raven. Als twee raven vriendschap sluiten, kan een derde gaan stoken. Raven zouden een vorm van troostend gedrag vertonen: als ze zien dat een familielid verslagen wordt in een gevecht, troosten ze die door lichamelijk contact te zoeken of diens veren schoon te maken. Hierdoor kunnen ze vermoedelijk zelf ook op troost rekenen. Een verslagen raaf ervaart hierdoor minder stress, maar blijft een verhoogd risico lopen op aanvallen van het familielid.
Voedsel
De vogel is een alleseter maar leeft vooral van knaagdieren, insecten en larven, wormen, jonge vogels, kadavers, mosselen en aangespoelde vissen. Ook plantendelen als bessen en fruit en mest van onder andere wolven staan op het menu.
Raven leven deels van verkeersslachtoffers van (snel)wegverkeer. Het komt de ravenstand, en veel andere aasetende diersoorten, ten goede als kadavers van grotere dieren in het bos blijven liggen.
Voortplanting
Een nest jonge raven in gevangenschap
In de herfst en winter leven raven in grote groepen, maar zodra het broedseizoen begint eisen vaste koppeltjes een territorium op.
Het nest bouwt een raaf bij voorkeur in een hoge boom en gebruikt ditzelfde nest tientallen jaren lang waarbij het ieder jaar wat wordt uitgebreid. De vogel kan tientallen jaren oud worden, al is dat in de vrije natuur gewoonlijk veel minder.[7] Van tamme exemplaren in de Tower of London zijn leeftijden van 44 jaar geregistreerd. De raaf is monogaam en blijft zijn hele leven bij zijn partner.
Verspreiding
De raaf is in feite onafhankelijk van het klimaat vrijwel op het hele noordelijk halfrond te vinden: van de Groenlandse ijsvelden tot de Mexicaanse zandwoestijnen. Toch is hij zeldzaam of uitgeroeid in Frankrijk, België, Nederland (1926), Duitsland en Denemarken.
De soort telt 11 ondersoorten:
Raven in Nederland
In Nederland leven nu weer raven na een geslaagde herintroductie op de Veluwe sinds midden jaren zeventig. In 2000 waren er ongeveer honderd broedparen in Nederland, merendeels op de Veluwe maar ook enkele op de Utrechtse heuvelrug, de Sallandse heuvelrugen in Zuidwest-Drenthe. Na een top van zo’n 130 broedparen eind jaren negentig is de stand weer wat ingezakt doordat een konijnenziekte (VHS) de konijnenstand flink heeft laten dalen, en doordat er in het natuurgebied niet meer bijgevoerd wordt met slachtafval waar ook de raven van profiteerden. Volgens SOVON schommelde het bestand tussen de 75 en 90 broedparen in 2007 en de trend was tot 2015 (125-145) constant (geen significante toe- of afname).[8] Geleidelijk lijkt de raaf zijn leefgebied in Nederland uit te breiden; er zijn ook waarnemingen uit Noord-Brabant gemeld. De raaf staat als niet bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN,[1] maar werd in in 2004 als gevoelig op de Nederlandse Rode Lijst gezet.
Raven in Vlaanderen
De raaf staat niet op de Vlaamse rode lijst. Het dier was lang uitgestorven in Vlaanderen maar maakte begin 21e eeuw een comeback.[9]
Raven in het Verenigd Koninkrijk
Raven bij de Tower; Jubilee werd uitgebroed in Somerset in 2012 en draagt een gouden ring. Munin werd uitgebroed in North Uist in 1995 en draagt een lichtgroene ring, dit is de oudste raaf bij de Tower
In de Londense Tower zijn vanouds minstens zes raven aanwezig en ze vormen daar een toeristische attractie. Een legende zegt dat het Koninkrijk zal vallen als er minder dan zes raven aanwezig zijn in het historisch bouwwerk. In het wild komen raven nog voor in Schotland en Wales.
Mythologie
In de mythologie vervullen raven vaak een belangrijke rol.
- De Germaanse god Wodan (Odin in het Scandinavisch) gebruikt twee raven, genaamd Huginn en Muninn, als boodschappers.
