Vogels
Een voor mij bijzondere waarneming op de Strabrechtse Heide, ongeveer 150 meter van mij vandaan. Drie Zwarter ooievaars, twee Buine kiekendieven en twee Blauwe reigers in een foto gevangen.
Zwarte ooievaar
De zwarte ooievaar (Ciconia nigra) lijkt op de witte ooievaar, maar is bijna geheel zwart en houdt er een veel meer verborgen leefwijze op na.
Kenmerke
De zwarte ooievaar is een grote vogel (90 tot 105 cm lang) met rode poten en snavel. Hij verschilt van de gewone, witte ooievaar doordat hij een geheel zwarte kop en vrijwel geheel donkere vleugels heeft. De spanwijdte is 173 tot 205 cm. De vogel is gemiddeld iets kleiner dan de witte ooievaar.
Voorkomen en leefgebied
Het broedgebied strekt zich uit van Denemarken dwars door Europa en Midden-Azië tot aan de Grote Oceaan tussen de breedtegraad van 60° en het steppegebied. De vogel is in deze zone echter een schaarse voorkomende broedvogel. Daarnaast zijn er geïsoleerd voorkomende populaties in Turkije, de Kaukasus, Afghanistan en Korea en verder in zuidelijk Afrika.
Anders dan zijn verwant de witte ooievaar, bestaat het leefgebied van de zwarte ooievaar uit bos met open plekken. De zwarte ooievaar leeft onopvallend in dicht, gemengd bos langs stromend water of in de buurt van poelen en plassen met dichte begroeiing, vaak in heuvelachtig gebied.
Zwarte ooievaars zijn trekvogels die grote afstanden kunnen afleggen. In Zuid-Afrika worden zij vaak tezamen met de wat kleinere, ook grotendeels zwarte Abdims ooievaar aangetroffen.
Voorkomen in Europa
In Noord- en Midden-Europa komt is het een regelmatig voorkomende broedvogel, vooral oostelijk van de lengtegraad van 11 tot 13°. Westelijk daarvan is de vogel veel schaarser, behalve de populatie op het Iberisch schiereiland (die standvogel is) en op sommige plaatsen in de Belgische Ardennen en in Frankrijk.
Voorkomen in Nederland
Nederland ligt aan de noordwestelijke rand van het verspreidingsgebied en daar broedden in het verleden (vóór de 19de eeuw) zwarte ooievaars. Door het verlies van ooibossen langs de rivieren is daar een eind aan gekomen. In de 20ste eeuw was de vogel een schaarse, maar regelmatige gast. Sinds de eeuwwisseling is het een doortrekker die steeds vaker wordt aangetroffen. Het gaat dan om tientallen, tot honderden waarnemingen per jaar.
Men hoopt dat door natuurontwikkeling in projecten als de Gelderse Poort een geschikte biotoop ontstaat. Omdat de zwarte ooievaar met name in Polen, bijvoorbeeld in de nationale parken van de Biebrza en Bialowieza in aantal toeneemt, is er een kans dat deze soort in Nederland als broedvogel zal terugkeren.
Status
De zwarte ooievaar heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) uiterst gering. De grootte van de populatie werd in 2006 geschat op 24.000 tot 44.000 individuen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat deze soort ooievaar als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, mei 15th, 2019 at 15:15
De braamsluiper (Sylvia curruca) is een zangvogel uit de familie van zangers (Sylviidae).
Kenmerken
De rugzijde is bruingekleurd met een lichtere onderzijde. De lichaamslengte bedraagt 13,5 cm.
Zang
De zang van de braamsluiper begint vaak met een lage, prevelende strofe, gevolgd door een vijf- tot zesmaal snel herhaalde, ratelende noot, die ver hoorbaar is. Pogingen om de vogel te naderen worden meestal gedwarsboomd door zijn gewoonte met lange tussenpozen te zingen.
Voortplanting
Het tussen dichte begroeiing verstopte nest is een uit verdord gras en worteltjes bestaande kom. Wanneer de jongen voor het eerst het nest verlaten, geven de ouders van hun ongerustheid over de veiligheid van hun kroost blijk door constant een luid ‘tek-tek-tek’en een karakteristieke, trillende roep te laten horen. Een legsel bestaat meestal uit 4 tot 6 eieren, die worden uitgebroed in een periode van 11 tot 12 dagen. Het broeden wordt door beide ouders gedaan. Het mannetje start meestal met de nestbouw, waarna het vrouwtje hem op een later tijdstip helpt.
Verspreiding en leefgebied
Braamsluipers komen tijdens het broedseizoen in grote delen van Europa voor, waaronder in Nederland en België. De braamsluiper geeft de voorkeur aan gebieden met een hogere begroeiing en mijdt terreinen met slechts hier en daar een struik. Hij komt veelal voor aan bosranden, tuinen, parken, maar ook in de bergen boven de bosgrens in de bergdennen.
Door hoofdzakelijk in Oost-Afrika, juist ten noorden van de evenaar, te overwinteren, ontkwam de braamsluiper aan het lot dat zo vele grasmussen tijdens de ernstige droogten van 1968-1969 in de Sahara trof.
