Vogels
visarend
De visarend (Pandion haliaetus) is een roofvogel uit de familie van de visarenden (Pandionidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd als Falco haliaetus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus. De soort werd in 1809 door Marie Jules César Savigny in het geslacht Pandion geplaatst. Daarin was het lang de enige soort, en daarmee ook de enige soort die in de familie werd geplaatst. Inmiddels is echter de voorheen als ondersoort opgevatte Australische visarend P. h. cristatus opgewaardeerd tot een aparte soort, waarmee de visarend in het geslacht en in de familie dus gezelschap heeft gekregen.
Uiterlijke kenmerken
De visarend is een vrij kleine arend die graag boven water stilstaand ‘bidt’ en dan met uitgestoken klauwen op een vis duikt. Hij is relatief sterk gezien zijn grootte en kan prooien pakken bijna even zwaar als hijzelf. De visarend is in vlucht goed te herkennen door zijn geheel witte onderkant, zijn chocoladebruine bovenkant en zijn enigszins ‘geknikte’ vleugels. Door het oog loopt een donkere streep. Het verenkleed is bij beide geslachten gelijk. Andere arenden hebben meestal rechte vleugels. De lichaamslengte is zo’n 55 cm en de spanwijdte bedraagt 150 tot 170 cm en het gewicht 1,5 tot 2 kg. De vrouwtjes zijn iets groter en zwaarder.
Voedsel
Het dier eet vrijwel uitsluitend vis en is vooral bij beboste meren, rivieren of de zeekust te vinden. Visarenden vliegen over het wateroppervlak op zoek naar prooi die zich vlak onder het wateroppervlak bevindt. Wanneer er een vis wordt gezien, duikt de arend met zijn kop vooruit naar beneden, en op het laatste moment gooit hij zijn poten naar voren om de vis te pakken. Zijn klauwen zijn vlijmscherp en op de poten zitten kleine stekels, zodat de visarend zijn glibberige prooi beter kan vastpakken.
Verspreiding en leefgebied
De visarend stelt betrekkelijk weinig eisen aan zijn leefgebied. Belangrijk is visrijk water; dat kunnen langzaam stromende rivieren, heldere meren of zeekusten zijn. Verder moet er een plek zijn om te nestelen, zoals hoge bomen, rotswanden, onbewoonde eilandjes of door mensen gemaakte palen met platforms.
Met uitzondering van Australië en Antarctica komt de visarend verspreid in alle continenten voor. Er worden drie ondersoorten onderscheiden:
Populatie en beschermingsstatus
Tot halverwege de jaren 1950 was de visarend uit grote delen van Europa (en Noord-Amerika) verdwenen door vervolging. Daarna, in de periode van de jaren 1960 en 1970 had de vogel bovendien te lijden van het insecticide DDT, dat zich via de voedselketen ophoopte in vissen, het voornaamste voedsel van de visarend. Sinds het verbod op deze middelen neemt de visarend weer in aantal toe. In 1954 kwam de visarend terug in Schotland, sinds 1985 broedt de vogel weer in Midden-Frankrijk. In Duitsland is het bestand tussen 1975 en 2004 toegenomen van 75 naar 470.
De visarend gaat bijna overal in aantal vooruit. Om deze reden staat deze roofvogel als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN. Deze status geldt ook voor de Australische visarend. Omdat dit taxon door BirdLife International niet wordt erkend, heeft de Australische (onder)soort dezelfde status.
De soort komt in kleine maar toenemende aantallen voor als doortrekker. Deze worden vooral in de maanden april en september gezien.
De visarend was in Nederland aanvankelijk geen broedvogel. In 2016 werd echter gebroed door een eerste paartje in het Nationaal Park De Biesbosch (dat een jong kreeg) en in juni 2017 daar door twee broedparen met zes jongen.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
maandag, september 26th, 2022 at 22:51
Roodpootvalk
De roodpootvalk (Falco vespertinus) is een kleine valk en behoort tot de familie caracara’s en valken (Falconidae) en het geslacht Falco.
