Blauwborst
28-04-2017
07-06-2016
08-04-2016
08-04-2016 08-04-2016 23-04-2013
De blauwborst (Luscinia svecica) is een zangvogel uit de onderfamilie Saxicolinae en is verwant aan de nachtegaal.
Kenmerken
In het voorjaar heeft het mannetje een helderblauwe keel en borst, afgezet met een zwarte en roodbruine band. ’s Winters vervaagt de blauwe kleur enigszins. De blauwborst meet van kop tot puntje van de staart circa 14 centimeter.
Leefwijze
Zijn voedsel bestaat hoofdzakelijk uit insecten, in de nazomer eet hij ook wel bessen. Het is een snelle vlieger, die meestal verborgen leeft in de vegetatie.
Voortplanting
Het nest is aan de binnenzijde gevoerd met paardenhaar of pluisjes en bevindt zich goed verborgen tussen de vegetatie op de bodem. Het legsel bestaat uit 5 tot 6 groenachtige eieren met fijne roodbruine stippen. De broedtijd neemt ongeveer 14 dagen in beslag. Beide ouders belasten zich met de zorg.
Verspreiding en leefgebied
Het broedgebied ligt in noordelijk Europa. ’s Winters trekt de vogel naar gebieden langs de Middellandse Zee of verder Afrika in.
Voorkomen in Nederland en Vlaanderen
De blauwborst is een stuk minder bekend dan de roodborst die ook tot dezelfde onderfamilie behoort. De soort broedt in lastig toegankelijk moerasgebied en trekt ’s winters weg. Het roodborstje daarentegen broedt in bossen, tuinen en parken en is het hele jaar te zien en te horen. De blauwborst was tussen ca. 1900 en 1975 in Nederland en Vlaanderen een geleidelijk in aantal afnemende vogelsoort die broedde in kleine veenmoerassen, broekbossen langs beken en in grienden. Deze biotoop werd steeds zeldzamer door drooglegging en herverkaveling. Rond 1975 kwam hierin kentering. Door de afsluiting van het Haringvliet ontstonden verruigde, natte wilgenbossen in de Biesbosch. Ook in Flevoland ontstonden grote, moerassige natuurgebieden, evenals in het rivierengebied (‘ruimte voor de rivieren’). Dit leidde ertoe dat de blauwborst tussen ca. 1975 en 2005 geleidelijk toenam.
In Vlaanderen komt de blauwborst voor in kreken, opgespoten vlaktes en riviervalleien. De soort breidt zich ook daar verder uit, zelfs naar beekoevers in verder intensief gebruikte landbouwgebieden.
Ondersoorten
Er zijn tien ondersoorten. In Noord-Eurazië tot aan Alaska komt de nominaat voor, een roodgesterde vorm: L.s. svecica. In Nederland en Vlaanderen broedt de witgesterde ondersoort, L. s. cyanecula.
- L. s. svecica: noordelijk Europa, noordelijk Azië, noordelijk Alaska en noordwestelijk Canada.
- L. s. namnetum: zuidwestelijk en centraal Frankrijk.
- L. s. cyanecula: van Nederland, oostelijk Frankrijk en centraal Spanje tot Wit-Rusland en noordwestelijk Oekraïne.
- L. s. volgae: noordoostelijk Oekraïne, centraal en oostelijk europees Rusland.
- L. s. magna: oostelijk Turkije, de Kaukasus en noordelijk Iran.
- L. s. pallidogularis: Kazachstan en Turkmenistan.
- L. s. abbotti: noordelijk Afghanistan, noordelijk Pakistan en de noordwestelijke Himalaya.
- L. s. saturatior: de bergen van centraal Azië.
- L. s. kobdensis: westelijk Mongolië en westelijk China.
- L. s. przevalskii: centraal China.
(Tekst bron: wikipedia.org)
(bron: wmnatuurfotografie.nl)
Laat een reactie achter