Home
De roodkopklauwier (Lanius senator) is een zangvogel uit de familie van klauwieren (Laniidae). De wetenschappelijke naam van de soort werd in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Kenmerken
Het volwassen mannetje heeft een roodbruine kap tot op het achterhoofd. Hij heeft een zwarte band door de ogen. Zijn buik is wit en de mantel is zwart. De opvallende witte vlek op de vleugel is goed te zien in de vlucht. In vlucht is er op de staart een zwarte vlek te zien met witte randen. Er is een oranje vleem onder de vleugel. Het vrouwtje ziet er hetzelfde uit als het mannetje alleen heeft zij een iets lichtere kap.
- Lengte: 17-19 cm
- Gewicht: 25-35 g
Leefwijze
Het voedsel bestaat uit (grote) insecten, jonge muizen, hagedissen en zelfs kleine vogels.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit vijf tot zes lichtgroene tot geelbruine eieren met grijze ondervlekken en grijsbruine of bruingroene vlekjes, die in een nest hoog in de bomen worden gelegd.
Verspreiding en leefgebied
De vogel komt voor als broedvogel in Zuid-Europa, het Midden-Oosten en Noordwest Afrika en overwintert in tropisch Afrika. De roodkopklauwier is een trekvogel, de broedvogels uit Europa trekken in het najaar naar Afrika. De roodkopklauwier komt voor bij boomgaarden en in open terrein met hier en daar verspreide bosjes.
Er worden 4 ondersoorten onderscheiden:
- L. s. senator – centraal en zuidelijk Europa en noordelijk Afrika
- L. s. rutilans Lefranc & Worfolk, 1997 – het Iberisch Schiereiland en noordwestelijk Afrika; wordt vaak bij de nominaatvorm inbegrepen
- L. s. badius Hartlaub, 1854 – de westelijke mediterrane eilanden
- L. s. niloticus (Bonaparte, 1853) – van Cyprus en zuidelijk Turkije tot Iran
Status
De roodkopklauwier heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor alleen al is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de populatie wordt geschat op 2 tot 7,2 miljoen individuen. Deze klauwier gaat in aantal achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de roodkopklauwier als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
Status in Nederland en België
De roodkopklauwier was tot 1957 een zeer zeldzame broedvogel in Nederland. De laatste broedgevallen waren in Zuid-Limburg. In België was deze klauwier nog broedvogel tot in 1997 (18 broedgevallen tussen 1967 en 1997). Daarnaast zijn er 81 losse waarnemingen in Nederland tussen 1957 en 1996. Volgens SOVON is het nu een zeldzame vogel die vooral in april tot juni wordt gezien. De roodkopklauwier is in 2004 als verdwenen als broedvogel op de Nederlandse rode lijst gezet. De soort staat als zeldzaam op de Vlaamse rode lijst.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, september 15th, 2019 at 10:19
Kuifleeuwerik
De kuifleeuwerik (Galerida cristata) is een vogel uit de familie van leeuweriken (Alaudidae). De naam danken ze aan de grote kuif.
Kenmerken
Deze vogel heeft een bruine gevlekte borst. Op de kop prijkt een goed zichtbare kuif, waarvan de veren achter de kop uitsteken.
Leefwijze en voortplanting
Het voedsel bestaat uit rupsen, sprinkhanen en regenwormen. Soms eet de kuifleeuwerik ook zaden. Het nest wordt gebouwd in de luwte van struiken of een kluit aarde. Het legsel bestaat uit drie tot vijf eieren, die door het vrouwtje 11 tot 13 dagen worden bebroed. Beide ouders zorgen voor de jongen.