De roodpootvalk is 28 tot 34 cm lang en een spanwijdte van 65 tot 76 cm. Qua formaat en silhouet lijkt de roodpootvalk veel op de boomvalk. Het mannetje is donker leigrijs met rood op de anaalstreek. Het vrouwtje heeft een licht roestbruine kop en een blauwgrijze bovenzijde. Onvolwassen vogels hebben een gestreepte borst, geelbruine veerranden, een bruine kopkap en een gebandeerde staart. Ze lijken op onvolwassen boomvalken, maar die hebben geen gebandeerde staart en zijn op de rug veel egaler en hebben een zwarte kopkap.[2]
Leefwijze
Bij voorkeur worden insecten gegeten zoals sprinkhanen, kevers en mieren. De jongen worden met gewervelde dieren grootgebracht, onder andere hagedissen en juist uitgevlogen zangvogels.
Voortplanting
Verspreiding en leefgebied
Het verspreidingsgebied van de roodpootvalk is Oost-Europa en Azië. Overwinteren doet deze in zuidelijk Afrika met een voorkeur voor Zimbabwe, Botswana, Namibië en Angola. Als leefgebied geldt gras- en bossteppen, hoogveengebieden, rivierdalen en open plekken in bossen.
Status als beschermde vogelsoort
De roodpootvalk gaat in het broedgebied in Oost Europa in zorgwekkend tempo achteruit, plaatselijk met 30% in tien jaar. De grootte van de populatie wordt geschat op op 287.500 tot 400.000 individuen. Door veranderingen in landgebruik neemt het aantal grote insecten af, verder wordt de bestrijding van de roek door het gebruiken van gif, als oorzaak genoemd. Daarom staat de roodpootvalk als kwetsbaar op de internationale rode lijst.[1]
Voorkomen in de Lage Landen
In de Lage Landen is de roodpootvalk een doortrekker in zeer klein aantal. Voor 1970 waren er slechts enkele waarnemingen en werd de roodpootvalk gezien als zeer zeldzaam. Na 1970 steeg het aantal waarnemingen, iets wat vooral verband houdt met meer en beter toegeruste waarnemers. De vogels worden in Nederland meestal waargenomen op de voorjaarstrek in de laatste twee weken van mei en veel minder in het najaar tot in oktober. Er zijn grote verschillen tussen de jaren. Meestal gaat het om enkele tientallen, maar bijvoorbeeld in 1968, 1988 en 1992 waren er korte tijd honderden roodpootvalken in Nederland.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, september 10th, 2022 at 15:23
Boomvalk
De
boomvalk (
Falco subbuteo) is een
roofvogel uit de
familie van de
valkachtigen (Falconidae) die voornamelijk jaagt op kleine zangvogels en grote insecten. De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door
Carl Linnaeus. Het is in Europa een broedvogel die ’s winters naar Afrika trekt.
Kenmerken
De vogel is 29 tot 35 cm lang en heeft een spanwijdte van 70 tot 84 cm. Volwassen vogels zijn van boven leikleurig met een witte keel. Van dichtbij kunnen de kastanjebruine broek en onderstaart worden waargenomen. Mannetje en vrouwtje zien er gelijk uit, juvenielen zijn over het algemeen veel bruiner van kleur. Het is een elegante roofvogel, die er met zijn lange, puntige vleugels uitziet als een grote gierzwaluw.
Boomvalken nestelen in de verlaten en vaak in datzelfde jaar gemaakte nesten van kraaien en andere vogels en leggen twee tot vier eieren.
Voedsel
De boomvalk jaagt op grote insecten zoals libellen die overgebracht worden van klauwen naar bek en in de vlucht worden opgegeten. Ook kleine vogels worden in de vlucht gevangen. Zijn snelheid en vliegkunsten stellen hem in staat om zelfs zwaluwen te grijpen. Huiszwaluw en boerenzwaluw hebben dan ook een specifieke boomvalk-alarmroep.