De soort telt 4 ondersoorten:
- S. c. curruca: van Europa tot westelijk Siberië.
- S. c. caucasica: van centraal Turkije tot noordelijk Iran.
- S. c. halimodendri: van noordelijk Kazachstan tot centraal Siberië en Mongolië.
- S. c. telengitica: noordwestelijk China, het zuidelijke deel van Centraal-Rusland en Mongolië.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, mei 5th, 2019 at 10:21
Roodhalsfuut
De Roodhalsfuut (Podiceps grisegena) is een watervogel die behoort tot de futen (orde Podicipediformes; familie Podicipedidae). De roodhalsfuut is iets kleiner dan de gewone fuut. Deze vogel komt voor in Oost-Europa, westelijk tot in Denemarken. Ook in West-Canada en Alaska komt hij voor.
Kenmerken
In prachtkleed is hij van de fuut te onderscheiden door zijn roodbruine hals en zijn witte wangen. ’s Winters is het verschil minder groot, maar hij heeft geen witte wenkbrauwstreep en een gele snavelbasis. Het zomerkleed is aan de bovenzijde bruin en aan de onderzijde wit. De kop is zwart met oorpluimpjes. De poten zijn zwart.
Leefwijze
Het voedsel bestaat uit vis, insecten, schaaldieren, weekdieren, kikkers, wormen en planten.
Voortplanting
Het legsel bestaat meestal uit drie tot vijf eieren, die in ongeveer 23 dagen worden uitgebroed.
Verspreiding en leefgebied
De soort telt 2 ondersoorten:
Zijn voorkeur gaat uit naar kleine, ondiepe wateren. Hij nestelt in het riet of in begroeide plassen.
Status in Nederland en Vlaanderen
Sinds medio de jaren tachtig van de vorige eeuw broeden er roodhalsfuten in Nederland. Volgens SOVON bedraagt het aantal broedvogels in de periode 1990-2007 5-10 paar. De soort staat als niet bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN, maar valt wel onder het AEWA-verdrag. De roodhalsfuut is in 2004 vanwege zijn zeldzaamheid als gevoelig op de Nederlandse Rode Lijst gezet. De soort staat niet op de Vlaamse Rode Lijst van broedvogels.
Als wintergast en doortrekker komt de roodhalsfuut in zeer klein aantal voor in Nederland en Vlaanderen (zie waarnemingen bij externe links).
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, maart 1st, 2019 at 13:43
Bokje
Het Bokje (Lymnocryptes minimus) is een vogel uit de familie van strandlopers en snippen (Scolopacidae).
Kenmerken
Deze kleinste snip heeft een lengte van 18 tot 20 cm. Vergeleken met de watersnip heeft hij een korte snavel, maar veel dikker. Hiermee is hij ook duidelijk te onderscheiden tijdens de vlucht. Over zijn rug lopen vier, lichte, brede strepen. Bij de watersnip zijn deze strepen veel smaller. Deze strepen zorgen voor een schutkleur. Bij de watersnip loopt er een smalle lichte streep midden over de kruin. Het bokje heeft een donkere kruin, maar ook lichte strepen op de kop (net als de watersnip). De mantel heeft een groen- of purperachtige glans. De onderzijde is wit.
Leefwijze
Het bokje is vooral tijdens de schemering en ’s nachts actief. Overdag kun je hem alleen waarnemen als hij wordt opgejaagd vanuit zijn schuilplaats. Anders dan zijn zustersoort de watersnip vliegt hij laag over de grond op zoek naar een nieuwe schuilplek enkele meters verder weg. Het bokje is geen schuwe vogel. Vaak blijft hij in zijn schuilplaats zitten als mensen op enkele meters afstand passeren. Hij wordt dan meestal niet opgemerkt. Zijn voedsel bestaat uit wormen, slakken, insecten, maar ook uit kleine plantendeeltjes.
Voorkomen en status
De dieren broeden in het noorden van Rusland en Scandinavië. Er zijn vage, onbetrouwbare gegevens die zouden kunnen wijzen op broedgevallen in Friesland in de twintigste eeuw. Het bokje is vooral doortrekker en wintergast in Nederland en België. De meeste waarnemingen worden gedaan in oktober (najaarstrek) en in april (voorjaarstrek). Het gaat altijd om kleine aantallen. De vogels pleisteren op natte heiden, veengebieden, moerassen en drassige graslanden. De vegetatie moet kort zijn en zout water wordt gemeden.
Het bokje is geen bedreigde soort.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, januari 25th, 2019 at 16:47
De notenkraker (Nucifraga caryocatactes) is een vogel, die behoort tot de kraaiachtigen (Corvidae). Deze vogel is in Nederland een invasiegast, maar broedt in België in beperkte mate.
