Grote zaagbek
Grote zaagbek
De grote zaagbek (Mergus merganser) is een vogel uit de familie Anatidae (Zwanen, ganzen en eenden). Het dier komt voor in zowel het Palearctisch als het Nearctisch gebied.
Kenmerken
Deze dieren hebben een slank, gestroomlijnd lichaam. Ze kunnen uitstekend vliegen, ondanks hun kleine vleugels en zwaar lichaam. De lange smalle snavel heeft gezaagde randen, vandaar de naam. Vrouwtjes zijn grijs met bruin, met een roodbruine kop, mannetjes bleekroze met een zwarte rug en een groene kop. De lichaamslengte bedraagt 58 tot 66 cm en het gewicht 1,5 tot 2 kg. De vogel kan een snelheid halen van 100 km/uur.
LEEFWIJZE
BROEDEN
Start eind maart – april met broeden, tot uiterlijk augustus. Is vrij plaatstrouw en keert terug naar een goede broedplaats aan meren en traag stromende rivieren in bosrijke gebieden. Heeft één legsel van 8 tot 12 eieren, maar grotere aantallen komen voor, vermoedelijk door het dumpen van eieren door anderen. Broedt in paartjes of losse groepen.
LEEFGEBIED
Overwintert op grote niet bevroren meren, rivieren en lagunes, waar genoeg vis te vinden is. De grote zaagbek heeft een voorkeur voor zoet water en komt slechts zelden op zout water voor. In het broedseizoen zoekt de grote zaagbek brede, langzaam stromende rivieren en meren op, omgeven door uitgestrekte bossen met oude bomen.
VOEDSEL
De grote zaagbek eet puur dierlijk materiaal. Met zijn smalle spitse snavel richt hij zich geheel op de vangst van vis, ongewervelden en soms een amfibie of jong zoogdier of vogeltje.
VOGELTREK
Noordelijke populaties van deze soort trekken in februari – maart naar de broedgronden in Scandinavië en Rusland, waar ze omstreeks maart aankomen. In oktober vliegen ze vervolgens naar de zuidelijk gelegen overwinteringsgebieden. Bepaalde andere populaties zijn standvogels of trekken slechts over kleine afstanden, op zoek naar een aangenaam klimaat om te overwinteren.
Verspreiding
Deze soort komt voor in de meest uiteenlopende habitats in Noord-Amerika, Europa en Azië. Dit dier is deels trekvogel.
De soort telt 3 ondersoorten:
- M. m. merganser: IJsland en noordelijk Eurazië.
- M. m. orientalis: centraal Azië.
- M. m. americanus: Canada en de westelijke Verenigde Staten.
HERKENNING
Grote langwerpige eend met een opvallend lange, dunne snavel. Volwassen mannetjes zijn grotendeels wit met een zwart- groene kop en bovenhals. De bovenkant van het lijf is zwart. In de vlucht heeft de man veel wit op de vleugels. In de winter en het vroege voorjaar en lichtroze gloed. Vrouwtjes hebben een overwegend grijs lichaam met een lichtere borst die scherp is afgesneden door de donker roodbruine hals en kop. Vrouwtjes hebben een volle kuif, terwijl mannetjes een apart ‘bol’ achterhoofd hebben.
Zie ook
(Tekst bron: nl.wikipedia.org)
(bron: https://wmnatuurfotografie.nl)
Laat een reactie achter