Verspreiding en leefgebied
Mondiaal
De volgende twee ondersoorten worden onderscheiden:
De boomvalk (F. s. subbuteo) die in Europa voorkomt is een trekvogel die grote afstanden aflegt en overwintert in Afrika. Het is een broedvogel van open bossen en parken. De noordgrens van het verspreidingsgebied in Europa ligt in Groot-Brittannië (waar de boomvalk geleidelijk steeds noordelijker voorkomt), Denemarken, Zuid-Noorwegen, Midden-Zweden en Midden-Finland.
Buiten Europa komt de vogel ook voor in berggebieden tot op 4000 m boven de zeespiegel (in India), en soms in buitenwijken van steden. In de winter verblijft de vogel voornamelijk in droge, half open bosgebieden zoalssavannes.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
In het verleden kwam de boomvalk in Nederland vooral voor in de bossen op de zandgronden. Deze valk gaat daar sinds de jaren 1980 in aantal achteruit. In het half open (agrarisch) landschap wordt de soort echter steeds meer gezien. Ook op de waddeneilanden doet de soort het relatief goed. Het totaal aantal broedparen werd rond 2000 geschat op 750 tot 1000 paar. Het netto resultaat van deze achteruitgang en vooruitgang is een halvering van het aantal broedparen sinds 1990. Het aantal broedparen in Vlaanderen wordt geschat op 500 en daarmee is het een vrij schaarse tot mogelijk vrij talrijke broedvogel.
Status
Internationaal
De boomvalk heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de wereldpopulatie werd in 2001 geschat op meer dan 4.000.000 individuen. Dit aantal gaat achteruit. Het leefgebied wordt plaatselijk (Oekraïne) bedreigd door agrarische ontwikkeling waarbij oud bos wordt gekapt, de jacht (op Malta) en door verstoring (de vogel is zeer schuw). Verder vormen grote windmolenparken mogelijk een bedreiging. Echter, het tempo van achteruitgang ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de boomvalk als niet bedreigd op Rode Lijst van de IUCN.
In Nederland en Vlaanderen
Door de achteruitgang van het aantal broedvogels in Nederland staat hij als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst.De boomvalk staat niet op de Vlaamse Rode Lijst.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juli 24th, 2022 at 06:09
De zomertortel (Streptopelia turtur), vroeger bekend als tortelduif, is een lange-afstandstrekker uit de familie van de duiven (Columbidae). Het is de enige Europese duivensoort die ’s winters ten zuiden van de Saharaverblijft. De soort broedt in bosschages, houtwallen, bosranden, boerenerven en fruitboomgaarden in de buurt van landbouwgebieden.[2] De soort gaat sinds het midden van de 20e eeuw hard in aantal achteruit door de intensivering en homogenisering van de landbouw en anderzijds ook door de intense jachtdruk in de Mediterrane landen tijdens de trekperiode en in de overwinteringsgebieden.
Kenmerken
Zomertortel in de gemeente Nemšová(Slowakije)
De zomertortel wordt tussen de 25 tot 28 cm groot en is daarmee iets kleiner dan de Turkse tortel (Streptopelia decaocto). De soort is klein en slank met snelle, trekkende vleugelslagen. In de vlucht valt de witte buik en de donkere ondervleugels op. De zomertortel is kleurrijker dan de Turkse tortel en heeft oranjekleurige veren met zwarte vlekken. De staart is zowel van boven als van onderen zwart met een witte eindrand. De borst is roze en in de nek heeft hij aan beide kanten een klein, zwartgestreept plekje. Heeft een opvallende rode ring rondom het oog. Juveniele zomertortels hebben een grauwer verenkleed en missen de zwartgestreepte plekjes in de nek.De zomertortel lijkt vrij veel op de oosterse tortel (Streptopelia orientalis orientalis) die broedt vanaf de oostelijke hellingen van het Oeralgebergte en verder oostwaarts. In West-Siberië en lokaal aan de Europese zijde van de Oeral komt de soort sympatrisch voor met de zomertortel.De oosterse tortel is te onderscheiden aan het donkerdere verenkleed. Ook de vleugels zijn rossiger en donkerder en de staarteinden van de oosterse tortel zijn grijs in plaats van wit.