Etymologie en taxonomie
Nucifraga is Latijn, samengesteld uit nux (=noot) en frangere (=breken). Caryocatactes is een samenstelling van de Oudgriekse woorden κάρυον, karuon (= noot) en καταγνύναι, katagnunai (= breken). Dit is dus eigenlijk een beetje dubbelop. Dit wordt emfatische ofwel benadrukkende naamgeving genoemd. De nominaat ondersoort Nucifraga caryocatactes carycatactes of Dikbeknotenkraker komt voornamelijk voor in de boreale naaldboomgordel van Scandinavië tot aan de Oeral en in de berggebieden van Midden en Zuidoost-Europa. De ondersoort Nucifraga carycatactes macrorynchos komt voor in de taiga van Siberië tot aan de Pacifische kust. Macrorynchos is een samentrekking van het Oudgriekse μακρός, makros (= groot of lang) en ῥύγχος, rhugchos (= bek of snavel). Afmeting 32-35cm, spanwijdte 49-53. De afmeting is vergelijkbaar met zijn naaste familielid de Gaai, die echter een langere staart en iets langere vleugels heeft. Gezonde volwassen vogels wegen ongeveer 150-200 gram.
Invasiegast
Het is vooral de Siberische ondersoort macrorynchos, die in sommige jaren als invasievogel in herfst en winter naar Nederland komt. Dit soort invasies wordt meestal veroorzaakt door voedselgebrek, hoewel invasies, die vrijwel geheel uit eerstejaars vogels bestaan ook wijzen op een uitzonderlijk goed broedjaar. De laatste grote invasie in Nederland vond plaats in 1968 toen waarschijnlijk meer dan 10.000 notenkrakers het land bezochten. Minder talrijke invasies vonden plaats in 1971, 1977, 1985 en 1991. Het opvallende van deze invasies is, dat meestal geen terugtrek wordt waargenomen. Het lijkt erop, dat veel vogels hier door voedselgebrek sterven. In 1968 zijn er bijvoorbeeld bij erkende preparateurs ongeveer 800 dieren aangeboden om te laten opzetten. Opvallend is, dat de vogels vaak bijzonder tam zijn. Sommige eten zelfs uit de hand en komen een huis binnen. Ook begeven ze zich vaak dicht in de buurt van boeren of boswerkers om de verstorende insecten te vangen.
Voedsel en gedrag
Het voedsel bestaat voornamelijk uit zaden van diverse naaldbomen zoals Siberische den (Pinus sibirica), Alpenden (Pinus cembra), Macedonische den (Pinus peuce) en Hazelaar (Corylus avellana). De relatie met de Siberische den en alpenden is opmerkelijk. Sommige onderzoekers spreken in dit opzicht van een symbiotisch verband. De zaden van deze dennen zijn niet gevleugeld en nogal zwaar (0.3g), waardoor ze onmogelijk door de wind verspreid kunnen worden. Hier komt de Notenkraker te hulp, omdat deze de gewoonte heeft voorraden van deze zaden aan te leggen voor het winterseizoen. De alpenden heeft op die manier veel van zijn habitat weer kunnen innemen nadat hij eerst door de mens was gekapt. In Siberië is waargenomen hoe hele stukken bos binnen een week van zaadkegels ontdaan kunnen zijn. De vogels verstoppen de zaden net als Gaaien in (meestal ondergrondse) bergplaatsen. Ze zoeken voedsel in een groot gebied rondom het territorium, maar de bergplaatsen zitten allemaal binnen het territorium. Om de zaden te vervoeren beschikken de vogels over een krop onder de tong, waarin ze een aantal zaden kunnen vervoeren. Maximaal worden ongeveer 200 zaden tegelijk vervoerd, wat dus 60 gram weegt. Ook is een keer een vogel gevangen met 26 hazelnoten in de krop, deze noten worden echter meestal met 10-15 stuks tegelijk vervoerd. Het lijkt erop, dat de vogels meestal alle zaden uit een enkele kegel (40-60 stuks) in de krop bergen en vervolgens hiermee naar het territorium terugvliegen om ze in een aantal bergplaatsen te verstoppen. Dit vaak in twee stappen, waarbij eerst de hele voorraad uit de krop in een tijdelijke bergplaats wordt gelegd en vervolgens van hieruit kleinere porties over de uiteindelijke bergplaatsen verdeeld worden. Deze bergplaatsen bevatten dan 2 tot 50 zaden (gemiddeld 12). Geschat wordt, dat iedere vogel zo’n 100.000 (50.000 – 250.000) zaden verstopt, waarvan hij ongeveer er ongeveer 27.000 nodig heeft om te overleven. Waarnemingen aan individuen toonden aan, dat de vogels in ongeveer 65% van de gevallen rechtstreeks naar een bergplaats vliegen en de zaden eruit halen. Na enig zoeken wordt 80-90% van de bergplaatsen gevonden. Een vogel in Siberië vond binnen 15 minuten 8 bergplaatsen. Eenmaal werd vastgesteld, dat een vogel een bergplaats terugvond 17 maanden, nadat deze gemaakt was. Ook sneeuwbedekking (tot zelfs meer dan 1 meter) is geen onoverkomelijke hindernis bij het terugvinden van de bergplaatsen.