Verspreiding en leefgebied
De Kuifleeuwerik is van oorsprong een bewoner van steppen en woestijnachtige gebieden. Hij komt voor in Afrika, Azië en vrijwel geheel Europa met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Scandinavië en Noord-Rusland. De soort neemt in West-Europa snel in aantal af. Hij was in de Lage Landen vooral te vinden in de zeereep, aan stads- en dorpsranden, op braak liggende terreinen, vuilnisbelten en dergelijke.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
De kuifleeuwerik vestigde zich pas in de 19de eeuw in Nederland, nam toen toe tot in de jaren 1950 en 1960; toen broedden er naar schatting 5.000 tot 10.000 paar. In de jaren 1970 begon een snelle daling. In 1995-1997 waren er nog maar 100 – 300 paar. Volgens SOVON waren er in 1998-2000 nog ca 70 paar. De soort is in 2004 als ernstig bedreigd op de Nederlandse rode lijst gezet. De vooralsnog laatste maal dat een territorium van de kuifleeuwerik in Nederland werd vastgesteld was in 2015 bij Den Bosch. De meest waarschijnlijke oorzaak voor het verdwijnen van de vogel vormt de veranderde stedenbouw: een compactere bouw, geen verwaarloosde veldjes meer met onkruid maar netjes onderhouden groen. De soort staat ook in Vlaanderen op de Rode Lijst als ernstig bedreigd. In 2013 werden er nog slechts enkele broedparen geteld.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
dinsdag, juli 16th, 2019 at 15:42
Ralreiger
De ralreiger (Ardeola ralloides) is een vogel uit de familie der reigers.
Kenmerken
De ralreiger is een vrij kleine reiger, 40 tot 49 cm lang met een spanwijdte van 71 tot 86 cm. De vogel is als hij zit of staat overwegend geelbruin. De hals is grijs gestreept. In het zomerkleed hebben volwassen ralreigers rode poten en sierveren. In winterkleed zijn de poten geelgroen. Als de vogel opvliegt lijkt hij overwegend wit, want de bovenkant van de uitgeslagen vleugels en de staart zijn wit.
Verspreidingsgebied
De vogel heeft een vrij groot, maar zeer verbrokkeld verspreidingsgebied in Zuid-Europa, Turkije en het Nabije Oosten tot in het dal van de Nijl. Het is een vogel van drasland zoals rivierdalen, meren, irrigatiekanalen, sloten en rijstvelden maar met een voorkeur voor rijk begroeide zoetwatermoerassen. De vogel broedt in kleine kolonies in bomen en struikgewas in moerasgebieden, vaak samen met andere reigers. De ralreiger is een trekvogel die overwintert in Afrika ten zuiden van de Sahara. In het Nijldal is de vogel standvogel.
Voorkomen in Nederland
De ralreiger was in de 19de eeuw broedvogel. Sindsdien is hij een dwaalgast. Er zijn 35 bevestigde waarnemingen gedaan tussen 2000 en 2012.
Voorkomen in België
De eerste bekende Belgische waarneming van een ralreiger gebeurde in Zoutleeuw in 1905. Tot in de jaren 90 werd hij slechts zelden waargenomen, maar sindsdien is hij bijna elk jaar gespot.
Status
De ralreiger heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) klein. De grootte van de populatie is niet gekwantificeerd, maar de aantallen broedvogels gaan achteruit door aantasting van de leefgebieden. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de ralreiger als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, juli 13th, 2019 at 09:38
Blonde tapuit
De blonde tapuit (Oenanthe hispanica) is een zangvogel uit de onderfamilie Saxicolinae, vroeger (en in betrekkelijk recente veldgidsen) de kleine lijsterachtigen of lijsters en tapuiten genaamd. Deze onderfamilie is nu ondergebracht bij de familie van de vliegenvangers.
Kenmerken
De vogel is 13,5 tot 15,5 cm lang, het is een relatief kleine tapuit met een lange staart. Kenmerkend is de okergele rug. Het mannetje heeft in de broedtijd een brede, zwarte oogstreep bij de oostelijke ondersoort soms doorlopend in een donkere keel, terwijl de westelijke ondersoort een lichte keel heeft. Het vrouwtje is vrij egaal geelbruin.
Verspreiding en leefgebied
De soort telt twee ondersoorten:
Het leefgebied bestaat uit open landschap, ruig beweid gebied met her en der struiken en soms wat bomen, vaak met een stenige ondergrond. Ook in heuvelland, maar meestal lager dan 600 m boven zeeniveau. De blonde tapuit is een trekvogel die overwintert in het Sahelgebied.
Status
De grootte van de populatie werd in 2004 geschat op 5,68 tot 19,8 miljoen individuen. Deze tapuit gaat in aantal achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de blonde tapuit als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zaterdag, juli 13th, 2019 at 09:26
Griekse wimpelstaart
De Griekse wimpelstaart of Sierlijke wimpelstaart (Nemoptera coa) is een netvleugelig insect uit de familie van de Nemopteridae.
De wetenschappelijke naam van de soort werd als Panorpa coa in 1758 gepubliceerd door Carl Linnaeus.