Voedsel
Het voedsel bestaat voornamelijk uit akkeronkruiden, maar zaden van gecultiveerde gewassen eten ze ook. Vooral tarwe en koolzaad lijken belangrijk te zijn.
Broeden
De zomertortel legt gewoonlijk twee witte eieren tussen de periode midden mei en midden juni. Deze worden meestal gedurende 13 à 14 (soms tot 16) dagen door zowel het mannetje als vrouwtje geïncubeerd. De jongen vliegen na circa 20 dagen uit en zijn kort daarna zelfstandig.Bouwt een plat, rommelig nest gemaakt van twijgen. In Engeland vertoonden de vogels een sterke voorkeur voor doornachtige struiken om in te broeden, met name eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en sleedoorn (Prunus spinosa).
Verspreiding
In het zomerhalfjaar zijn zomertortels aanwezig in grote delen van Europa, met uitzondering van de Scandinavische landen, het noorden van Rusland, Ierland, het noorden van het Verenigd Koninkrijk en de Alpen. De eerste vogels verschijnen meestal in de tweede helft van april in de broedgebieden. Ze trekken in augustus/september weer weg naar de overwinteringsgebieden. Broedt ook in delen van Noord-Afrika en van West-Azië tot aan het westen van China. Daarnaast broeden er geïsoleerde populaties in Egypte en het zuiden van de Sahara. Alle zomertortels die in Europa broeden, overwinteren in Afrika ten zuiden van de Sahara.
Leefgebieden
De zomertortel broedt in Europa voornamelijk in bosschages en boomopslag aan de randen van lichte, structuurrijke bossen, houtwallen die vaak liggen in landbouwgebieden met boerenerven en fruitboomgaarden.
Geluid
Het geluid is een diep koerend, turrrrr turrrrr turrrrr, dat meerdere keren herhaald wordt.
Ondersoorten
Streptopelia turtur rufescens in de omgeving van Aboe Simbel (Egypte)
De soort telt vier ondersoorten:
Oorzaak van de achteruitgang
Een van de belangrijkste oorzaken van de achteruitgang ligt in de Europese broedgebieden, waar ingrijpende veranderingen hebben plaatsgevonden in het landgebruik. Door de homogenisering en schaalvergroting van de landbouw is er minder voedselaanbod voor de soort. In veel gevallen zijn ook houtwallen en bosschages verwijderd uit landbouwgebieden die nestgelegenheid en dekking bieden. Daarnaast ondervindt de soort veel problemen in de trekperiode en overwinteringsgebieden. De soort is namelijk ook een populaire jachtbuit en wordt bejaagd voor consumptie, handelsdoeleinden of puur voor het plezier.
In 2015 heeft Birdlife International de illegale jacht in het Middellandse Zeegebied in kaart gebracht. De zomertortel is een soort die ondanks de wettelijke bescherming zeer zwaar te lijden heeft van de jacht. Het aantal zomertortels dat jaarlijks wordt doodgeschoten wordt op meer dan 1 miljoen geschat. Door de ligging zijn Malta en Cyprus een cruciale plaats voor de uitgeputte vogels om uit te rusten en daar lijken ze dan ook het meest kwetsbaar te zijn. De vogels worden meestal geschoten, maar vangst door middel van lijmstokken, touwen en netten komt ook voor.
In Nederland was de zomertortel voor 1950 (die toen nog tortelduif heette), een “zeer algemeen voorkomende” vogel en tussen 1973 en 1985 werd het aantal geschat op 35.000 tot 50.000.Daarna daalde het aantal zomertortels snel, volgens Sovon Vogelonderzoek Nederland met meer dan 5% per jaar sinds 1990. Tussen 1998 en 2000 werd het aantal broedparen op 10.000 tot 12.000 geschat Deze daling gaat sindsdien versneld door; in 2018 werd het aantal broedparen door Sovon geschat op 1200 tot 1400.[13] (10,6% achteruitgang per jaar sinds 1999).