Voortplanting
De band binnen een paartje is vermoedelijk net als bij de Kauw voor het leven. Ze leggen meestal 3 à 4 eieren. Beide vogels bebroeden de eieren, duur van het broeden ±18 dagen. Het aandeel mannetje is met 32% iets minder, dit komt doordat het vrouwtje meestal de nacht op het nest doorbrengt. De jongen worden door beide ouders verzorgd. Tot 15 dagen na het uitkomen worden ze warm gehouden door beurtelings één van de ouders, daarna alleen ’s nachts en bij slecht weer. Na 21 dagen kunnen ze op de nestrand komen en als ze ongeveer 25 dagen oud zijn lokken de oudervogels ze het nest uit, wat gemiddeld na 28 dagen lukt. Hierna blijven ze de eerste dagen in een boom vlak bij het nest zitten. De jongen worden tot een leeftijd van 120 dagen (gemiddeld ongeveer 100 dagen) door de ouders verzorgd. Het voeden van de jongen is een tijdrovend karwei, omdat de oudervogel eerst een zaadje uit zijn krop naar zijn snavel moet manoeuvreren. Hierna moet, om te vermijden dat het zaad in de krop van het jong komt, de ouder zijn snavel diep in de geopende snavel van het jong steken alvorens het zaad los te laten. Naarmate de jongen groter worden moet de ouder hierbij steeds dieper doorsteken. De vogels zijn in beperkte mate territoriaal. Het lijkt erop, dat ze hun naaste buren herkennen en deze minder agressief benaderen dan vreemde soortgenoten. Bij het nest worden ook roofvogels en Gaaien verjaagd. Indien mogelijk blijft een paartje het eenmaal gekozen territorium trouw. Een paartje in Zweden kwam minimaal 14 jaar in hetzelfde territorium broeden.
Verspreiding en leefgebied
De notenkraker komt algemeen voor in de Alpen, Scandinavië, de Balkan, de Karpaten en Noordoost-Europa en telt 8 ondersoorten:
- N. c. caryocatactes: Europa.
- N. c. macrorhynchos: van het Oeralgebergte tot oostelijk Siberië en noordoostelijk China.
- N. c. rothschildi: van Kazachstan tot noordwestelijk China.
- N. c. japonica: de Koerilen en noordelijk Japan.
- N. c. owstoni: Taiwan.
- N. c. interdicta: noordelijk China.
- N. c. hemispila: de noordwestelijke en centrale Himalaya.
- N. c. macella: van de oostelijke Himalaya tot centraal en zuidelijk China en noordelijk Myanmar.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, november 24th, 2018 at 09:45
Herkenning,
Donkere, forse zeevogel met opvallende witte vlekken op boven- en ondervleugel. Goed herkenbaar aan silhouet met dik lichaam, tamelijk ver uitstekende kop en korte staart. In snelle vlucht kan hij ook opvallend slank lijken. Jonge vogels egaal donkerbruin, volwassen vogels lichter bruin met zwarte spikkels. Stevige snavel met scherpe haak.
LEEFWIJZE
BROEDEN
Broedt in losse kolonies, maar is wel zeer territoriaal. Monogaam. Nest een kuiltje in de grond, meestal bekleed met wat dood gras. Eén legsel, meestal twee eieren, onervaren vogels meestal maar één ei. Legtijd mei-juni. Broedduur 28-32 dagen. Jongen nestvlieders, vliegvlug na 40-50 dagen.
LEEFGEBIED
Buiten broedtijd een uitgesproken zeevogel; zoekt vaak vissersschepen op. Broedt op eilanden met weinig menselijke verstoring, met een voorkeur voor vlakke grond met lage vegetatie. Vaak in de buurt van zeevogelkolonies.
VOEDSEL
Opportunistische soort met een gevarieerd dieet. Vooral vis, zelf gevangen (o.a. spiering) of als visafval van trawlers (o.m. schelvis, wijting, kever). Steelt vis van andere zeevogels (w.o. jan-van-gent, alken), doodt vogels (vooral drieteenmeeuw, papegaaiduiker). Verder pijlinktvis en aas.
VOGELTREK
Langs de Nederlandse kust van juli tot in februari, trek vooral van half september tot half november. Trekt van broedgebieden vooral naar de Atlantische Oceaan ten noorden en ten westen van het Iberisch Schiereiland, maar kan op de hele noordelijke Atlantische Oceaan, tot aan de Noordelijke IJszee worden aangetroffen.
Kijktip
Vooral tussen half september en half november aan de kust, bij harde aanlandige wind uit west of noordwest.
IN EUROPA
Broedt op Schotse eilanden, de Faeröer, IJsland, Noorse kust, Noord-Finland, Spitsbergen en Noord-Rusland.
BESCHERMING
Op Europese schaal is de populatie niet bedreigd.
WAT WIJ DOEN
Vogelbescherming heeft zich ingezet voor de aanwijzing van natuurreservaten op de Noordzee. In juni 2016 zijn deze aangewezen door het Rijk.
(Tekst bron: vogelbescherming.nl)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, november 17th, 2018 at 09:29
Buizerd (Common Buzzard)
Na een morgen fotograferen reed ik naar huis door Someren, hierbij trof ik deze Buizerd aan. Deze buizerd probeerde een Haas die vast gereden was aan het asfalt mee te nemen. De buizerd is waarschijnlijk wel de bekendste Nederlandse roofvogel. Het is een stevige vogel, niet erg goed toegerust op het vangen van snel bewegende prooien zoals bijvoorbeeld valken dat kunnen. Buizerds moeten het dan ook meer hebben van muizen, zieke konijnen, wormen en aas. Dat aas werd hen helaas noodlottig; in het verleden (en nog steeds!) werden buizerds vergiftigd door mensen die de roofvogels als concurrenten beschouwen. Gelukkig zijn deze praktijken sterk afgenomen, waardoor het aantal buizerds sterk is toegenomen.