Netvleugeligen
De netvleugeligen (Neuroptera, verouderd: Planipennia) zijn een orde van insecten die gekenmerkt worden door de dakpansgewijze vorm van de vleugels. De netvleugeligen hebben hun naam te danken aan de doorzichtige vleugels met een duidelijk zichtbare vleugeladering, in tegenstelling tot de meeste insecten. De grootvleugeligen (Megaloptera) en de kameelhalsvliegen (Raphidioptera) delen dit kenmerk maar de netvleugeligen zijn te onderscheiden aan de aders die zich naar de vleugelrand toe vertakken.
De larven verschillen duidelijk van alle andere insectengroepen door de zuigende monddelen: deze zijn lang en smal en naar voren gericht (dolkvormig).
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juli 7th, 2019 at 10:05
De hop (Upupa epops) is een vogel uit de familie hoppen (Upupidae).
Kenmerken
De hop is gemakkelijk te herkennen aan het roodbruine verenkleed met een lange zwart gepunte kuif, die kan worden opgezet als de vogel opgewonden is. De staart en de vleugels zijn zwart en getekend met brede witte strepen. De snavel is lang en dun. Een opvallende eigenschap is de uitgesproken stank die het dier verspreidt omdat enerzijds het nest nooit wordt schoongemaakt (voedselafval en mest blijven achter) en anderzijds omdat het vrouwtje een klier heeft aan de basis van haar staart, die tijdens de broedtijd een zware stank verspreidt. Een bijnaam voor de hop is dan ook drekhaan. De hop is een insectenetende weidevogel. De roep van de hop klinkt als hoep, hoep, en hoewel het geluid niet luid is, is het toch op grote afstand hoorbaar. De lichaamslengte bedraagt 26 tot 28 cm[2] en het gewicht 75 gram.
Leefwijze
Zijn voedsel bestaat voornamelijk uit grote insecten, regenwormen, naakt- en huisjesslakken en spinnen, maar ook hagedissen staan op het menu.
Voortplanting
Het nest wordt gebouwd in een boomholte, waarin het wijfje ongeveer 5 eieren legt. Het wijfje en de jongen verdedigen zich tegen vijanden door deze te besproeien met een stinkende vloeistof.
Het ei van de hop is blauwgrijs tot groenbruin gekleurd. De kleur is afhankelijk van het vrouwtje: door vet uit de stuitklier op het ei over te brengen, wordt het oorspronkelijk blauwgrijze ei meer groenbruin. Dat vet wordt tijdens het broeden rechtstreeks overgebracht of via de veren op de buik. De stof heeft dankzij zijn bacteriële samenstelling een antimicrobiële werking, die het ei hierdoor beschermt tegen infecties. Hoe donkerder de stof, hoe meer “goede” bacteriën de stof bevat en hoe werkzamer.
Verspreiding
De hop komt vooral voor in gematigd- en subtropisch Europa van open bossen tot grassteppen en woestijnachtige omgevingen. Het Iberisch Schiereiland is verreweg het belangrijkste broedgebied. Hoppen worden vooral aangetroffen in stenige gebieden, op muurtjes en rond ruïnes. Ze overwinteren in Zuid-Europa en Afrika.
De soort telt 6 ondersoorten:
U. e. epops: van noordwestelijk Afrika en Europa tot het zuidelijke deel van Centraal-Rusland, noordwestelijk China en noordwestelijk India.
U. e. ceylonensis: centraal en zuidelijk India en Sri Lanka.
U. e. longirostris: van noordoostelijk India tot zuidelijk China, Indochina en noordelijk Malakka.
U. e. major: Egypte.
U. e. senegalensis: van Senegal en Gambia tot Somalië.
U. e. waibeli: van Kameroen tot noordwestelijk Kenia en noordelijk Oeganda.
In Nederland is de hop een doortrekker in uiterst klein aantal die vooral in april/mei en september/oktober weleens gezien wordt. Daarnaast broedt de vogel incidenteel (0-2 paar in de periode 1992-97). In België wordt broeden ook sporadisch gesignaleerd. De hop komt in grote delen van Afrika en Azië voor (zie verspreidingskaart).
Status in Nederland en Vlaanderen
Voor 1925 was de hop nog een regelmatig voorkomende broedvogel in Oost- en Zuid-Nederland. Tussen 1925 en 1940 verdween de vogel geleidelijk uit Nederland. Er waren oplevingen in de periode 1941-45 en 1966-70, met jaren waarin er 10 paar hoppen broedden. Sinds 1970 gaat het hoogstens om 1 of 2 paar.