Status
Tussen 1983 en 2011 werd de afname van het aantal zomertortels in heel Europa geschat op 73%. In 2015 werd de totale Europese populatie geschat tussen de 3,15 en 5,94 miljoen broedparen. Sinds 2015 staat de zomertortel als kwetsbaar op de Rode Lijst van de IUCN, zo ook op de Europese Rode Lijst.
De zomertortel is in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse Rode Lijst gezet. De zomertortel staat eveneens sinds 2004 op de Vlaamse Rode Lijst en wordt als bedreigd geclassificeerd.
In de Europese Unie staat de soort op Annex II van de Vogelrichtlijn. Daarnaast wordt hij ook beschermd op Appendix III van de Conventie van Bern.
De zomertortel is in 2004 als kwetsbaar op de Nederlandse rode lijst gezet. De tortelduif staat ook op de Vlaamse rode lijst als bedreigd. De soort staat (nog) als niet bedreigd op de internationale IUCN rode lijst.
zondag, juni 19th, 2022 at 09:18
witwangstern
De witwangstern (Chlidonias hybrida) is een vogel uit de familie van de meeuwen (Laridae) en de geslachtengroep sterns(Sternini)
Kenmerken
De witwangstern is 24 tot 28 cm lang en daarmee groter dan de zwarte stern en heeft ook langere poten en een forsere snavel. Hij lijkt meer op een visdief. Het verschil is de ondiep gevorkte staart. In de zomer is de vogel egaal grijs, met duidelijk witte wangen die contrasteren met de zwarte kopkap.
Leefwijze
Het voedsel bestaat uit insecten, larven, wormen, salamanders en kikkers.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit twee of drie olijfgroene eieren met bruine vlekjes en stipjes, die bij de stompe pool iets groter zijn.
Verspreiding en leefgebied
De vogel broedt in meren, moerassen en langs rivieren in Zuid- en Midden-Europa en verder tot diep in Azië en ook in Australië. Vogels uit Europa overwinteren in Afrika, oostelijker broedende vogels overwinteren in het Oriëntaals gebied en in Australazië.
De soort telt 3 ondersoorten:
- C. h. hybrida: van noordelijk Afrika en zuidwestelijk Europa tot Centraal-Azië, zuidoostelijk Siberië, China en Zuidoost-Azië.
- C. h. delalandii: zuidelijk en oostelijk Afrika en Madagaskar.
- C. h. javanicus: Australië.
Status
De witwangstern heeft een enorm groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op uitsterven uiterst gering. De grootte van de populatie is in 2015 geschat op 300.000 tot 1,5 miljoen individuen. Er is geen aanleiding te veronderstellen dat de soort in aantal achteruit gaat. Om deze redenen staat deze stern als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
In Nederland
In Nederland is de witwangstern een vrij zeldzame vogel die vóór 1966 een paar keer broedend is waargenomen. Het aantal bevestigde waarnemingen tussen 1980 en 1995 bedraagt 68. In 2012 na een lange periode van oostenwind streek een kolonie van 40 witwangsterns neer in de Oostpolder van de Hondsrug, welke tot nu elk jaar is teruggekeerd.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, juni 15th, 2022 at 19:20
Rode patrijs
De rode patrijs (Alectoris rufa) is een vogel uit de familie van fazanten (Phasianidae). Ze behoren tot de groep van de steenpatrijzen.
Kenmerken
De rode patrijs is 32 tot 35 cm lang. Alle steenpatrijzen lijken sterk op elkaar. De rode patrijs onderscheidt zich van de andere soorten (hoewel de verspreidingsgebieden niet overlappen) door een kleine witte keelvlek met een grove zwarte omranding. Verder heeft deze steenpatrijs een zwarte oogstreep, een witte wenkbrauwstreep en daarboven een grijze kruin.
Verspreiding en leefgebied
Er zijn drie ondersoorten:
Verwilderde populaties, die door uitzetting zijn ontstaan, lopen rond in het zuiden van Groot-Brittannië, Ierland, Griekenland, Algerije en Nieuw-Zeeland.
De vogel komt voornamelijk voor in laagland zoals akkers, weidegronden, heiden, braakliggende stenige terreinen, kuststroken en soms ook in berggebieden boven de boomgrens.