- In het middeleeuwse dierdicht Van den vos Reynaerde komt de raaf Tiecelijn voor, hij brengt boodschappen over aan andere dieren.
- De Kelten kenden goddelijke kracht aan het dier toe: waarzeggerskunst; overwinning in de strijd; vruchtbaarheid. Een totaal zwarte raaf is een boos teken, maar heeft hij een witte vlek, dan brengt hij geluk.
- Bij de Grieken en Romeinen is de raaf het symbool voor een lang leven; hij is de boodschapper van de zonnegod Apollo.
- Bij de Egyptenaren was de raaf juist symbool voor het kwaad.
- Chinezen brengen hem in verband met de zon: een driebenige raaf verbeeldt de tijden van de zon: opkomst, zenit, ondergang.
- Indianen zagen de vogel als een schelm.
- Voor joden is de raaf onrein; symbool van boosheid en kwaad.
- Ook voor de christenen was hij op de eerste plaats een vogel die op aas afkomt, die anderen de ogen uitpikt: zo staat hij voor het kwaad dat de mensen verblindt. Hij is symbool van de zonde in tegenstelling tot de witte duif die pure goedheid belichaamt.
- Bij de moslims staat in de Koran (Soerat al-Maa’idah: 31): “Op dat moment stuurde God een vogel(raaf) die op de grond kraste om Qabil zoon van Adam en Hawa te laten zien hoe hij zijn broer moest begraven.”
- De raaf is ook symbool voor het rusteloos zwerven (Noach stuurde een raaf die na vergeefse omzwervingen terugkeerde in de ark); daarom is hij ook symbool van de eenzaamheid, en als zodanig de kluizenaars en woestijnmonniken zeer vertrouwd. Velen van hen werden op wonderbare wijze door raven gevoed: Elia, Paulus de woestijnmonnik, Benedictus; daarnaast kwamen de twee trouwe raven van Meinrad wraak nemen toen de heilige door twee onverlaten was vermoord.
- Daarnaast is de zwarte raaf een van de beschermers van de Karmapa.
Witte raaf
Incidenteel komen er ook bij de raaf deels tot geheel witte exemplaren voor. Hier is sprake van een recessieve mutatie die partieel of complete pigmentremming in huid, veren en oogpigmenten veroorzaakt. Witte raven hebben het moeilijk in het wild. Door hun opvallende verschijning worden ze door prooi eerder opgemerkt. Ze hebben door het ontbreken van pigmentlagen in de ogen een sterk verminderd gezichtsvermogen bij daglicht. Daardoor zijn ze ook minder goed in staat voedsel te vergaren. Het begrip witte raaf in het algemeen spraakgebruik staat voor een zeer zeldzame verschijning, wat refereert aan het uitzonderlijke voorkomen van de vogel.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juni 10th, 2018 at 10:08
Nachtegaal
De nachtegaal (in dichterlijke taal ook filomeel; Luscinia megarhynchos) is een zangvogel uit de onderfamilie Saxicolinae, vroeger ingedeeld bij de familie Turdidae (lijsters) maar nu onderdeel van de familie Muscicapidae. De naam is afgeleid van het Germaanse “galan”: (galmend) zingen.
Kenmerken
De bovenzijde is egaal bruin van kleur, terwijl de stuit en de bovenzijde van de staart roodbruin zijn. De onderzijde is lichtgrijs. Het oog is opvallend groot en zwart en de poten zijn licht van kleur. Zijn zang is verklinkend, veelzijdig, erg karakteristiek en vaak ’s nachts hoorbaar. De lichaamslengte bedraagt 16,5 cm.
Leefwijze
Verder is het een vogel die zich onopvallend ophoudt in dicht struikgewas, vaak met brandnetels, van waaruit hij ook zingt. Het voedsel bestaat uit wormen, insecten, larven, poppen en eieren.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit 4 tot 5 olijfbruine eieren in een nest, dicht bij de grond, in de dichte ondergroei.