Poging 2. Onverschrokken blijft hij proberen de platgereden haas van de weg af mee te nemen. De auto’s moeten maar wachten of omrijden.
De buizerd (Buteo buteo) is een middelgrote tot grote roofvogel uit de familie van de havikachtigen (Accipitridae). De buizerd komt voor in het grootste gedeelte van Europa en delen van Azië. Hij is een standvogel die in hetzelfde gebied overwintert waar hij broedt, op de koudste gebieden en enkele ondersoorten na. De vogel jaagt gebruikelijk in open land, maar nestelt in bosranden. Normaal gesproken bestaat de prooi van een buizerd voornamelijk uit kleine zoogdieren, amfibieën (zoals kikkers) en kleine vogels, maar hij is bij gelegenheid ook aaseter.
Vanaf de laatste decennia van de 20e eeuw is het buizerdbestand in de Benelux verveelvoudigd ten opzichte van de jaren zestig, toen de vogel door gebruik van pesticiden aldaar bijna uitgestorven was. In Nederland komt hij anno 2010 weer algemeen voor, met een stabiele stand van ruim 10.000 broedparen.
Kenmerken
De roep van de buizerd klinkt als een gerekt klagend gemiauw. Wanneer men een nest nadert, beginnen de buizerds opgewonden en miauwend boven de boomkruinen te vliegen. Dit gedrag heet in vogelaarstaal ‘alarmeren’.
Bij buizerds bestaat een grote kleurvariatie, er zijn erg donker gekleurde exemplaren terwijl er ook zijn met een bijna witte onderkant. Het bovengedeelte is effen, terwijl aan de onderkant verschillende dwarsbanden getekend zijn. De staart van een volwassen buizerd heeft naast de donkere eindband nog 8-10 smalle donkere dwarsbanden. De spanwijdte van de vleugels is ongeveer 113 tot 128 cm. De totale lengte van kop tot staart is ongeveer 51 tot 57 centimeter.
Door de typische vlucht is de vogel gemakkelijk te herkennen; enkele vleugelslagen, kort zweven en dan weer een paar slagen. De buizerd is een uitgesproken langzame vlieger met zijn brede vleugels en de korte, brede staart. Vaak kan worden waargenomen dat een buizerd door een of meer kraaien, die in zekere zin zijn voedselconcurrenten zijn, wordt weggejaagd. De buizerd maakt ook graag gebruik van de thermiek. Op een mooie voorjaarsdag zijn vaak groepen buizerds te zien die zweven in de opstijgende warme lucht in een thermiekbel.[3]
Een cirkelende buizerd is te herkennen aan de lange en brede vleugels en aan de relatief korte, breed gespreide staart. Mannetjes en vrouwtjes zijn alleen naast elkaar, bijvoorbeeld wanneer ze samen rondcirkelen te onderscheiden, waarbij het vrouwtje in de regel iets groter is dan het mannetje.
De buizerd kan verward worden met de wespendief. Deze is van de buizerd te onderscheiden door de banden op de staart. De wespendief heeft 2 banden aan de basis en 1 bijna aan het einde. De buizerd heeft vele banden op regelmatige afstand. Daarnaast heeft de wespendief een andere roep (hoge fluittonen) en is hij in vlucht te herkennen aan de bijna vlak gehouden vleugels, daar waar de buizerd de vleugels tijdens het zweven meer in een ondiepe v-vorm houdt.
De ruigpootbuizerd is een verwante soort die de Benelux uitsluitend bezoekt om te overwinteren. De ruigpootbuizerd is onder andere te herkennen aan de veren op de poten. Vaak worden licht gekleurde buizerds voor ruigpootbuizerds aangezien.
Voedsel
Wat voedsel betreft is de buizerd een flexibele vogel en een opportunist; hij eet wat voorhanden is. Vandaar ook z’n brede verspreiding. Veldmuizen, mollen of konijnen vormen vaak het hoofdvoedsel samen met kikkers en kleine vogels. Een buizerd kan als het nodig is snel overschakelen op een ander voedingspatroon: ook dieren als eekhoorns, hazelwormen, waterhoentjes, insecten, verschillende amfibieën of vissen zijn dan niet veilig. Ook eet hij wel aas, meestal verkeersslachtoffers. Als hij een prooi ziet vanaf zijn uitkijkpost laat de buizerd zich er als een baksteen op vallen. In de winter zitten ze ook vaak op de grond; dan eten ze regenwormen. Mensen worden zelden of nooit door buizerds aangevallen, behalve een enkele keer joggers. Zij worden dan mogelijk instinctief geïnterpreteerd als een indringer op de vlucht.