In België en Nederland zijn in de jaren 1960 ook pogingen gedaan de vogel uit te zetten in het wild. Maar in de 21ste eeuw zijn deze vogels van het toneel verdwenen.
Status
De grootte van de populatie wordt geschat op 6 tot 13,5 miljoen individuen. De aantallen gaan achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de rode patrijs als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
woensdag, juni 15th, 2022 at 19:04
Voedsel
De zwarte wouw is voornamelijk een aaseter, maar jaagt ook wel op kleine prooidieren als grote insecten, vissen, en kleine reptielen, vogels en zoogdieren.De zwarte wouw is voornamelijk een aaseter, maar jaagt ook wel op kleine prooidieren als grote insecten, vissen, en kleine reptielen, vogels en zoogdieren.
Verspreiding
In Europa treffen we de zwarte wouw vrij veel aan, het minst echter in Noord- en West-Europa. In Nederland is het een.
zeldzame doortrekker, hoewel de soort er incidenteel tot broeden komt.[3] Buiten Europa is de zwarte wouw zeer algemeen in delen van Afrika en Australië en in India. In veel tropische steden kunnen grote aantallen worden aangetroffen, onder andere op vuilnisbelten.
Er worden vijf ondersoorten van de zwarte wouw onderscheiden. Opmerkelijk is dat de zwarte wouw afwezig is in Indonesië ten westen van de Lijn van Wallace.
- Milvus migrans migrans: Deze ondersoort broedt in Centraal-, Zuid- en Oost-Europa en in West-Azië tot aan het noordwesten van Pakistan. De winters worden doorgebracht in Afrika bezuiden de Sahara.
- Milvus migrans lineatus: Deze ondersoort leeft in oostelijk Azië van Siberiëin het noorden tot Noord-India, noordelijk Indochina en Zuid-China in het zuiden.
- Milvus migrans govinda Deze ondersoort leeft in zuidelijk Azië van Pakistan in het westen tot Indochina en het Maleisisch schiereiland in het oosten.
- Milvus migrans affinis: Deze ondersoort leeft in Celebes, Nieuw-Guinea en Australië. In Australië komt de zwarte wouw in vrijwel het gehele land voor, Tasmanië, de oostkust van Victoria en Nieuw-Zuid-Wales, en de zuidwestpunt van West-Australië uitgezonderd. Deze roofvogel kan in grote groepen gezien worden langs wegen, aan de randen van bosbranden en op vuilnisbelten. Als opruimer van doodgereden dieren vervangt de zwarte wouw, samen met de wigstaartarend (Aquila audax), de gieren van de andere continenten in Australië. In het noorden van Australië is de zwarte wouw redelijk zeldzaam gedurende het regenseizoen, maar zeer algemeen tijdens het droge seizoen vanwege de dan algemene gras- en bosbranden in dit deel van Australië. Grote groepen zwarte wouwen verzamelen zich langs de vuurgrenzen op zoek naar vluchtende dieren.
- Milvus migrans formosanus: Deze ondersoort leeft in Taiwan en Hainan.(Tekst bron: nl.wikipedia.org)(bron: http://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juni 12th, 2022 at 21:30
Grote gele kwikstaar
De grote gele kwikstaart (Motacilla cinerea) is een zangvogel uit de familie kwikstaarten en piepers (Motacillidae).
Verspreiding en leefgebied
De soort telt drie ondersoorten:
In het voorjaar en ’s zomers zijn ze te vinden in de buurt van waterstroompjes, vooral in de bergen en heuvels. De vogel nestelt in holten in de buurt van water. ’s Winters bevinden ze zich bij lager gelegen water en aan de kust.De grote gele kwikstaart heeft een grijze rug en een gele buik. Mannetjes hebben ’s zomers bovendien een zwarte keel. Ze worden ongeveer 18 cm groot.
Voorkomen in Nederland en België
In Nederland en België komt de grote gele kwikstaart het gehele jaar voor.