Verspreiding en leefgebied
De nachtegaal is een trekvogel die alleen van april tot oktober in West-, Zuid- en Midden-Europa en tot in Midden-Azië onder de 50ste breedtegraad voorkomt om te broeden. Hij overwintert in Zuidelijk Afrika.
De soort telt drie ondersoorten:
- L. m. megarhynchos: van westelijk en centraal Europa tot centraal Turkije en zuidelijk naar Jordanië.
- L. m. africana: oostelijk Turkije, de Kaukasus en noordelijk en zuidwestelijk Iran.
- L. m. golzii: van oostelijk Iran tot Kazachstan, zuidwestelijk Mongolië en noordwestelijk China.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
Nachtegalen zijn nog steeds vrij talrijke broedvogels in Nederland. Vooral in de duinstreek en op de Waddeneilanden zijn er nachtegalen. Ook Flevoland werd vlot gekoloniseerd. In Oost- en Zuid-Nederland ging het echter minder goed met de nachtegaal. Sinds de jaren 1970 is sprake van een sterke achteruitgang. Dit is de reden dat de nachtegaal in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst is gezet. De soort staat ook als kwetsbaarop de Vlaamse rode lijst. Volgens SOVON is de trend (landelijk gezien) tussen 1990 en 2007 niet geheel duidelijk.
Symbolen
In de volksvertellingen kondigt de nachtegaal de lente aan. Het is de vogel van mei, maar hij is eveneens en vooral het symbool van de liefde, die al eeuwenlang dichters en componisten heeft beziggehouden. Zijn zang bestaat uit herhaalde motiefjes en een crescendo.
Trivia
In de traditionele muziek uit de omgeving van de stad Nice speelt de nachtegaal een belangrijke rol. Tsjaikovski heeft het thema van deze muziek gebruikt in zijn Humoresque opus 10-2.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, mei 30th, 2018 at 17:03
De woudaap (Ixobrychus minutus), ook bekend als wouwaap en vroeger woudaapje genaamd, is een vogelsoort die behoort tot de reigers (Ardeidae). Het is met 31 tot 36 cm de kleinste reigersoort in de Lage Landen.
Kenmerken
Het verenkleed van het mannetje bevat een zwartgroene bovenzijde en kruin en een geelroze onderzijde en vleugels, die een opvallende vlek vertonen. Het verenkleed van het vrouwtje is aan de bovenzijde donkerbruin gestreept en aan de onderzijde licht gestreept. Verder heeft ze een zwarte kruin en nek en minder opvallende vleugelvlekken. De lichaamslengte bedraagt 36 cm. Verder heeft de vogel korte, groene poten, een dikke hals en een gele snavel.
Leefwijze
Het voedsel bestaat uit insecten, vis, kikkers en salamanders. De vogel leidt een verborgen bestaan en klimt in riet en struiken.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit vier tot zes witte eieren met een blauwgroene tint.
Verspreiding en leefgebied
De woudaap broedt in Europa, West- en zuidelijk Azië, Afrika en Madagaskar in rietmoerassen en zoetwateroevers. Vogels die in de gematigde klimaatzone van Europa en Azië broeden, trekken ’s winters naar het zuiden. Vogels die in de tropen broeden, zijn standvogel.
De soort telt 3 ondersoorten:
- I. m. minutus: van centraal en zuidelijk Europa tot centraal Azië en noordwestelijk India.
- I. m. payesii: Afrika bezuiden de Sahara.
- I. m. podiceps: Madagaskar.
De naam
De naam woudaap is een voorbeeld van hypercorrectie. De vogel vertoont zich zelden aan de mens, is klein, ’s nachts actief en leeft verborgen in het riet. ’s Nachts is echter wel zijn roep te horen, die wel lijkt op die van een aapje dat wouw-wouw roept. De oorspronkelijke naam is dan ook wouwaapje. Ten onrechte werd verondersteld dat wouw een dialectvorm moest zijn van woud, hoewel het dier niet in het bos leeft. De naam werd daarom ‘verbeterd’ tot woudaapje.