Voortplanting
De buizerd bouwt hoog in een boom, in een gaffelvormige boomtak of tegen de stam aanleunend, een nest van dode takken, met daarop bijvoorbeeld dennen– of larikstakken. Een nest van een roofvogel zoals de buizerd noemt men een horst. De vogel zal gemakkelijk een horst uit vorige jaren weer opbouwen.
Het vrouwtje legt in mei twee tot vier eieren, maar meestal drie. Deze witachtige eieren hebben bruine vlekken en vegen. De broedtijd is 28 tot 31 dagen. Het jong dat als eerste uit het ei komt heeft de grootste kans te overleven. Bij gebrek aan voldoende voedsel sterft het zwakste kuiken en wordt uit het nest gegooid, of opgegeten door de rest. Buizerdjongen hebben een typisch witte bles op het achterhoofd. De kuikens houden het nest netjes, uitwerpselen verdwijnen met kracht over de rand. De jongen blijven zes tot zeven weken in het nest. Naar mate ze ouder worden verwijderen de jongen zich steeds verder van het nest.
Een buizerd is pas na 3 à 4 jaar geslachtsrijp. Dit betekent dat heel wat buizerds rondvliegen die niet broeden. De maximale leeftijd van het dier is 26 jaar in de vrije natuur en 30 jaar in gevangenschap.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, oktober 20th, 2018 at 10:30
De grote zilverreiger (Ardea alba) is een witte vogel uit de familie der reigers. Voorheen stond de vogel ook bekend als Egretta alba (Linnaeus, 1758) of Casmerodius albus.
Uiterlijke kenmerken
Met zijn lengte van 85 – 100 cm is de grote zilverreiger even groot als de blauwe reiger. De spanwijdte is 1,45 tot 1,70 m, zijn gewicht 1 tot 1,5 kg.
Voortplanting
De grote zilverreiger nestelt in bomen, vaak in kolonies met andere in kolonies broedende watervogels.
Voedsel
Hij leeft van vis, amfibieën, kleine zoogdieren en soms ook reptielen en vogels. Hij foerageert meestal in ondiep water, maar ook op het land. Zijn jachttechniek is eenvoudig: langdurig roerloos staan tot een prooidier in de buurt komt, of heel rustig wadend zijn prooi achtervolgen. Eenmaal dichtbij, spiest (“rijgt”) hij zijn prooi aan zijn dolkvormige snavel.
Verspreiding en status
De reiger komt onder meer voor in Italië, op de Balkan en in Turkije. De grote zilverreiger is bezig aan een opmars in Europa. De vogel broedt nu ook in België, Nederland, Duitsland, Slowakije, Polen, Wit-Rusland en Litouwen. Het eerste broedgeval in Nederland vond plaats in 1978 (Oostvaardersplassen). Het aantal broedparen in Nederland steeg geleidelijk tussen 1978 en 2007 naar 150 per jaar. Omdat het in het begin niet duidelijk was dat deze vogel als broedvogel zich zou handhaven, werd hij in 2004 als gevoelig op de Nederlandse rode lijst gezet. Op de internationale IUCN-lijst (vermeld als Casmerodius albus) staat hij als niet bedreigd, maar hij valt wel onder het AEWA-verdrag.
Buiten de broedtijd wordt de grote zilverreiger in Nederland en België ook steeds vaker waargenomen.
Ondersoorten
Er zijn vier ondersoorten die van elkaar nauwelijks verschillen. Ardea alba modesta wordt door sommige taxonomen ook wel beschouwd als een soort (Oosterse grote zilverreiger).
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, oktober 14th, 2018 at 11:05
Raaf
De raaf (Corvus corax) is de grootste vogel uit de familie van de kraaien. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Herkenning
De raaf is beduidend groter dan de zwarte kraai en de roek. De kop-staartlengte is 65 centimeter, de spanwijdte 1,20 meter en het gewicht bedraagt gemiddeld 1250 gram. De snavel is in verhouding wat zwaarder en licht gekromd. In de vlucht is de vogel te herkennen aan het naar verhouding wat grotere kopprofiel en de breder uitwaaierende, ruitvormige staart. Ook vliegt hij hoger dan genoemde soorten en met tragere vleugelslag, hij zweeft geregeld even, terwijl een kraai meer doelgericht ergens naartoe vliegt. Het geluid is lager dan bij kraaien.
Intelligentie
Raven worden beschouwd als intelligente dieren. Er wordt gezegd dat raven met wolven een pact kunnen vormen. Als een raaf een gewond dier ziet zou hij op zoek gaan naar een wolf en diens aandacht trekken. Nadat de wolf klaar is met de prooi zou de raaf die dan verder opeten. Het is ook bekend dat raven ‘gereedschap’ gebruiken; met stokjes peuteren ze voedsel uit holtes en met stenen kraken ze noten. De raaf kan geluiden uit zijn omgeving imiteren, zoals de menselijke stem.
Als een groep wilde raven een karkas claimt, nemen individuele raven stukken vlees en organen mee en verbergen dat, om het later in hun eentje op te eten. Een raaf onthoudt zo tientallen plekken waar hij eten heeft verstopt. Hij houdt bovendien in de gaten waar andere raven hun buit verstoppen, om later die voorraad te kunnen plunderen. Het is aangetoond dat raven weten wanneer een soortgenoot vanuit zijn positie iets niet kan zien en dat ze bij het plunderen van voedsel extra voorzichtig zijn als de soortgenoot die het voedsel verstopte (de ‘eigenaar’) in de buurt is.