Broedgevallen in Nederland
In Nederland broedden halverwege de jaren zeventig van de 20e eeuw 110 – 175 paren. In de periode 1998 – 2000 steeg dat aantal tot 240 – 300 paren. De meeste broedgevallen kwamen voor in de regio’s Twente, de Achterhoek en Zuid-Limburg. In 2006 werd de Nederlandse populatie geschat op 340 – 380 paren. De grote gele kwikstaart komt sinds het midden van de jaren negentig ook in andere regio’s voor, o.a. in Noord-Brabant.
Daarnaast worden tegenwoordig ook broedgevallen vastgesteld in bijvoorbeeld de stad Groningen, de stad Utrecht, in Zuidelijk Flevoland, in Noord- en in Zuid-Hollan
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)grote gele kwikstaart
dinsdag, mei 24th, 2022 at 07:57
Rode wouw
De rode wouw (Milvus milvus) is een roofvogel uit de familie van de havikachtigen (Accipitridae). De naam “milaan” (Duits: Rotmilan) wordt voor deze vogel niet meer gebruikt, hoewel hij in een straatnaam in Leiden nog voorkomt. De wetenschappelijke naam van de soort werd als Falco milvus in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Kenmerken
Een volwassen exemplaar is circa 62 centimeter groot, 750 tot 1000 gram zwaar en heeft een spanwijdte van ongeveer 160 cm. Het uiterlijk lijkt op dat van de buizerd, maar de rode wouw is meer roodachtig en heeft een diep gevorkte staart. De soort is hieraan te onderscheiden van de nauw verwante zwarte wouw, die een ondiep gevorkte staart heeft.
Leefwijze
De rode wouw jaagt op kleine en middelgrote zoogdieren en vogels, grote insecten, maar kan ook prooien van andere roofvogels afpakken. Daarnaast is hij een aaseter. Hij heeft een voorkeur voor halfopen landschappen, waar hij in landbouwgebieden kan jagen en in kleine bossen kan broeden.
Voortplanting
Het legsel bestaat meestal uit twee eieren en maximaal zes eieren.
Broedgebied
De rode wouw is deels trekvogel en komt als broedvogel voor in grote delen van Centraal- en Zuid-Europa. Vooral in Duitsland en Frankrijk komen grote populaties voor. Duitsland herbergt 30% van de totale broedpopulatie in Europa. Daarnaast kan de rode wouw broedend worden aangetroffen in Spanje, Portugal, Italië, Zwitserland, Oostenrijk, Polen, de Baltische staten, West-Rusland, Hongarije, Slowakije, Tsjechië, Roemenië, Bulgarije, de Kaukasus, Wit-Rusland, de landen van voormalig Joegoslavië en Noord-Afrika. In Scandinavië is de soort beperkt tot Zuid-Zweden en het eiland Gotland. In Groot-Brittannië en Ierland ontbrak de soort, met uitzondering van een geïsoleerde populatie in het zuiden van Wales. Dit was veroorzaakt door het afschieten van de rode wouw in de afgelopen twee eeuwen. Herintroductie in Engeland, Schotland en Ierland sinds 1990 verloopt echter succesvol. In het voorjaar van 2011 werden bij een vogeltelling in Britse tuinen zo’n 2.000 broedende paren geteld. Er zijn nu in 2020 circa 10.000 rode wouwen in Engeland. In Nederland en België is de rode wouw een onregelmatige broedvogel.
Er worden 2 ondersoorten onderscheiden:
- M. m. milvus: van Europa en noordwestelijk Afrika tot het Midden-Oosten.
- M. m. fasciicauda Hartert, 1914: Kaapverdië.
Overwinteringsgebied
De rode wouw overwintert voornamelijk in Zuid-Europa en Noord-Afrika, deels ook elders in Afrika. Hij komt het gehele jaar door in Spanje, Portugal, Italië en de Balkan voor. In de winter komt hij ook in Griekenland voor.