Status in Nederland en Vlaanderen
De woudaap was vóór 1950 nog een plaatselijk talrijke broedvogel van o.a. de rietmoerassen en plassengebieden in Zuid-Holland en Utrecht. In de periode 1961-67 werd het aantal broedvogels op 250 paar geschat. Dit aantal daalde gestaag, in 1973-77 was het al gehalveerd en in 1978-83 schatte men het op nog maar 50 paar. In de periode 1988-89 volgde weer een halvering. Volgens SOVON is sinds 1990 geen betrouwbare trendclassificatie mogelijk. Rond 2007 broedden er nog ongeveer 10-30 paar in Nederland. De oorzaak van deze achteruitgang is niet geheel duidelijk. De uitgestrekte rietmoerassen die in Flevoland na het droogvallen beschikbaar kwamen, hebben niet tot een toename geleid. In Vlaanderen broedden slechts enkele woudaapjes, tussen 1994 en 2001 steeg dit aantal naar 19 paar, maar daarna zette een daling in.
De woudaap is in 2004 als ernstig bedreigd op de Nederlandse Rode Lijst gezet en staat ook als zodanig op de Vlaamse Rode Lijst. Overigens staat de woudaap nog steeds als niet bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN, maar valt wel onder het internationale natuurbeschermingsverdrag over bedreigde trekvogels: het AEWA-verdrag (Afrikaans-Euraziatische overeenkomst over watervogels).
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, mei 27th, 2018 at 08:23
De purperreiger (Ardea purpurea) is een lid van de reigerfamilie (Ardeidae).
Kenmerken
De purperreiger is een sierlijke reiger met een fraai uiterlijk. De purperreiger is donkerder, kleiner en vooral slanker dan de bekende blauwe reiger. In vlucht vallen vooral de ver uitstekende poten met lange tenen op.
Leefwijze
Het voedsel bestaat vooral uit vis en amfibieën, welke in ondiep open water gevangen worden.
Status in Nederland
Deze reiger broedt in kolonies in oud riet, in laag struweel en in moerasbos (elzen en wilgen). Hij vist in helder water vanuit begroeide oevers en laat zich makkelijk verstoren. In de winters trekken deze purperreigers naar West-Afrika zuidelijk van de Sahara.
Vanaf zeker 1800, maar mogelijk eerder, broeden er purperreigers in Nederland. Het aantal zal in de loop van de 19de eeuw zijn gedaald door het droogleggen en ontginnen van moerasgebieden. De eerste tellingen zijn van 1971 en 1977, toen waren er 900 broedparen. Dit aantal daalde naar 300 in 1984, na een korte opleving werd rond 1990 een dieptepunt onder de 250 broedparen bereikt. Sindsdien stijgt het aantal weer. Volgens SOVON waren er in 2007 523 broedparen in Nederland. De soort staat als niet bedreigd op de internationale rode lijst van de IUCN maar valt wel onder de AEWA. De soort is in 2004 als bedreigd op de Nederlandse rode lijst gezet. De soort staat niet op de Vlaamse rode lijst.
Dankzij de beschermde status van de purperreiger verklaarde de Raad van State een besluit tot het plaatsen van windmolens bij natuurreservaten in Overijssel nietig (uitspraak 1 april 2009 Afdeling Bestuursrechtspraak).
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
maandag, mei 21st, 2018 at 12:49
De bruine kiekendief (Circus aeruginosus) is een roofvogel uit de familie van de havikachtigen (Accipitridae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Falvo aeruginosus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus
Kenmerken
De vogel is 48 tot 56 centimeter lang, de mannetjes zijn kleiner (gewicht 405 tot 667 gram) dan de vrouwtjes (540 tot 800 gram). Het dier vliegt meestal laag over moerassen en rietvelden, met de voor alle soorten kiekendieven kenmerkende houding: een golvende vliegbeweging, met de vleugels in een ondiepe V-vorm. Het mannetje is bruin van boven en heeft grijze vleugelvlekken die lichter worden naarmate de vogel ouder is. Hij heeft een bruin gestreepte buik en borst en de ondervleugel en staart zijn lichtgrijs. Het vrouwtje is overwegend bruin, maar heeft een licht okere kruin en keel. Jonge vogels zijn ook overwegend bruin en missen de duidelijk lichte kruinvlek en keel die een volwassen vrouwtje heeft. Onvolwassen mannetjes krijgen pas in de loop van hun derde levensjaar de grijze vlakken op de vleugels.