Sociaal gedrag
Raven weten niet alleen wie hun vrienden en rivalen zijn, maar ze houden ook rekening met allianties tussen andere raven. Als twee raven vriendschap sluiten, kan een derde gaan stoken. Raven zouden een vorm van troostend gedrag vertonen: als ze zien dat een familielid verslagen wordt in een gevecht, troosten ze die door lichamelijk contact te zoeken of diens veren schoon te maken. Hierdoor kunnen ze vermoedelijk zelf ook op troost rekenen. Een verslagen raaf ervaart hierdoor minder stress, maar blijft een verhoogd risico lopen op aanvallen van het familielid.
Voedsel
De vogel is een alleseter maar leeft vooral van knaagdieren, insecten en larven, wormen, jonge vogels, kadavers, mosselen en aangespoelde vissen. Ook plantendelen als bessen en fruit en mest van onder andere wolven staan op het menu.
Raven leven deels van verkeersslachtoffers van (snel)wegverkeer. Het komt de ravenstand, en veel andere aasetende diersoorten, ten goede als kadavers van grotere dieren in het bos blijven liggen.
Voortplanting
Een nest jonge raven in gevangenschap
In de herfst en winter leven raven in grote groepen, maar zodra het broedseizoen begint eisen vaste koppeltjes een territorium op.
Het nest bouwt een raaf bij voorkeur in een hoge boom en gebruikt ditzelfde nest tientallen jaren lang waarbij het ieder jaar wat wordt uitgebreid. De vogel kan tientallen jaren oud worden, al is dat in de vrije natuur gewoonlijk veel minder.[7] Van tamme exemplaren in de Tower of London zijn leeftijden van 44 jaar geregistreerd. De raaf is monogaam en blijft zijn hele leven bij zijn partner.
Verspreiding
De raaf is in feite onafhankelijk van het klimaat vrijwel op het hele noordelijk halfrond te vinden: van de Groenlandse ijsvelden tot de Mexicaanse zandwoestijnen. Toch is hij zeldzaam of uitgeroeid in Frankrijk, België, Nederland (1926), Duitsland en Denemarken.
De soort telt 11 ondersoorten:
Raven in Nederland
In Nederland leven nu weer raven na een geslaagde herintroductie op de Veluwe sinds midden jaren zeventig. In 2000 waren er ongeveer honderd broedparen in Nederland, merendeels op de Veluwe maar ook enkele op de Utrechtse heuvelrug, de Sallandse heuvelrugen in Zuidwest-Drenthe. Na een top van zo’n 130 broedparen eind jaren negentig is de stand weer wat ingezakt doordat een konijnenziekte (VHS) de konijnenstand flink heeft laten dalen, en doordat er in het natuurgebied niet meer bijgevoerd wordt met slachtafval waar ook de raven van profiteerden. Volgens SOVON schommelde het bestand tussen de 75 en 90 broedparen in 2007 en de trend was tot 2015 (125-145) constant (geen significante toe- of afname).[8] Geleidelijk lijkt de raaf zijn leefgebied in Nederland uit te breiden; er zijn ook waarnemingen uit Noord-Brabant gemeld. De raaf staat als niet bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN,[1] maar werd in in 2004 als gevoelig op de Nederlandse Rode Lijst gezet.
Raven in Vlaanderen
De raaf staat niet op de Vlaamse rode lijst. Het dier was lang uitgestorven in Vlaanderen maar maakte begin 21e eeuw een comeback.[9]
Raven in het Verenigd Koninkrijk
Raven bij de Tower; Jubilee werd uitgebroed in Somerset in 2012 en draagt een gouden ring. Munin werd uitgebroed in North Uist in 1995 en draagt een lichtgroene ring, dit is de oudste raaf bij de Tower
In de Londense Tower zijn vanouds minstens zes raven aanwezig en ze vormen daar een toeristische attractie. Een legende zegt dat het Koninkrijk zal vallen als er minder dan zes raven aanwezig zijn in het historisch bouwwerk. In het wild komen raven nog voor in Schotland en Wales.
Mythologie
In de mythologie vervullen raven vaak een belangrijke rol.
- De Germaanse god Wodan (Odin in het Scandinavisch) gebruikt twee raven, genaamd Huginn en Muninn, als boodschappers.
- In het middeleeuwse dierdicht Van den vos Reynaerde komt de raaf Tiecelijn voor, hij brengt boodschappen over aan andere dieren.
- De Kelten kenden goddelijke kracht aan het dier toe: waarzeggerskunst; overwinning in de strijd; vruchtbaarheid. Een totaal zwarte raaf is een boos teken, maar heeft hij een witte vlek, dan brengt hij geluk.
- Bij de Grieken en Romeinen is de raaf het symbool voor een lang leven; hij is de boodschapper van de zonnegod Apollo.
- Bij de Egyptenaren was de raaf juist symbool voor het kwaad.