Tussen 1989 en 1998 zijn er 264 waarnemingen van doortrekkers, met een maximum van meer dan 50 waarnemingen in de laatste 10 dagen van april. Het aantal waargenomen hoppen nam af tussen 1997 en 2007. Omdat de hop praktisch als broedvogel niet meer voorkomt, staat hij als verdwenen op de Nederlandse rode lijst en Vlaamse rode lijst. Internationaal is het geen bedreigde soort, en staat als niet bedreigd op de internationale IUCN-lijst.
(Tekstbron: Vogelbescherming.nl)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
zondag, juni 9th, 2019 at 11:11
Turkse boomklever
De Turkse boomklever (Sitta krueperi) is een oscine zangvogel die broedt in Zuidoost-Europa, Klein-Azië en de Kaukasus, voornamelijke in naaldbossen op berghellingen.
Kenmerken
De Turkse boomklever lijkt wat op de boomklever, hij is een ietsje kleiner (11,5-12,5 cm) dan de gewone boomklever (12-14,5 cm), heeft een kortere snavel, een kleine kop met een duidelijke zwarte oogstreep en daarboven een smalle witte wenkbrauwstreep. De Turkse boomklever verschilt van de Corsicaanse boomklever en de Algerijnse boomkleverdoor een opvallende roodbruine vlek op de borst.
Verspreiding en leefgebied
De vogel komt voor op Lesbos (Griekenland), in Turkije, Georgië en Karatsjaj-Tsjerkessië (Rusland). Op Lesbos bewoont de Turkse boomklever dennenbossen op hoogstens 200 m boven de zeespiegel, in Turkije dennenbossen (vooral met Turkse den) op berghellingen tussen de 1200 en 1700 m, en in de Kaukasus ook in sparrenbossen tot op 2400 m hoogte.
Status
Het leefgebied van de Turkse boomklever in Turkije krimpt door stadsuitbreiding en de aanleg van recreatiewoningen waarvoor dennenbossen in de bergen moeten wijken. De populatie boomklevers gaat daardoor in aantal achteruit. De achteruitgang is echter geen bedreiging voor het voortbestaan van de soort, daarom staat de vogel sinds 2015 als niet bedreigd op de internationale rode lijst.
Wetenschappelijk
Stam: Chordata (Chordadieren)
Klasse: Aves (Vogels)
Orde: Passeriformes (Zangvogels)
Familie: Sittidae (Boomklevers)
Geslacht: Sitta
Soort: Sitta krueperie
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, mei 31st, 2019 at 08:39
Smyrnagors
De smyrnagors (Emberiza cineracea) is een vogel uit de familie Emberizidae (gorzen).
Kenmerken
De smyrnagors meet van het puntje van de snavel tot het uiteinde van de staart 16,5 centimeter en weegt gedurende het broedseizoen tussen de 20 en 24 gram. Het bovendek is bruin, de borst en buik zijn grijs en de keel is geel. Het mannetje heeft daarbij een gele kop.
De roep klinkt als tsip; de zang is kort en zoemend, frases worden herhaald in klimmen daarbij in tempo.
Voortplanting
Het legsel bestaat uit 3 witte of grijsblauwe donkerder gevlekte eitjes die 21 millimeter groot zijn.
Verspreiding en leefgebied
Deze soort komt in Europa uitsluitend voor als broedvogel op de Griekse eilanden Skyros, Lesbos and Chios en is lid van de gorzenfamilie. Daarnaast broedt de soort nog in het westen van Turkije en in Iran. Berichten als zou deze soort ook in Syrië en Irak broeden zijn nog onbevestigd. De soort trekt in de winter weg naar de Hoorn van Afrika maar ook de verspreiding daar is goeddeels onbekend. De soort telt twee ondersoorten:
- E. c. cineracea: de oostelijke Griekse eilanden en zuidwestelijk Turkije.
- E. c. semenowi: zuidoostelijk Turkije en zuidwestelijk Iran.
De smyrnagors broedt op rotsige berghellingen begroeid met kort gras en droog struikgewas.’s Winters verblijft de vogel in vergelijkbaar gebied, vaak langs zeekusten. De vogel is als dwaalgast waargenomen in Denemarken, Noorwegen, Oman, Tunesië en Oezbekistan.