Voortplanting
Het nest ligt verborgen in het riet. Een legsel bestaat meestal uit vier tot vijf witte eieren.
Verspreiding
Er worden 2 ondersoorten onderscheiden:
Vroeger werden ook de Afrikaanse bruine kiekendief (C. ranivorus) , Pacifische bruine kiekendief (C. approximans) en de reunionkiekendief (C. maillardi) als ondersoorten beschouwd.
In Nederland
De bruine kiekendief is in Nederland een vrij schaarse broedvogel waarvan de aantallen geleidelijk dalen. In 2010 werd het aantal broedparen geschat tussen de 1150 en 1250. De aantallen nemen af door intensivering van de landbouw en verdroging en verruiging van moerasgebieden waar uitgestrekte rietvelden veranderen in moerasbos. Verder is de roofvogel een doortrekker en wintergast in kleine aantallen vooral langs de kusten van het IJsselmeer, het benedenrivierengebied en het deltagebied in Zeeland.
Status op de internationale rode lijst
De grootte van de wereldpopulatie werd in 2004 geschat op 0,5 tot 2 miljoen individuen. Deze roofvogel gaat op wereldschaal in aantal vooruit. Om deze redenen staat de bruine kiekendief als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
dinsdag, mei 8th, 2018 at 19:23
Wintertaling
Een volwassen wintertaling is ca. 35 cm groot en 350 gram zwaar. Het is daarmee de kleinste eend die in Europa voorkomt. Deze eend wordt ook wel de Euraziatische wintertaling genoemd omdat in Amerika een sterk gelijkende soort voorkomt, de Amerikaanse wintertaling (Anas carolinensis) die vroeger (en soms nog) beschouwd werd (wordt) tot een ondersoort (A. crecca carolinensis).
Het mannetje van de wintertaling is overwegend grijs en heeft een kastanjebruine kop met daarop rond het oog een glazend groene vlek, omzoomd door dunne gele lijntjes. Andere opvallende kenmerken zijn een horizontale witte streep op beide flanken en een helder, okergele vlek op de anaalstreek. Vrouwtjes zijn bruin, met uitzondering van een kleine groene spiegel (achterkant van de vleugel), een kenmerk dat beide seksen hebben en waardoor zij zich onderscheidt van het vrouwtje van de zomertaling.
Leefwijze
Hun voedsel bestaat voornamelijk uit plantenkost (zaden), maar ook kreeftachtigen en insecten staan op het menu. Het mannetje maakt een hoog fluitend geluid, terwijl het vrouwtje kwaakt.
Broedgedrag
Deze vogels broeden op de toendra, in graslanden en bosachtige streken, soms in zeer kleine watertjes.
Verspreiding en leefgebied
De soort telt 2 ondersoorten:
Status in Europa (Nederland en Vlaanderen)
In Nederland, België, het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Frankrijk, Denemarken en in delen van Duitsland, Zwitserland en Italië komt de wintertaling het hele jaar voor. In het noordoosten van Europa komt het dier alleen in de zomer voor, terwijl in het Middellandse Zeegebied wintertalingen alleen ’s winters te vinden zijn.
In 1990 was er in de meeste gebieden in Nederland een sterke afname van rond de 50% ten opzichte van de periode 1968-1977. Volgens SOVON is er sindsdien nog steeds sprake van een verder gaande en significante afname. Rond 2007 broedden er nog ongeveer 2250 paar in Nederland. De wintertaling is in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst gezet. Deze eendensoort staat niet op de Vlaamse rode lijst en staat veilig op de internationale rode lijst van de IUCN,maar valt wel onder het AEWA-verdrag.
Tijdens de vogeltrek en in de winter komt de wintertaling in vrij grote aantallen voor. In deze aantallen zit eerder een positieve dan een negatieve trend.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, april 15th, 2018 at 17:36