Voorkomen en status in Nederland en Vlaanderen
In Nederland is de rode wouw vooral een regelmatige doortrekker in klein aantal in voor- en najaar. De soort is echter ook een onregelmatige broedvogel. In de periode 1973-1977 werden 2 zekere en 6 waarschijnlijke broedgevallen vastgesteld, in 1977-2000 waren er minstens 10 pogingen tot broeden. In 1975-1999 zijn 55 dood gevonden rode wouwen onderzocht en toen bleek dat 45 dieren vergiftigd waren. Volgens SOVON waren er in 1998-2007 geen broedgevallen in Nederland. In 2008 werd door Natuurmonumenten weer een broedgeval in Oost-Groningen gemeld, waarbij een jong werd grootgebracht. Tien jaar later werden in Nederland, verspreid over het zuiden en oosten van het land, ruim 15 nesten geteld. Bij een daarvan, in de buurt van Deventer, werd toen al vijf jaar achtereen hetzelfde koppel vogels waargenomen dat ten minste tweemaal een nest met drie kuikens had.
In Vlaanderen is de rode wouw een onregelmatige broedvogel. In 1998 vond een geslaagd broedgeval plaats in Ursel (Oost-Vlaanderen), in 2000 een mislukt broedgeval in Ieper (West-Vlaanderen). In de zomer van 2014 was er een geslaagde broed in het Dijleland (Vlaams-Brabant).
De rode wouw is in 2004 niet op de Nederlandse Rode Lijst gezet. De soort staat wel op de Vlaamse Rode Lijst als zeldzaam. De rode wouw staat als niet bedreigd op de internationale Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
dinsdag, april 19th, 2022 at 10:00
Koereiger
De koereiger (Bubulcus ibis) is een kleine witte reigersoort.
Inhoud
- 1 Beschrijving
- 1.1 Uiterlijke kenmerken
- 1.2 Voedsel
- 1.3 Voortplanting
- 2 Verspreiding en leefgebied
- 2.1 Voorkomen in Nederland
- 2.2 Suriname
Uiterlijke kenmerken
De koereiger is 45 tot 52 cm lang. Het is een vrij kleine, compacte, actieve, witte reiger met een korte, vaak ingetrokken nek. Buiten de broedtijd is de vogel egaal wit, met een gele snavel en geelgrijze poten. In de broedtijd kleurt de snavel iets meer naar oranjegeel, de poten zijn dan ook lichter en er zijn oranje veren op de kruin, borst en mantel.
Voedsel
De vogel dankt zijn naam (ook zijn Latijnse: bubulcus betekent ossendrijver) aan het feit dat hij vaak in groepjes het vee op de weide vergezelt. Grazend vee jaagt vaak insecten, kikkers, muizen en andere kleine dieren uit hun schuilplaats die de vogel graag eet. Ze staan ook vaak op de rug van grazende zoogdierenKoereigers nestelen vaak in gezelschap van andere reigersoorten.
Voortplanting
In het broedseizoen heeft de koereiger een kenmerkend broedkleed.Koereigers nestelen vaak in gezelschap van andere reigersoorten
Verspreiding en leefgebied
Van oorsprong komt de soort uit Afrika en bewoonde daar draslanden, cultuurland en graslanden. De vogel heeft zich sinds het begin van de twintigste eeuw (waarschijnlijk op eigen kracht) verspreid over Zuidwest-Europa en is in de jaren 1930 ook de Atlantische Oceaan overgestoken en heeft zich binnen 40 jaar via Zuid-Amerika over dit continent in zowel zuidelijke als noordelijke richting, tot in Noord-Amerika uitgebreid.
De koereiger broedde in 1968 voor het eerst in Zuid-Frankrijk.
Voorkomen in Nederland
De documentatie over de eerste waarnemingen van koereigers in Nederland in de jaren 1960 zijn enigszins “vervuild” door waarnemingen van vogels die afkomstig zijn uit gevangenschap. Tussen 1973 en 1996 werd de vogel 84 keer waargenomen, waarvan 57 waarnemingen tussen 1980 en 1996. In 1998 vond een kleine invasie plaats met zeker 20 exemplaren; in dat jaar broedden de eerste koereigers in Nederland (op Oostvoorne).
De koereiger geldt anno 2012 als een zeldzame vogel en onregelmatige broedvogel.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
dinsdag, april 19th, 2022 at 09:30