Status
De smyrnagors heeft een beperkt verspreidingsgebied en daardoor is de kans op uitsterven aanwezig. De grootte van de populatie werd in 2015 door BirdLife International geschat op 6.400 tot 11.400 individuen en de populatie-aantallen nemen af door habitatverlies. In het broedgebied treden veranderingen op in het begrazingsbeheer en daarom staat deze gors als gevoelig op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, mei 31st, 2019 at 08:24
Izabeltapuit
De izabeltapuit (Oenanthe isabellina) is een zangvogel uit de familie Muscicapidae (vliegenvangers).
Kenmerken
De vogel is 15 tot 16,5 cm lang. De vogel is lastig te onderscheiden van een gewone tapuit in zijn eerste winterkleed. Mannetje en vrouwtje verschillen onderling nauwelijks. Het verenkleed is overwegend zandkleurig. De stuit is wit en de staart heeft een zwarte T-vormige tekening. Karakteristieke verschillen zijn: geelbruine in plaats van rossige oorstreek, een zwart vlekje (de duimvleugel) op de vleugelboog, een bredere zwarte eindrand op de staart en een opvallende, rechtopgaande houding tijdens stilstaan bij het foerageren op de grond.
Verspreiding en leefgebied
Deze soort komt voor in ZO-Europa, Klein Azië en delen van zuidelijk en zuidwestelijk Azië. Het leefgebied bestaat uit vlakten en hellingen met kort gras in het overgangsgebied tussen steppe en halfwoestijn. Vaak in stenig terrein en ook wel aan de voet van berghellingen.
Het is een trekvogel die ’s winters verblijft in het westen van het Indische subcontinent, het Arabische schiereiland en grote delen van Afrika onder de Sahara.
Voorkomen in West-Europa
Tijdens de trek is de vogel dwaalgast in tal van West-Europese landen. In Nederland zijn er 7 bevestigde waarnemingen tussen 1996 en 2013.
Status
De grootte van de populatie werd in 2004 ruw geschat op 26,3 tot 378 miljoen individuen. Men veronderstelt dat de soort in aantal stabiel is. Om deze redenen staat de izalbeltapuit als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, mei 31st, 2019 at 08:17
De zwartkopgors (Emberiza melanocephala) is een vogel uit de orde der zangvogels (Passeriformes).
Kenmerken
Deze vogel wordt 15,5-17,5 centimeter lang en de vogel weegt ongeveer 23-33 gram. Het mannetje heeft een kastanjebruine rug, zwarte en beige vleugels en gele onderdelen. Een zwarte kruin reikt tot aan het oog en de oorstreek. Het vrouwtje heeft een grijsachtige kruin en rug, met lichte onderdelen en een gele zweem over de borst en de onderstaart.
De zang is een trage weergave van vier of vijf noten.
Leefwijze
Het voedsel bestaat uit insecten, zaden en bessen.
Voortplanting
De vogel bouwt zijn nest, met een kommetje, op de grond of maximaal een meter boven de grond in een struik. Het vrouwtje legt daarin vier of vijf bruin gespikkelde, blauwe eieren. Ze worden in 10-14 dagen uitgebroed door beide geslachten. De jongen vliegen na 13-16 dagen.
Verspreiding en leefgebied
De vogel houdt zich het liefst op in open gebieden met verspreide bomen en wijngaarden. Aan de kust zoekt hij vooral de warmere gebieden op. Hij leeft hoofdzakelijk in laaglandgebieden maar in Turkije is hij gezien tot op 2100 meter hoogte, heel soms op 2900 m.
Deze vogel is een zomergast in bepaalde delen van Italië, de kusten van Kroatië, Albanië, Griekenland en Bulgarije. Oostwaarts leeft hij verspreid over Turkije, Cyprus en het Midden-Oosten. Hij overwintert in het noordwesten van India. De volledige populatie trekt via Iran en Pakistan naar winterplaatsen.
Status
De zwartkopgors heeft een groot verspreidingsgebied en daardoor is de kans op de status kwetsbaar (voor uitsterven) gering. De grootte van de populatie wordt geschat op 11,4 tot 55,8 miljoen individuen. Deze gors gaat in aantal achteruit. Echter, het tempo ligt onder de 30% in tien jaar (minder dan 3,5% per jaar). Om deze redenen staat de zwartkopgors als niet bedreigd op de Rode Lijst van de IUCN.
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
vrijdag, mei 31st, 2019 at 08:09