- Chinezen brengen hem in verband met de zon: een driebenige raaf verbeeldt de tijden van de zon: opkomst, zenit, ondergang.
- Indianen zagen de vogel als een schelm.
- Voor joden is de raaf onrein; symbool van boosheid en kwaad.
- Ook voor de christenen was hij op de eerste plaats een vogel die op aas afkomt, die anderen de ogen uitpikt: zo staat hij voor het kwaad dat de mensen verblindt. Hij is symbool van de zonde in tegenstelling tot de witte duif die pure goedheid belichaamt.
- Bij de moslims staat in de Koran (Soerat al-Maa’idah: 31): “Op dat moment stuurde God een vogel(raaf) die op de grond kraste om Qabil zoon van Adam en Hawa te laten zien hoe hij zijn broer moest begraven.”
- De raaf is ook symbool voor het rusteloos zwerven (Noach stuurde een raaf die na vergeefse omzwervingen terugkeerde in de ark); daarom is hij ook symbool van de eenzaamheid, en als zodanig de kluizenaars en woestijnmonniken zeer vertrouwd. Velen van hen werden op wonderbare wijze door raven gevoed: Elia, Paulus de woestijnmonnik, Benedictus; daarnaast kwamen de twee trouwe raven van Meinrad wraak nemen toen de heilige door twee onverlaten was vermoord.
- Daarnaast is de zwarte raaf een van de beschermers van de Karmapa.
Witte raaf
Incidenteel komen er ook bij de raaf deels tot geheel witte exemplaren voor. Hier is sprake van een recessieve mutatie die partieel of complete pigmentremming in huid, veren en oogpigmenten veroorzaakt. Witte raven hebben het moeilijk in het wild. Door hun opvallende verschijning worden ze door prooi eerder opgemerkt. Ze hebben door het ontbreken van pigmentlagen in de ogen een sterk verminderd gezichtsvermogen bij daglicht. Daardoor zijn ze ook minder goed in staat voedsel te vergaren. Het begrip witte raaf in het algemeen spraakgebruik staat voor een zeer zeldzame verschijning, wat refereert aan het uitzonderlijke voorkomen van de vogel.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juni 10th, 2018 at 10:08
Nachtegaal
De nachtegaal (in dichterlijke taal ook filomeel; Luscinia megarhynchos) is een zangvogel uit de onderfamilie Saxicolinae, vroeger ingedeeld bij de familie Turdidae (lijsters) maar nu onderdeel van de familie Muscicapidae. De naam is afgeleid van het Germaanse “galan”: (galmend) zingen.
Kenmerken
De bovenzijde is egaal bruin van kleur, terwijl de stuit en de bovenzijde van de staart roodbruin zijn. De onderzijde is lichtgrijs. Het oog is opvallend groot en zwart en de poten zijn licht van kleur. Zijn zang is verklinkend, veelzijdig, erg karakteristiek en vaak ’s nachts hoorbaar. De lichaamslengte bedraagt 16,5 cm.
Leefwijze
Verder is het een vogel die zich onopvallend ophoudt in dicht struikgewas, vaak met brandnetels, van waaruit hij ook zingt. Het voedsel bestaat uit wormen, insecten, larven, poppen en eieren.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit 4 tot 5 olijfbruine eieren in een nest, dicht bij de grond, in de dichte ondergroei.
Verspreiding en leefgebied
De nachtegaal is een trekvogel die alleen van april tot oktober in West-, Zuid- en Midden-Europa en tot in Midden-Azië onder de 50ste breedtegraad voorkomt om te broeden. Hij overwintert in Zuidelijk Afrika.
De soort telt drie ondersoorten:
- L. m. megarhynchos: van westelijk en centraal Europa tot centraal Turkije en zuidelijk naar Jordanië.
- L. m. africana: oostelijk Turkije, de Kaukasus en noordelijk en zuidwestelijk Iran.
- L. m. golzii: van oostelijk Iran tot Kazachstan, zuidwestelijk Mongolië en noordwestelijk China.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
Nachtegalen zijn nog steeds vrij talrijke broedvogels in Nederland. Vooral in de duinstreek en op de Waddeneilanden zijn er nachtegalen. Ook Flevoland werd vlot gekoloniseerd. In Oost- en Zuid-Nederland ging het echter minder goed met de nachtegaal. Sinds de jaren 1970 is sprake van een sterke achteruitgang. Dit is de reden dat de nachtegaal in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst is gezet. De soort staat ook als kwetsbaarop de Vlaamse rode lijst. Volgens SOVON is de trend (landelijk gezien) tussen 1990 en 2007 niet geheel duidelijk.
Symbolen
In de volksvertellingen kondigt de nachtegaal de lente aan. Het is de vogel van mei, maar hij is eveneens en vooral het symbool van de liefde, die al eeuwenlang dichters en componisten heeft beziggehouden. Zijn zang bestaat uit herhaalde motiefjes en een crescendo.
Trivia
In de traditionele muziek uit de omgeving van de stad Nice speelt de nachtegaal een belangrijke rol. Tsjaikovski heeft het thema van deze muziek gebruikt in zijn Humoresque opus 10-2.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, mei 30th, 2018 at 17:03